De leeuw van Vlaenderen
(1838)–Hendrik Conscience– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina II]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
op den grootsten eeretitel welke hun kon toegevoegd worden, en dankten God dat het Hem beliefd had hen op dien heldenbodem te laten geboren worden. - En dit was geene ydele waen, geene overdrevene liefde tot het Vaderland. Die zelfde mannen, die aldus op hunnen naem roemden, hadden denzelven groot en heerlyk voor alle de volken der wereld gemaekt. Zy droegen hunnen zegeryken zwarten Leeuw van Vlaenderen in de vertste streken, - in Palestina, in Griekenland, in Italië, in Afrika: Vlamingen waren het die tot Keizer van Constantinopelen werden verheven, een Vlaming was het (Robrecht van Bethune) welke achttien jaer oud zynde het fransch leger als opperveldheer in Sicilië aenvoerde. - Wee den vyand die zulke mannen op eigen grond dorst aentasten, het was moeielyk de Leeuwenzonen te temmen; - en indien het den vreemden eens gelukte hen te overwinnen, kon hy doch niet lang op de zege roemen, want dan knaegden zy met spyt aen de keten en verstaelden zich den moed by de heugenis hunner voorledene grootheid. Dan liep alles te wapen, mannen, vrouwen, kinderen, het werd al in heldenvuer ontstoken en de vryheid weder herwonnen. - Het boek dat wy onzen lezeren voorstellen getuigt hunner nationaliteit en onversaegdheid. Het is gemakkelyk na te speuren waerom wy dus van onzen ouden roem vervallen zyn. Sedert ettelyke eeuwen is het bewind onzes lands door erfrecht in handen van vreemde Vorsten overgegaen, dezen waren, by hunne inbezitneming, verplicht de voorrechten der Steden en Gemeenten, in de tegenwoordigheid des Volks, op eene openbare markt met eede te bevestigen, waer in uitdrukkelyk stond dat al wat de vlaemschsprekende Belgen aenging in de vlaemsche tael moest behandeld worden. De Vorst mocht zich in geener wyze met het bestuer der steden bemoeien, elke gemeente benoemde hare eigene wethouders en ambtenaren; in dier voege was de macht der beheerschers in ons land zeer gering, het geen hun voorzeker niet behaegde. Ook stelden zy alles te werk om onzen vaderen hunne vryheden en hunnen volksgeest te ontrooven, zy gebruikten daer toe de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina III]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
macht om te dwingen, het geld en de gunsten om te verleiden, de staetkunde om te bedriegen: maer de grootste hoop, moedig en doof voor het lokaes blyvende, waren die poogingen vruchteloos, zoo lang de letterkunde en de volksschriften in de moedertael hunnen vryen gang hadden. Dan bracht Luther den hervormden godsdienst in zwang; zyne talryke aenhangers en de leeraers welke in ons land kwamen, stelden hunne boeken en schriften in de vlaemsche tael op. De kennis welke het volk van zyne moedertael algemeen bezat, en de leeszucht die onder hetzelve heerschte werd den leeraren eenen gunstigen middel om hunne leering te verspreiden. Karel V, onze Keizer, gaf by deze gelegenheid edikten uit, die der Censuer of boekkeuring eene dwingende, eene alles omvattende macht gaven; geen schrift mocht het licht zien zonder het oorlof der boekkeurders, en wie slechts een twyfelachtig woord, zelfs zonder inzicht, geschreven had, mocht zich op geene kleine straf verwachten, want die ging zelden verder dan gepynigd, gehangen, gerabraekt of verbraud te worden. Men zag in alles kettery, lutheraensche gedachten, of oproerige aenslagen. Alle schriften, welke niet stellig onder den invloed der spaensche denkwys geschreven waren, werden als misdadig aenzien en men vervolgde de onnoozele schryvers of Dichters vóór de bloedige Inquisitie, van gevloekter gedachtenis, als of zy het tegen God of zyne dienaren gemunt hadden, terwyl zy slechts de dwingelandy der Spaenjaerden wilden tegen gaen. Er is weinig begryp noodig om te verstaen dat de letterkunde by die vervolging haest in den grond geboord werd, er kwamen nog wel kerk- en gebedeboekskens uit, maer daer by bleef het al; behalven nochtans die flaeuwe kindervertelsels van Duymken, Jacke met zyn fluytje, Uylenspiegel enz, welke verbeterd en gezuiverd! met het oorlof der Censuer bleven gedrukt