Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] [Zoudt gij dan bedoelen boom en wind,] Zoudt gij dan bedoelen boom en wind, Zon en sterrennacht en luchten klare, Dat gij zijt voor altijd ongezind Ons uw dieper wezen te verklaren. Wacht gij tot wij worden spraakbereid, U te noemen, zon en maan en boomen, Zelve uit te zeggen die gij zijt Is dit nog niet in U opgekomen? Is het dan niet veeleer alsof gij Zon en maan en sterrennacht azure, In ons menschen schrijft het vreemde teeken Uwer lichtend levende schrifture, Uwer wisselende melodij? - En wij, lezende die tooverij, Lezend meenen U te hooren spreken? Vorige Volgende