Dante in de Nederlandsche letterkunde
(1929)–Juliette Louise Cohen– Auteursrecht onbekend
[pagina 153]
| |||||||||||||
Hoofdstuk II
| |||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||
Van de ruim negen bladzijden die Dr. Berg's opgave vormen, worden er drie ingenomen door artikels verschenen in het Roomsche tijdschrift De Wachter, dus een derde van het geheel. Quantitatief is dit zeer veel, qualitatief echter uiterst weinig, daar dit ‘Nederlandsch Dante-orgaan’ slechts enkele oorspronkelijke bijdragen bevat. Indien men bedenkt, dat Dante volgens Middeleeuwsche gewoonte, aan een tekst andere beteekenissen dan de zuiver letterlijke toekentGa naar voetnoot1) en in de Commedia zelve dikwijls duidelijk op de verborgen allegorie gezinspeeld heeftGa naar voetnoot2), dan verwondert het ons niet, dat de verklaarders nu eens deze dan weer gene beteekenis naar voren hebben gebracht. Bij een zooveel omvattend werk als de Commedia zou dit ook zonder Dante's uitspraken gebeurd zijn, doch nu wordt het er door in de hand gewerkt. Zoo zijn de meest uiteenloopende meeningen te verklaren en misschien gewettigd; men vergelijke bij voorbeeld Rensburg, die zich verdiept in allerlei topographische détails van Dante's reis en onder meer de moeite neemt de lengte van Lucifer's arm voor ons te berekenen, met Bierens de Haan, die, daar hij den brief aan Can Grande voor niet authentiek houdt, de letterlijke beteekenis der Commedia geheel ontkent, met andere woorden, niet gelooft | |||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||
aan een echte hel, een echten louteringsberg en een echt paradijs bij Dante. Men duizelt wanneer men al deze verklaringen en uitleggingen, die helaas dikwijls inleggingen zijn, gelezen heeft; het eenige dat men dan nog zeker weet, is, dat het meerendeel dezer verklaarders zich sterk liet beïnvloeden door hun eigen overtuigingen en dat het daarom waarschijnlijk maar het beste is hen in te deelen volgens het standpunt dat hun beschouwingen beheerscht. Zooals iedere indeeling is deze welke ik hier maak min of meer kunstmatig en zij vereenvoudigt de feiten te veel; toch wil ik haar doorvoeren, omdat ik zoo de gelegenheid zal hebben te wijzen op de verschillende stroomingen in de Dante-critiek. Ik deel dan degenen die over Dante schreven aldus in:
| |||||||||||||
IIDe neutralen. - Vóór 1863 artikels onder Franschen invloed; twee stroomingen: de Voltairiaansche en de romantische. - A.S. Kok, Van Vloten en Busken Huet. - De modernen.
Ik heb gemeend deze indeeling die vooral ge- | |||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||
baseerd is op de godsdienstige of wijsgeerige overtuiging der critici te moeten maken omdat, wanneer men zich niet tevreden stelt met een zuiver aesthetische beschouwing, deze veelal de houding tegenover Dante bepaalt; dat dit voortvloeit uit de natuur der Commedia lijkt mij overbodig aan te toonen. Onder ‘neutralen’ versta ik degenen die zich bij het beoordeelen van Dante's werken niet op een bepaald godsdienstig of politiek standpunt stellen, namelijk de zuivere litterair-historici. De erkende protestanten en katholieken zijn hier dus buitengesloten, niet omdat ik ook maar eenigszins zeggen wil dat zij bevooroordeeld zijn - men zal zien dat de ‘neutrale’ Busken Huet het in sterke mate was - doch omdat ik zoo de gelegenheid zal hebben de ontwikkeling van wat men de confessioneele Dante-critiek zou kunnen noemen, te schetsen. Onder de ‘neutralen’ zijn natuurlijk talrijke protestanten, doch zij laten zich bij hun beoordeeling niet door hun godsdienstige overtuiging leiden. Vóór 1863 verschenen slechts enkele artikels die alle min of meer beschouwd kunnen worden als een voortzetting van hetgeen in Frankrijk in de XVIIIde eeuw of aan het begin der XIXde over Dante geschreven werd.Ga naar voetnoot1) Men verwijt de Comme- | |||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||
