de gestichten en huizen tot den grond verbrand en eene algemeene vernieling aengeregt. De kristen godsdienst was bovenal het voorwerp van hunnen haet; dewyl zy hunnen God Wodan daer door dachten te behagen, verbrandden zy de kerken en vermoordden de priesters of deden, ten teeken van verachting, de peerden en het vee in kapellen of andere heilige plaetsen, als in stallen, vernachten. Met gouden en zilveren vaten en allerlei kostelyke goederen beladen, keerden zy dan terug naer hun Land om al spoedig weder te komen en de vernieling voort te zetten.
De afstammelingen van Karl-de-Groote hadden geenen anderen moed dan dien om elkander te bevechten; zy lieten de Noren in verscheidene malen geheel België en Gallië doorloopen, alle de groote steden plunderen , kloosters en kerken verbranden, en waren laf genoeg om het vertrek dezer roovers door geld te koopen.
Intusschen bleef de scheiding in twee gedeelten, welke België ondergaen had, stand houden. Het oostelyk België, voortyds Osterrike, dat aen Lother ten deel gevallen was, kreeg en behield eeuwen lang den naem van Lotheringerike, dat beteekent Ryk der kinderen van Lother. Het deel dat aen Karl-de-Kale was toegeeigend bleef den naem van Frankenland behouden en was het begin der vestiging van het Land dat wy heden Frankryk noemen en Parys voor hoofdstad heeft. Het grondgebied van keizer Lodewig was onder den naem van Duitschland of Germanië bekend.
Gedurende de verdeeldheid der vorsten en hunne huisselyke twisten was het onmogelyk geweest het oog op het bestuer van 's Landszaken te houden. Alles geraekte in de war. Terwyl de Noordmannen voortgingen met plunderen, verspilden de koningen het leven hunner ridders en van derzelver Laten in schandelyke burger-oorlogen: de moed des volks zonk geheel weg, en Europa werd een tooneel van lafheid, van slaverny en van verontmoediging.
Gebruik makende van de tydsomstandigheden begonnen de leenheeren alle afhangelykheid te verwerpen; op hunne landgoederen oefenden zy het regt uit volgens hunnen eigen zin, en matigden zich