Vlaamsche sagen uit den volksmond
(1921)–Alfons de Cock– Auteursrecht onbekend
[pagina 203]
| |
[pagina 205]
| |
a) Persoonsagen.249. Jan de Lichte.De beruchte dievenbende van Jan de Lichte hield zich schuil in de Wijngaardboschjes van Denderleeuw, dicht bij het gehucht Bakergem gelegen. Daar zat Jan de Lichte veel in de herberg. Hem vangen was onmogelijk, want iedereen zei, dat hij met den duivel omging. Zoodra men de hand op hem meende te leggen, was hij spoorloos verdwenen. Op zekeren dag kwam de abt van het klooster van Ninove met de koorden van Sint-Franciscus naar den BakergemGa naar voetnoot(1), overtuigd dat hij hem daarmee zou stroppen. Jan de Lichte zat in zijn gewone herberg, maar toen de abt hem de koord over den hals wou gooien, was er geen Jan de Lichte meer te zien. Iedereen stond verbaasd. Wat nu gedaan? De aartsbisschop van Mechelen gaf bevel, om op een gestelden dag al de klokken van het land te luiden. Door de kracht, die van dat algemeen klokgelui uitging, verloor Jan de Lichte zijn toovermacht, zoodat hij in een hollen wilg, waar hij zich verscholen had, door de boeren werd vastgegrepen.
(Ninove en Iddergem.) Vgl. ons nr 12. | |
250. Klaarke van Nokere.Op de wijk ‘Nellekenskeer’, te Nokere, stond er nog vóor eenige jaren een paal, door het volk ‘Klaarkesstaak’ genoemd, en waaraan een heele historie verbonden is. Vóor honderden jaren leefde er te Nokere een oud vrouwken, Klaarke was haar naam. Daar zij zich nogal afgezonderd hield, zoo verdachten haar de menschen haar ziel aan den duivel verkocht te hebben. | |
[pagina 206]
| |
Op zekeren keer ontmoette Klaarke een inwoner der gemeente, die beschonken was, en hij moest een dichter zijn, want hij sprak het vrouwke aldus aan: ‘Klaarke, hebt gij kracht of macht,
Maak, dat ik val in de gracht!’
En zie, hij had het laatste woord nog niet gansch uitgesproken, of daar tuimelt hij hals over kop in de gracht, 't Was misschien wel een natuurlijk gevolg van den drank, maar dat gaf er toch niet aan. Van toen af stond Klaarke bij iedereen geboekt als een schrikkelijke tooveres. Eens werd zij door dat bijgeloovige volk vastgegrepen, en op Nellekenskeer, aan den genoemden Klaarkesstaak - want vandaar die benaming - verbrand. Toen zij reeds aan den paal gebonden stond, zegt de sage, riep Klaarke, haar aanvallers bedoelende: ‘Jilleken, schiet!’ (Dat waren, volgens 't volk, de woorden, waarmede Klaarke de hulp van den duivel inriep), waarop haar bondgenoot zou geantwoord hebben: ‘Er is geen poer meer in de panne’.
(Nokere.) Volksk, VII, 53. |