dia haar vreemden titel; zij behoort tot geen der bestaande dichtsoorten en zij vermengt op ergerlijke wijze heidensche met Christelijke elementen; ‘le plaisir’ wordt als maatstaf aangelegd; er is een treffend gemis aan historischen zin. Zoo uit zich de eene strooming, de Voltairiaansche, waartegen Van Walree zich echter reeds kant; de andere, welke even duidelijk valt waar te nemen, is de romantische, die den nadruk legt op ‘gevoelige plaatsen’ - onnoodig te zeggen dat dit vooral de episoden van Francesca en Ugolino zijn - en Dante als een melancholicus voorstelt. Een andere erfenis der romantiek, namelijk van Chateaubriand, lijkt mij de wijze waarop in Het Athenaeum Dante als Christen-dichter gehuldigd wordt en de Christelijke kunst boven die der Ouden gesteld wordt. Al deze schrijvers leggen bijzonder den nadruk op Dante's moedige aanvallen op de kerk en de pausen; in de ‘sombere’ Middeleeuwen schijnt hij sommigen onder hen reeds een Luther toe. Bij de bespreking der Commedia bepaalt men zich haast uitsluitend tot den Inferno, die voor het belangrijkste gedeelte gold. Met A.S. Kok, den eersten vertaler der geheele Commedia, begint een nieuwe phase in de Dantecritiek. Gedurende bijna een halve eeuw hield hij | |||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||
zich met den dichter bezig, zijn eerste artikel is van 1863, zijn laatste van 1911; hij schreef ook over verschillende andere Italiaansche schrijvers.Ga naar voetnoot1) Voor het eerst krijgen wij een eenigszins volledig overzicht van Dante's leven en werken, ook van de ‘opere minori’; hij is goed op de hoogte der buitenlandsche publicaties over den dichter en is vol lof voor Scartazzini's arbeid. Een der eersten, zoo niet de eerste bij ons, wijst hij erop, dat men de Hel ten onrechte voor schooner houdt dan de beide andere gedeelten; zijn artikel ‘Dante's Divina Commedia’Ga naar voetnoot2) kan ook nu nog uitstekend als inleiding tot het gedicht dienen; men zoeke echter geen philosophische verhandelingen, het is zuiver litterair-historisch werk. De commentaren bij de vertalingen van de Vita Nuova en de Commedia zal ik alleen dan vermelden indien deze er om de een of andere reden een bepaalde aanleiding toe geven; van Kok's opstel over Dante en zijn werken achterin zijn vertaling van den Paradiso kan hetzelfde gelden als van zijn latere artikels; Hacke heeft zich tot de allernoodzakelijkste aanteekeningen beperkt. Als curiositeit vermeld ik even de reden die G. | |||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||
Ph.F. Groshans (Medicinae Doctor!) in 1865 te Rotterdam hield bij de opening der Algemeene Vergadering van de Hollandsche Maatschappij van fraaie Kunsten en Wetenschappen waarvan hij algemeen voorzitter was; er zijn wel enkele onjuistheden in aan te wijzen, maar voor dien tijd, en dan nog voor een medicus, was het werkelijk zoo onaardig niet.Ga naar voetnoot1) In Berg's bibliographie wordt Van Vloten's Beknopte Geschiedenis der Nieuwe LetterenGa naar voetnoot2) niet genoemd; (weliswaar handelt deze natuurlijk niet uitsluitend over Dante) wij treffen er echter een goed overzicht van zijn leven en werken in aan. Terecht wordt van Voltaire gezegd, dat hij toonde ‘te bekrompen te zijn om zich buiten zijn eigen verstandskring te bewegen’; ook Van Vloten acht de voorkeur die men over het algemeen voor de Hel heeft, ongemotiveerd. Hij maakt een aardige vergelijking tusschen Dante's Hel en de schilderijen van den helschen Breugel, Jeroen Bosch en Lucas van Leyden. Toch stond hij als niet-katholiek vreemd tegen over de Commedia, want hij vindt haar vooral voortreffelijk ‘in die plaatsen, waarbij men vergeet, dat men in de Hel, in het Vagevuur of in het Paradijs is. Daar klinkt ons de menschelijke spraak in al haar omvang’... Onnoodig te zeggen, dat deze appreciatie tot fragmentarisme leidt, wat juist bij de Commedia uit den booze is. | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
