genezen van zijn ziekte. Even vlug en flink als hij altijd geweest was sprong hij op en zei tot den baars:
- Ik zal u nooit kunnen vergelden, wat gij voor mij gedaan hebt.
De baars zei:
- Ik wensch ook geen vergelding. Ik zal overgelukkig zijn als wij samen in vriendschap en gezondheid verder mogen leven.
Gezwind vloog de eekhoorn langs een boomstam in de takken, Van nu af aan zagen de eekhoorn en de baars elkander weer iederen dag: 's Morgens riepen zij naar elkaar, wenschten elkaar goeden morgen, vroegen naar elkaars wedervaren, 's avonds wenschten zij elkander goeden avond, zij waren in een nog inniger vriendschap met elkander verbonden dan te voren.
Op zekeren dag echter riep de eekhoorn langs den waterkant tevergeefs naar den baars.
- Baars! Baars! Mijn vriend!
De baars antwoordde niet. De eekhoorn gleed boom in, boom uit, riep, daalde tot vlak langs het water, hij zocht bij elke diepe plek in de rivier, in iederen bocht, maar nergens zag hij den baars. Ten hoogste ongerust bleef hij zoeken tot hij na langen tijd dicht bij den oever in 't riet den baars vond, die doodziek was en op sterven lag. De eekhoorn zei:
- Hoe komt het, mijn vriend, dat ik zoo lang naar je heb moeten zoeken? Als je wist hoe ik om jouwentwille in onrust heb verkeerd!
- Ik ben zoo ziek, klaagde de baars, ik voel dat ik ga sterven. Ik ben blij je nog eenmaal gezien te hebben. Moge het jou en de jouwen goed gaan.
De eekhoorn was diep bedroefd bij het hooren van deze smartelijke woorden en vroeg:
- Mijn vriend, is er dan geen geneesmiddel voor je? Zeg mij maar wat gij noodig hebt, misschien kan ik je wel helpen.
De baars antwoordde met zwakke stem:
- Nee, aan het geneesmiddel, dat ik noodig heb, kunt gij mij toch niet helpen.
- Noem het mij, zei de eekhoorn, noem het maar! Ik zal al het mogelijke doen, om het voor je te krijgen.
Toen zei de baars:
- Het eenige geneesmiddel, wat mij kan helpen, is de lever van den krokodil, die hier, in deze diepte van de rivier, verblijft. Gij zult wel moeten toegeven, dat gij mij daaraan niet helpen kunt.
- O, zei de eekhoorn, ik zal mijn best doen er iets op te vinden. Als gij maar zoo lang in leven blijft.
De eekhoorn sprong nu snel naar een klapperboom, die schuin over de diepte van de rivier groeide. Langs den stam rende hij vlug