worden. Met die beuzelingen moest de vlaemsche lezer zich vergenoegen. Kon de letterkunde dan in stand blyven? Neen, zy verging geheel, en dit is wel merkbaer wanneer men na- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaet dat wy, vóór dit tydstip, zoo veel en betere Dichters dan de Franschen bezaten, daer er geen enkele verdienstelyke onder die dwingelandy gebloeid heeft. Philippus II, de zoon van Karel V, zynen vader opvolgende, bracht den willekeur tot den hoogsten top, duizende Belgen werden door beuls handen op eigen grond vermoord, bespieders werden tot in den schoot der huisgezinnen gezonden, men ontrukte den vader aen zyne zonen, de moeder aen hare kinderen, - en de gevangenissen werden te naeuw voor zoo veel slagoffers, wiens bloed van het schavot op de straet moest vlieten. Niemand dorst, over iets dat's Landszaken aenging, spreken, veel min schryven; de beul was de librorum censor! Die verdrukking voortdurende gaven de Belgen den moed op, de volksgeest verging en van dit oogenblik werd het mogelyk hen door allen vreemden invloed van hun eigenaerdig karakter te doen afwyken. Dit geschiedde ook, men leerde fransch, niet slechts om eene uitheemsche tael te kennen, maer om eene weerde, die het vlaemsch nu niet meer geven kon, te verkrygen; men liet de kleeding der vaderen daer, om den vreemden in alles na te apen, men zwoer de ernstige en ware beleefdheid af, om zich aen de bedriegende politesse en de gemaekte houding der Franschen over te geven; - en op die wyze plaetste zich de Belg voor den vreemden gelyk een leerling voor zynen meester. Wie eenen druppel echt vlaemsch bloed in de aderen heeft zal bekennen dat dit eene schandelyke plaets is, en dat een Volk niet lager zinken kan. Veel mannen, van de voorledene eeuwen, en wel byzonder Pieter Hein, van Antwerpen, van denwelken Guiccardini, een Italiaen, met lof spreekt, hebben dit gevoeld, zy hebben zich tegen de verbastering verzet en gepoogd de moedertael haren luister weder te geven; - maer wat kon hunne eenzame stem, terwyl de Natie in eenen laffen slaep vervallen was? Heden is de stand van zaken veranderd; er weegt geene spaensche verdrukking meer op ons, er staet geene galg, geen schavot meer opgericht voor de tael- en vryheidminna- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina V]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren; maer iets anders belet de herwinning van onze oude weerde; dit is iets dat de Vlamingen niet genoeg bemerken en waer van zy het slagoffer zyn zullen indien er niet opgelet wordt. - Het is voor een Staetsbestuer lastig twee onderscheidene volken onder eenen scepter met dezelfde wetten, dezelfde voordeelen te verschaffen. Elke mael dat er iets in het belang van een der verschillende deelen gedaen wordt, baert dit opspraek in het andere gedeelte; wy hebben dit ten tyde van Koning Willem zien gebeuren en dit heeft zich onder het tegenwoordig Ryk reeds menigmael opgedaen; men herinnere zich slechts het vraegpunt der vreemde suikers, wanneer er in Antwerpen gansche hoopen volks rondliepen en schreeuwden: - Weg met de Walen! - Dit weet het Staetsbestuer wel, en diensvolgens poogt het dit verschil tusschen de twee deelen onzes lands te niet te doen. Die poogingen zyn: Walen in de vlaemsche provintien als bewindhebbers te sturen, op dat men zich verbastere om hun te believen, het zy om een ambt, of iets anders dat zy geven kunnen, te verkrygen: - het fransch verplichtend te maken in het Leger, in het Landsbestuer, in 's Ryks-scholen, in de Rechten, in alle examen, ja zelfs tot de geringste ambten, - Poortier van een gevangenhuis by voorbeeld! - De wetten in het fransch zyn alleen officieel, in het vlaemsch overgezet gelden zy niet voor het Recht; de vonnissen worden ook steeds in het fransch uitgesproken, en het is onlangs te Gent gebeurd dat een man ter dood veroordeeld werd, zonder een enkel woord der beschuldiging of van het doodvonnis te hebben verstaen. Mag men wel aldus met het leven der menschen spelen? De rechtveerdigheid zou ons ten minste moeten aendryven om niet te lyden, dat men zoo willekeurig met onze landgenoten te werk ga; want een beschuldigde is, voor dat zyn vonnis uitgesproken wordt, een