Nog eenmaal werd de Voltairiaansche geest vaardig over een criticus die over Dante schreef, ik bedoel Busken Huet.Ga naar voetnoot1) De Commedia als dichterlijk pamflet beschouwd, vormt volgens hem ‘het eenige belangwekkende gezichtspunt voor alle lezers zonder onderscheid’; de nuchtere intellectueel die hij is, oordeelt: ‘Er is in het afstaan van zooveel plaats, als Dante deze vrouw [Beatrice] in zijn leven toekent, iets dat aan monomanie grenst.’ Naar aanleiding van het feit dat Dante in Beatrice de jonkvrouw en niet de gehuwde vrouw, die zij geweest was, terugvindt, noteert Huet: ‘Het huwelijk was welligt kinderloos gebleven, en misschien leefde de weduwnaar nog. Met dien weduwnaar was bovendien, in de poëzie, niet veel aan te vangen; even weinig als Goethe naderhand kans zag, met den echtgenoot van Werther's Charlotte te doen.’ Een van de weinige verstandige dingen die hij zegt is, mijns inziens, dat Dante ‘door en door roomsch, roomsch als een roomsche kerk’ is; had hij het hier maar bij gelaten! Ik mag mij echter in dezen geen meening aanmatigen, want ziehier Huet's conclusie: ‘Faust en de Divina Commedia hebben dit troostrijke, dat beiden voor de kennis van het goddelijke, in plaats van naar een begrip, ons verwijzen naar eene konkrete openbaring in het menschelijke. Het eene noch het andere dichtwerk is voor vrouwen geschreven. | |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
In beiden daarentegen vinden de mannen, bij het zoeken naar waarheid, denzelfden sleutel.’ Van Roomsche zijde werd natuurlijk, en zeer terecht, verzet aangeteekend tegen een dergelijke wijze van behandeling;Ga naar voetnoot1) er werd op gewezen, dat men zich niet aan een beoordeeling der Commedia moet wagen zonder de Summa Theologiae van Thomas van Aquino gelezen te hebben; iets wat nu wel niemand meer loochenen zal. Wij moeten nu een grooten sprong doen en belanden bij de modernen; deze hiaat in de neutrale Dante-critiek wordt, wat de algemeene betreft, vooral aangevuld door het Roomsche tijdschrift De (Onze) Wachter. Een eenigszins gelijk geval als Huet - Van Hoogstraten, treffen wij bij Boeken - Ter Maat aan,Ga naar voetnoot2) waar ook de katholiek den niet-katholiek zijn gemis aan theologische kennis verwijt; doch zelfs een nietkatholiek zal onaangenaam getroffen worden door Boeken's moderne, onchristelijke verklaring, door termen als ‘onze Ikheid’ en den ‘God-in-ons’, die hier geheel misplaatst zijn en zeker niet tot Dante voeren. De vertaler der Vita Nuova, Van Suchtelen, gaf | |||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||
een allervoortreffelijkste inleidingGa naar voetnoot1) tot Dante's jeugdwerkje, waar hij op eerlijke wijze zoowel de bezwaren die voor een modern lezer aan de lectuur ervan verbonden zijn, als de zwakke zijden van Dante als mensch uiteenzet. Desniettegenstaande toont hij aan, dat Dante volstrekt niet ‘buiten dezen tijd’ staat, doch onze eeuwige tijdgenoot werd ‘als een dier dichters die de groote, drievoudige synthese: van subjektiviteit en objektiviteit, van droom en werkelijkheid, van gevoel en verstand wist te voltrekken.’Ga naar voetnoot2) Van Suchtelen maakt een, mijns inziens, zeer juiste onderscheiding