Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] [Ik kan niet zwijgen, eerst moet ik uitzingen] Ik kan niet zwijgen, eerst moet ik uitzingen De zoete blijdschap die mijn hart bewoog, De flonkering gedruppeld in mijn oog, De gouden regen die mij ging doordringen. Ik moet getuigen wonderlijke dingen, Van tooverij die beeldend door mij vloog, En van muziek, wier adem op mij woog, Tot ik ontwaakte en begon te zingen. Ik zal nooit sterven, want ik ben gegaan Op deze zangen, naar de sterrennachten, En wonderen van het lichtend azuur, Die cirklend in elkander overgaan. Zij kennen tijd, vergankelijkheid, noch duur, Want zij zijn eeuwig in hunne prachten;... En in hun eeuwigheid zal ik U wachten. Vorige Volgende