Burger als een ander en verdient dat men hem de middelen geve om zich te verontschuldigen indien hy niet misdadig is. - De opschriften onzer openbare gebouwen zyn in het fransch; om eene proef van die belachelyke doen wys te geven, zal ik hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeggen dat in Antwerpen het vlaemsch opschrift van het Gasthuis, in hetwelk de arme lieden, die niet dan vlaemsch verstaen, moeten ontvangen worden, door een ander opschrift in vergulde letteren en in het fransch onlangs is vervangen. Dit is zeker om de Franschen van Parys of de Walen van Luik het Gasthuis aen te wyzen indien zy het noodig hebben! Ik laet het den redelyken menschen over, te oordeelen of men het verstand niet moet verloren hebben om zulke ongerymdheden te begaen. - Sommige vlaemsche steden houden hunne raedsvergaderingen in het fransch; hier uit volgt dat Raedsheeren, wys en ervaren in de belangen der Gemeente, maer niet zoo goed als de verfranschten ter tong in eene uitheemsche spraek, niet spreken of niet aenhoord worden, en dus vele gelegenheden om voordeelige dingen voor te stellen moeten laten voorbygaen. - Oneindig andere ondeugden in de regering zou ik kunnen aenwyzen, maer het dunkt my dat dit ruim genoeg is. Zoo wil men ons, Vlamingen, allen tot Walen of liever tot Franschen maken om de smelting, welke het Bestuer zich voorstelt, te bereiken. - Dit doel is verachtlyk en onrechtveerdig. Wy Vlamingen hebben eene geschiedenis, eenen voorledenen tyd als Land en als volk terwyl de Walen (Luik alleen) slechts eene geschiedenis van afzonderlyke Steden hebben. - Men zie hier de opgave der Vlaemschsprekende en Waelschsprekende Belgen, door den Edelheere Blommaert van Gent, in zyn werk over de moedertael uitgegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zyn tweemael zoo veel Vlamingen als Walen; wy betalen in de lasten meer dan tweemael zoo veel als zy! En men zou ons Walen maken, ons opofferen met onzen ouden roem, onze tael, - onze luisterryke geschiedenis, en alles wat wy van onze vaderen geërfd hebben? Neen, er is nog te veel echt vlaemsch bloed in de wereld om dat dit mogelyk zy, wat booze staetkunde men ook gebruike. - Dit zal, dit kan niet zyn. - Ik bezweer u, myne landgenoten, legt de hand op uw hart en vraegt uw-zelven: - Zal ik den naem myner vaderen Verloochenen, den naem van Vlaming voor eenen anderen verwisselen? En als een nieuw aengekomene my laten herdoopen als of myn stem geene wortelen in de wieg der volken had? - Ho! ik gevoel het, uw boezem klopt voor het Vaderland, en de ontkenning: - Neen! rolt met verontweerdiging van uwe lippen. Ja gy zyt Vlaming en zult Vlaming blyven. - En zoo worde de roemryke naem tot het einde der wereld voortgezet, ondank de aenslagen der volkbedervers. Indien het Staetsbestuer eene smelting wil poogen, dat men dan de meerderheid der Natie ten grondslag neme of dat men elk het zyne late, en dat is billyk en rechtveerdig; de Walen welke in ons vlaemsch Land geene ambten bezitten zullen dit niet ontkennen. Ik vraeg het den Luikenaren: indien men hun, kwam voorstellen hunnen ouden en beruchten naem voor eenen anderen te verlaten, indien zy gewaer werden dat men het kenmerk dat hen onderscheidt wilde te niet doen, of zy dit gedoogen zouden? Ik ken het karakter der Luikenaers, daer ik lang genoeg in hunne stad gewoond heb, en we et dat zy zich uit alle hunne macht daer tegen verzetten zouden, want zy zyn met eenen vurigen volksgeest bezield. Als broeders dan zullen zy de stem eens Vlamings niet miskennen, en in hun eigen hart de verrechtveerdiging zyner woorden vinden. Voor de welvaert myns Vaderlands, voor den bloei des koophandels en der nyverheid is my niets duerbarer dan de staetkundige rust; daerom heb ik het op my genomen, voor zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel het in myne macht is, de oogen van het Staetsbestuer te openen over de onmogelykheid van het willekeurig doel dat het zich voorstelt te bereiken, ik heb willen bewyzen dat het veel beter ware dit zaed van oneenigheid en van haet onder het volk niet te storten, opdat het tegenwoordig Bestuer zich de verantwoordelykheid van eene kwaedvoorspellende toekomst niet op den