Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] [Gij moet schrijven uit het overal,] Gij moet schrijven uit het overal, En u doopen in het woelig Al, Tot gij opstaat, met wat u omgaf, Druipende in kleuren van u af. Uit te beven wete uwe hand, Blauwe lichtjes, zooals aan het strand, Waar de lucht ligt avondlijke grijs, Kruipen uit het somber zeepaleis. Stilte zij in U en het rumoer, Nevelvlek en glans van paarlemoer. Goud van boomen door de zon gemaakt, Rimpeling van water aangeraakt. Opgestegen uit een diepe koorts; Smeulende gestoken in een toorts; Vlam geworden die de lucht bewoog; Lichtend sta uw vers en beve' omhoog. Vorige Volgende