Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] [Gij zult dan niet meer zijn als vastgestoken] Gij zult dan niet meer zijn als vastgestoken Alle uw dagen aan een urenloon, Een die in slavernije is ontloken, Een slaaf, en van een slavenzoon, de zoon. Ik zie u niet meer gaan binnen de zalen En donkre gangen van de maatschappij, Te koop voor ieder die u kan betalen, En van dien koopsom dragend de livrei. Gij zult een ster gelijk zijn aan de luchten, Deze bezitten niets dan het goud kleed Van flonkeringen door hen zelf gesmeed, Waarmee zij ruischen in hun ommevluchten. Gij zult niets hebben dan de gouden weelde Van vrij te zijn en spoedig als de wind Die met de uitersten der aarde speelde En zich verliest en ergens zich weer vindt. [pagina 31] [p. 31] Gij zult dan zijn tusschen verwonderingen Van al wat leeft, zelf een verwondering, Gij ziet u door een zangers-rei omringen, En staat te zingen zelve in dien kring! O toekomstmenschen in het milde verre, Ik hoor uw zilver lachen in de lucht, Naakt als de zon zijt gij, naakt als de sterren, Naakt als de wind gaat gij in uw gerucht. En gij zult niet meer zijn als vastgestoken Met uw gedachten aan een dageloon, Daar is geen loon meer, knechtschap is gebroken De wereld is des vrijen menschen woon. Vorige Volgende