tusschen den religieus-mystieken vorm, die misschien ‘uit den tijd’ is, en den geest die begrijpelijk en navoelbaar is, en dit eeuwig zal blijven, voor elken minnaar.Ga naar voetnoot3) Met Prof. Salverda de Grave wijst Van Suchtelen op Dante's afdwalingen en verzet zich terecht tegen een te sterk geïdealiseerd beeld van den dichter: ‘En men betreure niet, en verdoezele nog minder, de afdwalingen van een man, wiens deugd en grootheid juist daarin bestaan dat hij tròts den strijd zijner hartstochten telkens den stillen vrede zijner geestelijke hoogheid hervindt.’Ga naar voetnoot4) Prof. Salverda de Grave gaat echter veel verder dan Van Suchtelen, zoowel in zijn beoordeeling van | |||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||
den mensch Dante als in die van zijn werken. Hij toetst beide aan ons modern voelen en denken en komt tot de conclusie dat Dante als mensch niet groot was.Ga naar voetnoot1) Wat de waarde van 's dichters werken voor ons, modernen, betreft, toont Prof. de Grave zich eenigszins sceptisch; hoewel hij erkent, dat de grootste verdienste der Vita Nuova gelegen is in de psychologische waarheid ervan, schrijft hij toch de bekoring die nog van het werkje uitgaat aan een soort snobisme toe,Ga naar voetnoot2) want hij is van meening, dat niet alleen de prozacommentaar, maar ook de meerderheid der gedichten zelf, ongenietbaar voor ons zijn. En wat de Commedia betreft, om deze te genieten, ‘hoeveel moeten wij niet verdonkeremanen!’Ga naar voetnoot3) Hiertegenover staat een groote vereering voor Dante als taalkunstenaar; in enkele zeer fijne bladzijden heeft Prof. de Grave een bijdrage geleverd waarvan Frantzen het ontbreken in den Omaggio dell' Olanda betreurde.Ga naar voetnoot4) Ik aarzel om in deze rubriek de mooie studie van Prof. Is. van Dijk te noemen;Ga naar voetnoot5) het is een ideeënstudie, die niet beheerscht wordt door des schrijvers protestantisme en zich ten doel stelt de algemeene genealogie der mystieken vast te leggen. Er zij op gewezen, dat deze protestant Dante on- | |||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||
afscheidbaar ziet van Middeleeuwen en scholastiek en zich verzet tegen de moderne, historisch onjuiste opvatting van Dr. Bierens de Haan. Ik eindig dit noodzakelijkerwijs onvolledige overzicht met te wijzen op de artikels van verschillenden aard die in het nummer van De Gids dat vrijwel aan Dante gewijd is, verschenen,Ga naar voetnoot1) en op den reeds verscheidene malen door mij genoemde Omaggio dell' OlandaGa naar voetnoot2), een bundel die gedurende de Dante-feesten te Ravenna in 1921 werd aangeboden; hij bevat opstellen van schrijvers van allerlei richtingen, eenige proeven van Nederlandsche vertalingen uit Dante's werken en de reeds door mij vermelde bibliographie van Dr. Berg. | |||||||||||||
III
| |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
opvatting der Commedia uiteengezet; ik wil trachten deze in het kort samen te vatten. Dante beschrijft zijn eigen geestelijke herleving, welke aldus plaats had: van zelfinkeer en de bewustwording der zonde (Hel) steeg hij door de loutering van een werkend leven (Louteringsberg) op tot het zichzelf worden, dat hem leidde tot de bewustwording van de harmonie des Heelals (Paradijs); de beweegkracht voor deze opzweving is de liefde voor Beatrice. ‘Dante ontwerpt een levensbegrip en hij zelf is voor dat begrip de vertegenwoordigende figuur.’Ga naar voetnoot1) Want de dichter zelf is de hoofdpersoon van zijn werk, en niet degenen die hij op zijn denkbeeldige reis ontmoet; deze dienen slechts als afbeelding van bepaalde zieletoestanden. Zoo komt Bierens de Haan tot de voor velen zeker zeer aanlokkelijke stelling dat Dante zich niet tot eigenmachtig wereldrechter opwierp;Ga naar voetnoot2) de moderne wijsgeer ontkent de letterlijke beteekenis der Commedia, het gaat hier niet om toestanden na den dood.Ga naar voetnoot3) ‘Er is niet een hel of een aarde of een louteringsberg, evenmin als er deze of die hemelsfeer is; maar er is wel een helsche en een louterende en een hemelsche gemoedstoestand.Ga naar voetnoot4) Het valt niet te ontkennen, dat er in deze ethisch- | |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
