Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] [Ik ben van alle zelfbegeerte vrij,] Ik ben van alle zelfbegeerte vrij, Er is niets meer van een bezit in mij, Ik kan niet denken aan mijzelf als deel, Ik kan slechts denken aan het algeheel, Ik wil zijn als de aarde, de omstroomde, Ik wil zijn als de hemel, de omzoomde, En gouden-trillende, een klank-besnaarde Zon wìl ik zijn voor de moeder aarde, Ik wil haar zijn een mantel voor den nacht Zooals de duisternisse dien voortbracht, Ik wil mijn lichaam gansch in gouden sterren hullen, Ik wil mijn lichaam met de zeeën vullen En spuiten uit mijn longen een geruisch Van zilte verzen door het wereldhuis, Want al mijn verzen heeft de zee gemaakt, De zon die heeft hen op de huid geraakt, De bolle wind die heeft ze opgenomen En omgewenteld en uit mij doen stroomen, Ik heb ze nageluisterd in hun klank, [pagina 35] [p. 35] Ik heb ze nagestameld met mijn dank Want in een oogenblik van zalig gouden Vreugde, heb ik ze in mij vastgehouden; Nu geef ik ze aan wind en zeeën vrij, Ze zijn van hen, ze waren niet van mij. Vorige Volgende