Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] [Gij moet schrijven uit de stilte, uit] Gij moet schrijven uit de stilte, uit De fijne sfeer waarin is geen geluid, En toch alles leeft in klank, in kleur, In beeld, in aarz'ling, en in gebeur. Gij moet schrijven uit der eeuwen sfeer, Niets daarin is minder of iets meer; Alle dingen zijn elkaar gelijk In dit eindelooze vloeiend rijk. Alles leeft er opgelost en stil, Heft zich niet, heeft geen verlangenswil, Ruischt maar enkel voor oneindigheid, Heeft voor eigen klinking niet den tijd. Als gij tot de brooze stilte spreekt, Hoedt U dat gij niet haar wanden breekt, Stilte schrikt gelijk een kostbaar glas, Dat onachtzaam aangestooten was. [pagina 83] [p. 83] Wilt gij spreken, spreek dan voor U heen, En uit stilte komen een na een Klank en kleur en lijnen, en Uw oog Ziet het onzichtbare dat bewoog. Moge stilte tot Uw woorden zijn Als om zwarte paarlen elpen schrijn; Houde stilte Uwe stem omvat, Zooals zomeravondsfeer het blad. Vorige Volgende