psychologische interpretatie veel is dat den modernen mensch zeer sympathiek zal zijn; maar de vraag is of zij waarheidsgetrouw is. Mijns inziens moet het antwoord ontkennend luiden; ik kan hier niet op détails ingaan en wijs slechts op het willekeurig laten vallen der letterlijke beteekenis, terwijl Dante duidelijk gezegd heeft - ook al zouden wij met Bierens de Haan willen aannemen dat de brief aan Can Grande niet authentiek is - dat iedere tekst vier beteekenissen, waaronder een letterlijke, heeft.Ga naar voetnoot1) Van verschillende zijden kwam verzet tegen deze ‘monistische interpretatie’, volgens welke Dante eigenlijk noch Middeleeuwer, noch Roomsch-katholiek, noch zelfs eigenlijk Christen was, doch bovenal mysticus.Ga naar voetnoot2) Van de verschillende artikels die Mej. Knappert aan Dante wijdde,Ga naar voetnoot3) noem ik slechts hetgene dat in den Omaggio in het Italiaansch vertaald, verscheen onder den titel ‘Vie maestre e secondarie nello studio di Dante.’ Hier vinden wij de gedachte terug welke de schrijfster reeds elders uitte en waaraan zij bijzondere waarde hecht, namelijk: ‘L'uomo non riceve ciò che merita, ma ciòch' egli stesso elegge. Strazio infernale e letizia celeste, non son punizione, non son ricompensa: questa e quello sono | |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
inerenti alla cattiva e alla buona scelta, da cui derivano e di cui sono la necessaria, anzi l'inevitabile, conseguenza. In qualsiasi luogo ove l'uomo elegge il male, ivi è l'Inferno.’Ga naar voetnoot1) Men ziet, dat deze opvatting vrijwel gelijk is aan die van Bierens de Haan; doch Mej. Knappert heeft er juist in dit artikel met kracht op gewezen, dat Dante een Middeleeuwer is en dat men zonder een diepgaande kennis van de geestelijke stroomingen der Middeleeuwen den dichter niet kan begrijpen; op heldere wijze heeft zij de middelen aangewezen om deze kennis te verkrijgen. De waarde der Commedia is voor de schrijfster vooral een zedelijke: Dante's geestelijke bevrijding loopt parallel met de onze.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||
IV
| |||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||
testantsche land den dichter naderbracht. Hij brengt zooveel mogelijk alles tot het algemeen-Christelijke terug; bij voorbeeld over Dante sprekend: ‘Als geloovige heeft hij met ieder eenvoudig christen de kennis van de drieledigheid des heelals, van het gevallene, het zich weer oprichtende en het in heerlijkheid staande, gemeen. Maar als visionnair mag hij zien, aanschouwen, en als dichter uitdrukken hoe deze drieledigheid tevens is de verklaring van alle problemen die den menschelijken geest kunnen bezig houden.’Ga naar voetnoot1) En al spreekt op menige plaats duidelijk de protestant die zijn opvatting tegenover de Roomsche stelt - ik denk bij voorbeeld aan het begrip ‘zonde’ - toch is Gunning ruim genoeg van geest om een verwerping van den Purgatorio, uit protestantsche antipathie, te veroordeelen; volgens hem is het juist het schoonste gedeelte der Commedia, welke hij bovenal als een persoonlijken, zedelijken arbeid beschouwt. Hij rekent Dante tot hen die ons in het geloof sterken en in den strijd des levens die er uit volgt; indien de omgang met hem ons niet helptGa naar voetnoot2) tot practisch overwinnen - dan is de schuld aan ons! Een wel zeer teekenende appreciatie. Dit boekje dat tot het mooiste behoort dat ik ooit over Dante las, werd van Roomsche zijde, begrijpelijkerwijze met eenig voorbehoud, gunstig ontvangen.Ga naar voetnoot3) | |||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||
