Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] [Ik heb dit lichaam wel bemind: de zon] Ik heb dit lichaam wel bemind: de zon De schemer, het nachtgoud en het zeegrijze, De hooge ruimte waarin vogels reizen; De boomen, de woestijnen en de bron; Het klankrumoer, de stilte die begon Te zingen haar indringend zoete wijze, De nevelen die als gestalten rijzen, De wolken loopend aan den horizon; Al dit gezegende is mij geschied; Ik kon de sterren van den hemel halen, Ik droeg den nacht weg van het aardebed; Bloemstengels werden in mij neergezet, Ik werd een veld, een zee, een woud vol stralen, Ik werd een hemelval, ik werd een lied. Vorige Volgende