hals hale. Het is nog tyd om recht te doen aen wie het behoort; later wordt toegeving, zwakheid en vrees; men weet by ondervinding hoe snel de gramschap des volks groeit en wat gevolgen dezelve altyd heeft. Men merke hier aen dat ik door Staetsbestuer geenzins den doorluchtigen persoon ZYNER MAJESTEIT, DEN KONING, versta, reeds menigmael heeft onze Vorst betoond dat het hem meer behaegt over een Volk dat zich eerbiedigt, dan over eene weifelende Natie te heerschen. Terzelfder tyd wete men dat ik de Walen, als volksgedeelte beschouwd, niet wil te na spreken; zy hebben hunne weerde als wy en zyn onze staetkundige broeders, maer mogen in geen geval onze beheerschers worden. Dit recht hebben zy nooit gehad en zullen het nooit verkrygen. Het moet zyn dat veel Vlamingen deze aenmerkingen met my gedaen hebben want uit alle steden, uit alle gemeenten hoort men heden den roep om onze schoone moedertael weder te krygen aenheffen; veel letterkundigen, aen het hoofd der welke de heer Willems met zyne hooge verdiensten prykt, spannen te saem om het volk uit den slaep te wekken en hebben hunne poogingen ten deele reeds zien gelukken. Alle dagen komen nieuwe kampers zich by de vaderlandsche schaer voegen en men hoort raer of zelden nog een bastaerd het vlaemsch, zyne moedertael, verachten, het zy hy, door staetzucht of om ergens van eenen hooggezeten Wael een ambt te verkrygen zynen naem en zynen oorsprong verloochent. - Maer zulken maken het volk niet uit, en zyn slechts bedorvene takken van den grooten boom. Zie hier tot eene proef van de vermeerdering der taelminnaren het getal der inschryvers welke ik voor myne drie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
werken bekwam: Het Wonderjaer 241, de Phantazy 279, en De Leeuw van Vlaenderen, alhoewel op eenen hoogen prys gesteld, 480. In twee jaer tyds is het eerste getal verdubbeld. Er zyn vlaemsche uitgaven die wellicht nog meer inschyveren hebben, zoo als het Belgisch Museum van den heere Willems. - Ik dank myne Landgenoten om de gunstige aenmoediging welke zy my by voortduring laten genieten, en verbly my in de overtuiging dat wy sedert weinig jaren van het pad der dwaling zyn teruggekeerd om eene eerlykere baen in te slaen. Dit voorwoord zal om zynen inhoud aen eenige gezindheden niet bevallen, misschien zal ik er sommige bytende artikeltjes, aen verschuldigd zyn, en men zal het boek zelf om zyne voorrede, aen vallen en lasteren, dit zal ieder met my denken; echter mag zulke overweging my nooit wederhouden wanneer de waerheid uit myne pen vloeit: men opene de geschiedboeken en men oordeele er over. - Er is wel eene oude spreuk, die wil dat het niet altyd goed zy de waerheid te zeggen, maer die spreuk is eene drogrede welke ten dekmantel der schyndeugd of der lafheid is uitgevonden. Ik - ik zeg de waerheid wanneer dezelve myn Vaderland ten nutte kan zyn. De Leeuw van Vlaenderen, welke ik heden mynen inschryveren aenbiedt, is een werk dat meer historisch is dan er voor de schriften van dien aerd vereischt wordt, de aenteekeningen welke onder de bladzyden gevoegd zyn, geven de getuigenissen onzer Kronyken, onder dewelke ik de Excellente Cronike, in de boekzael van Antwerpen berustende, tot richtsnoer heb genomen. De kennis der plaetsen waer de voorvallen gebeuren ben ik aen de inlichtingen myner letterkundige vrienden, den heere Snellaert van Kortryk, Doctor te Gent, en den heere Octave Delepierre, Bibliothecaris te Brugge, verschuldigd. Men zal aenmerken dat het werk van den heere Auguste Voisin, Bibliothecaris te Gent, my voor de beschryving van den slag der Gulden Sporen van groot nut is geweest, die schryver heeft my met eene goedheid, waer voor ik hem myne dankbaerheid betuig de kaert van den slag bezorgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina X]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om dat het getal der inschryveren myne hoop is te boven gegaen heb ik den lezer iets boven de voorwaerden willen geven; men zal voor ieder boekdeel eene titelplaet vindan, die door's Konings schilder Gustaf Wappers op hout geteekend is, en door den bekenden kunstenaer Brown, by de koninglyke graveerschool van Brussel, is gesneden.
De Schryver, |
|