Gunning heeft vele Duitsche zegslieden; waarschijnlijk heeft hij daar de eigenaardige meening opgedaan, dat Dante een door en door Germaansche natuur was, die zich zoowel in zijn ideale liefde voor Beatrice als in de toewijzing der straffen in de hel openbaart.Ga naar voetnoot1) Bovendien verwondert het ons, dat de schrijver in Dante een aanhanger meent te zien van de moderne scheiding tusschen kerk en staat, iets waar meerderen zich aan schuldig maakten. | |||||||||||||
V
| |||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||
vat het slechts weinige oorspronkelijke artikels; verreweg het beste zijn de bijdragen van Schaepman, die vóór zijn vertaling van den laatsten zang van den Paradiso op de overeenkomst tusschen Dante en Vondel wees, welke naderhand zoo voortreffelijk door P. Molkenboer werd uitgewerkt.Ga naar voetnoot1) Verder geeft De Wachter uiterst veel vertaalde artikels, wat er zonder twijfel wel toe bijdroeg om de denkbeelden van bekende buitenlandsche Dantologen binnen het bereik van het Nederlandsche publiek te brengen. Bohl's vertaling der Commedia wordt (in zijn eigen tijdschrift!) luid geprezen;Ga naar voetnoot2) als men den jaargang van 1885 hiervan leest, welke gevuld wordt met Bohl's Canzonen, dan huivert men bij de gedachte dat iemand die, zooals Kloos opmerkte, ‘niet een middelmatig, ja zelfs geen slecht dichter, maar absoluut geen dichter is,’Ga naar voetnoot3) het durfde bestaan de Commedia te vertalen; toch meen ik niet met Kloos, dat Bohl ‘een extra-slechte vertaling van Dante gaf’;Ga naar voetnoot4) de commentaar is bovendien zeer verdienstelijk, natuurlijk sterk sprekend Roomsch. De moderne Roomsche Dante-studie heeft zich zoo rijk ontwikkeld, dat ik volstaan moet met hier | |||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||
namen te noemen en slechts op het allerbelangrijkste te wijzen. Er zijn dan de artikels van Kops, Ter Maat, Hoogveld en Molkenboer welke men nog bij Dr. Berg vermeld vindt; voorts de studie van P. MolkenboerGa naar voetnoot1) die men naast die van Prof. Salverda de Grave moet leggen; de laatste handelt bij voorbeeld op veel diepgaander wijze over De Vulgari Eloquentia, zij is daarentegen vrij kort over De Monarchia; bij P. Molkenboer is het juist omgekeerd. Beiden bespreken openlijk 's dichters karakterfouten, vooral zijn partijdigheid: ‘Dante verwijst wel vrienden naar de Hel, maar leidt geen vijanden ten Hemel. De Hel ligt onpartijdig vol Florentijnen; maar tegen Lodewijk IX, door Bonifacius VIII ingeheiligd, pleit een dubbel partijbezwaar, om hem in den Hemel toe te laten.’Ga naar voetnoot2) Sterk wordt de nadruk gelegd op Dante's rechtzinnigheid; in aansluiting bij de uitspraak der laatste pausen wordt hij als ‘een der onzen’ opgeëischt.Ga naar voetnoot3) Misschien gaat de schrijver in zijn ijver om de pausen vrij te pleiten te ver als hij in den achttienden zang van den Paradiso een ‘partijzang’ ziet; het spreekt vanzelf, dat de meeste Roomsche schrijvers zullen trachten aldus Dante's scherpe aanvallen op het hoofd der Kerk te verklaren en wellicht bevat deze uitleg ook een kern van waarheid.Ga naar voetnoot4) Vervolgens vermeld ik het Dante-nummer | |||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||
van De BeiaardGa naar voetnoot1) waar onder meer Poelhekke's artikel over Potgieter, Perk, Henriette Roland Holst en Dante opgenomen is; bovendien dat van Dr. Sassen over het Gioacchino-vraagstuk, een kostbare tegenhanger van Dr. Hoogveld's studie over het Siger-vraagstuk,Ga naar voetnoot2) want het is voor alle bestudeerders van Dante uiterst belangrijk te vernemen hoe Roomsche geleerden verklaren waarom Dante mannen die een dwaalleer beleden, in den Hemel opnam. Indien men de bezwaren welke een modern katholiek tegen Dante kan hebben, wil leeren kennen, dan leze men Padberg's artikels;Ga naar voetnoot3) de meest omvattende studie over Dante, waar de katholieken op kunnen bogen, is wel de ‘Verklaring’ van A.H.J. van Delft, toegevoegd aan diens vertaling der Vita Nuova en der Commedia;Ga naar voetnoot4) zij omvat ruim zeven honderd pagina's, die ik - ik moet het bekennen - niet tot het einde toe heb doorgeworsteld. Van Delft's proza is dikwijls zeer vermoeiend en soms vrij duister; ook komen mij zijn uitleggingen weleens eenigszins fantastisch voor; om te weten in hoeverre zij geheel persoonlijk zijn, zou het noodig wezen de gansche litteratuur | |||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||
over Dante te beheerschen. Het belangrijkste lijkt mij onder meer hierin te bestaan, dat voor Van Delft de ‘Veltro’ (Inf. I, 101) Dante zelf is; hij is geroepen tot ‘nieuwen Godsgezant en Heilvernieuwer’;Ga naar voetnoot1) om deze dichterlijke fictie heeft hij de hypothese noodig van het radicaal verderf, waaronder dan pausdom en keizerschap vallen. De opvatting van Virgilius' rol in de Commedia, zooals die vooral in de hieronder vermelde artikels in Opgang uiteengezet werd, verdient zeer onze aandacht; in de profetie van de vierde Bucolica ziet Van Delft ‘een der grondmodellen der Commediaansche visie.’Ga naar voetnoot2) Tot deze enkele aanduidingen moet ik mij bepalen;Ga naar voetnoot3) tenslotte vermeld ik nog de bijdragen van katholieke zijde in den Omaggio, waaronder Poelhekke's belangwekkend artikel over ‘Francesca da Rimini als dramatische Materie.’Ga naar voetnoot4) | |||||||||||||
VI
| |||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||
de meest fantastische werden dan ook van zijn persoon en werken gegeven; ik herinner slechts aan Rossetti, die verband legt tusschen het gedicht en de politiek der anti-papale genootschappen der XIIIde eeuw, en Aroux, die Dante als ketter, revolutionnair en socialist betitelt. Bij ons lieten zich Rensburg en vooral J. van Dijk tot een dergelijke fantastische verklaring verleiden; tot mijn spijt is het mij niet gelukt in den uitgebreiden commentaar dien Rensburg aan zijn vertaling der Commedia toevoegde, het zinnetje te ontdekken waarin deze zegt, dat Dante vrijmetselaar was, ja zelfs ‘vicaris-generaal van de graalorde.’Ga naar voetnoot1) Die commentaar wordt eigenlijk geheel beheerscht door het opsporen van bepaalde correspondenties in de rijmen, die Rensburg bij Dante meende te ontdekken, als herinnering aan vroegere, zinverwante verzen; voorts door zeer ver doorgevoerde tijdkundige en topographische berekeningen, zoodat we dikwijls in een meetkundeboek verzeild meenen te zijn.Ga naar voetnoot2) Tevens heeft Rensburg willen aantoonen, dat er verband bestaat tusschen de Graalsagen en Dante's symboliek en mystiek.Ga naar voetnoot3) J. van Dijk schreef ‘Een Boek voor Dantebestudeerders en Vrijmetselaren’Ga naar voetnoot4); met al de | |||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||
tours de force die hij met Dante's tekst uithaalt, heeft hij mij niet overtuigd, al kunnen wij wel veilig met Van Delft aannemen, dat het mogelijk is dat Dante tot een geheime secte behoorde en er sporen hiervan in de Commedia kunnen verheimelijkt liggen.Ga naar voetnoot1) Als proeve van Van Dijks' argumentatie dit: het oude paswoord der Schotsche Meesters, Notuma of Notima, was Dante bekend; hij gaf het een eereplaats aan het begin van den eersten zang der Hel, want een acrostichon gevormd door de eerste woorden van de verzen 1, 4, 7, 10, 13, 17 vermeldt het ons. Alleen omdat Mantua, waar misschien mysteriën plaats vonden, een omzetting van ‘Notuma’ is, en Virgilius er geboren werd, koos Dante dezen dichter tot gids;Ga naar voetnoot2) dit is toch wel wat al te ver gezocht! | |||||||||||||
VII
| |||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||
eenige bladzijden in een algemeen werk over Dante, bezitten wij niet.Ga naar voetnoot1) In een artikel Maatschappelijke oorzaken van midden-eeuwsche en moderne mystiek,Ga naar voetnoot2) en wel in het gedeelte Mystiek der onderdrukte en der heerschende klassen, schetst Henriette Roland Holst Dante als vertegenwoordiger der laatste. Hij vereenigde in zich de twee heerschende klassen, daar hij edelman door geboorte en burger door zijn toetreden tot een gilde was. Volgens de schrijfster is het zijn klassenbewustzijn dat zijn houding bepaalt in de politieke twisten en tevens zijn overtuiging omtrent de verhouding van paus en keizer. Zij concludeert aldus: ‘Het standpunt van Dante, die paus en keizer als twee aan elkaar gelijkwaardige machten beschouwde, die tusschen beide in de weegschaal der maatschappelijke gerechtigheid zag zweven omdat beide een deel van Gods macht op aarde vertegenwoordigden, dat standpunt beteekende de uitdrukking van een, wel is waar religieus-mystiek omhuld maar onfeilbaar klassebewustzijn, dat door geen schijnbare tegenstellingen aan het wankelen kon worden gebracht.’Ga naar voetnoot3) Gorter noemt Dante herhaaldelijk in zijn Kritiek | |||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||
op de Litteraire Beweging van 1880 in HollandGa naar voetnoot1) als een der grootsten en als representant van wat hij de ‘burgerlijke’ dichters noemt. Drie groote krachten - de drang naar zelfbehoud, het verlangen naar voortplanting en de sociale drift - beheerschen ons onbewuste leven; ‘het schoonste is de poëzie als alle drie de groote driften, krachtig en in harmonie, haar bronnen zijn. Dat zijn de klassieken die zoo werken: Homerus, Aeschylus, Sophokles, Dante, Shelley en meerdere nog.’Ga naar voetnoot2) Verder stelt Gorter dan de liefde van Achilles voor de slavin Briseïs tegenover die van Dante voor Beatrice;Ga naar voetnoot3) ‘bij Homerus de liefde van den herdersvorst die zooveel vrouwen houdt als hij wil, bij Dante van wie in den burgerlijken staat slechts één vrouw hebben mag, in den staat, waar het noodzakelijk, goed en heilig is om liefde voor ééne slechts te voelen.’Ga naar voetnoot4) Dit is de zaken wel eenigszins scheef voorstellen, want uit Gorter's redeneering behoorde logisch te volgen, dat de geliefde vrouw de echtgenoote van den dichter was, terwijl iedereen weet dat Beatrice dit niet was! Dante's bestrijding van de wereldlijke macht der pausen en zijn theorie over de gelijkwaardigheid van paus- en keizerschap gaf velen aanleiding in | |||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||
hem een voorstander te zien van de moderne scheiding tusschen Kerk en Staat; evenals indertijd geheel ten onrechte door de hervormers gebeurde, wordt hij ook nu als wapen gebruikt en worden zijn uitspraken ten gunste van bepaalde doeleinden verdraaid.Ga naar voetnoot1) Niets is meer waar dan Gorter's woord ‘men gelooft licht wat men gaarne wil,’ dat helaas op vele critici van Dante toepasselijk is. |
|