Vlaamsche sagen uit den volksmond
(1921)–Alfons de Cock– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
c) Heiligenlegenden.239. Sint-Paulus te Godveerdegem.Sint-Paulus wordt té Godveerdegem veel bezocht als patroon tegen de oogziekten. Daarover wordt de volgende legende verteld: St-Pieter en St-Paulus deden eens samen een wandeling en kregen twist onder elkander. St-Pieter was zoo kwaad, dat hij zijn makker vastgreep en hem wegslingerde. De heilige man viel in de modder en was half blind. Maar zie, hij lag bij een bron en, toen hij daarin zijn oogen waschte, kreeg hij het gezicht terug. Sedertdien wenden de ooglijders uit den omtrek zich tot St-Paulus, te Godveerdegem, en gaan hun oogen in het water van die bron baden.
(Godveerdegem.) | |
240. Sint-Medardus.Te Oelter (bij Ninove) wilde men het beeld van Sint-Medardus in de kerk plaatsen, en twee mannen van het dorp gingen op zekeren dag het nieuw gekochte beeld naar Ninove halen. Ze droegen het op hun schouders en waren reeds in de nabijheid van Oelter, toen er eensklaps een geweldig onweer losbrak. Het regende dat het goot. Onze twee mannen zetten in der haast het beeld in een partij koom neder - 't was in Juni - en liepen in vliegende vaart naar huis. Na het onweer dachten zij aan Medardus niet meer en lieten hem, blootgesteld aan regen en wind, zes weken lang in 't graanveld staan. Het regende al dien tijd zonder ophouden. Eindelijk dacht men terug aan het beeld en bracht het in de kerk. De heilige had evenwel de vergeetachtigheid der boeren kwalijk genomen, en sindsdien maakt hij dikwijls van zijn naamdag een regendag en laat den regen dan gewoonlijk zes weken lang aanhouden.
(Oelter.) Vandaar ook de Fransche spreuk: Quand il pleut le jour de St-Médard, il pleut quarante jours plus iard. | |
[pagina 197]
| |
241. Sint-Amandus en Sint-Antonius.Sint-Antonius van Dikkelvenne en Sint-Amandus van Gaver kwamen 's nachts, den Zondag na het Sint-Amandfeest, samen te Gaver, op den Molendam, de eerste met zijn offeranden van vleesch, de tweede met zijn ontvangen offerbrooden. In geval hun spijzen onbedorven zijn gebleven, dan voorspelt dit voor het gewest een rijken oogst.
(Gaver en Dikkelvenne.) | |
242. Sint-Amandus te Pollare.In de week vóor Pollare-kermis kwam Sint-Amand van Denderwindeke, waar hij was gaan prediken. Op den Roe (wijk van Pollare) was iedereen aan zijn bak. Sint-Amandus vroeg er in drie, vier huizen een boterham. - ‘Wij hebben geen brood,’ klonk het overal; ‘wij zijn bezig met bakken.’ - ‘Geef mij een brokje deeg,’ zei Sint-Amandus, ‘dat ik er mij een broodje van make!’ - ‘Dat hebben wij veel te duur betaald, om het aan u te geven,’ was 't antwoord. Als Sint-Amandus in zijn vijfde huis met hetzelfdte kompliment aan de deur werd gezet, maakte hij zich kwaad en riep: - ‘Ewel, leelijke wijven, gij wilt mij geen beetje deeg geven voor een broodje, nu zult gij zelf uw brood in den oven niet krijgen!’ En met deze vermaledijding ging hij langs de Paddenholle naar Ninove. Nauwelijks had de heilige man de verwensching uitgesproken, of het beslagen brood van gansch den Roe begon te zwellen, te zwellen en zoo dun te worden als water, zoodat het eindelijk van den paal liep en niet in den oven te krijgen was. De wijven, met paal en rokelstok gewapend, zetten dan Sint-Amandus na. Deze spoedde zich voort en ging droogvoets over den Dender. De vrouwen wilden hem achterna, maar nauwelijks zetten zij den voet op het water, of zij zonken naar onder en verdronken.
(Pollare en Denderwindeke.) In Volksk., I, 92. | |
[pagina 198]
| |
243. Sint-Amandus te Erembodegem.Op het gehucht Tresschebeek, te Erembodegem, staat de kapel van Sint-Amandus. Dàar was net waar, volgens de overlevering, de vrouwen van Erembodegem met hun spinrokken den heiligen man door den Dender gejaagd hebben, wanneer hij naar Vlaanderen gekomen was, om er het geloof te verkondigen. Ter plaatse werd later, tot uitboeting van die misdaad, een kapel ter eere van Sint-Amandus gebouwd. In de nabijheid bevindt zich een bron, die ietwat opgemetseld is. Te Elrembodegem verjaagd, is Sint-Amandus naar Denderleeuw gekomen, waarvan hij de patroonheilige is geworden.
(Denderleeuw, Welle.) | |
244. a) Sint-Lieven draagt zijn hoofd in de handen.Toen Sint-Lieven in Vlaanderen het geloof verkondigde, kwam hij ook in 't Land van Aalst, en namelijk ter plaatse thans Sint-Lievens-Essche geheeten. Daar werd hij op zekeren dag vastgegrepen en het hoofd afgeslagen. De heilige man nam zijn hoofd in zijn handen en ging verder. Dat wonder werd opgemerkt door een vrouw, die in haar tuin erwten aan 't plukken was. - ‘Zie eens, wat een zot,’ riep ze, ‘die draagt zijn kop in zijn handen!’ - ‘Gij zijt nog zotter,’ sprak Sint-Lieven, ‘gij plukt erwten voor dezen middag, en gij zult er niet van eten!’ En zij at er inderdaad niet van, want dien zelfden voormiddag reeds stierf ze.
(Rondom Aalst.) Vgl. onze nrs 228, 239 en 237, ook Kunst- en Letterblad, 1842, blz. 60 REINSBERG-DURINGSFELD, Calendrier belge, II, 275, en zie over de talrijke ‘hoofddragende’ heiligen (Céphalores): P. CAHIER, Caractéristiques des Saints (Paris, 1867), II, 761-767. | |
[pagina 199]
| |
b) Andere lezing.Sint-Lieven werd te Essche (bij Herzele) onthoofd (1), nadat men hem de tong had uitgerukt (2). Met zijn hoofd in de handen, ging hij over Herzele naar Houtem, langs de borre, die hij, tijdens een droogte zijn staf in den grond stekend, had doen ontspruiten. Op die borre gaf een baantje uit, dat men daarna Sint-Lievens-baantje heeft geheeten (3). Bij 't volgen van dien weg, ontmoette hij een vrouw, die bezig was met salaad te kuischen. - ‘Wel, wat een zot,’ riep ze, ‘die draagt nu zijn hoofd in zijn handen!’ - ‘Gij zijt nog meer zot,’ antwoordde Sint-Lieven; ‘gij kuischt salaad, en gij zult er niet van eten.’ En, waarlijk, nog vóor den middag was ze dood.
(St-Lievens-Essche.) | |
245. De duivel blaast het licht uit.De H. Gierla (Gudula), dochter van den graaf, die te Herdersem het kasteel ten Ham bewoonde, ging alle avonden bidden in een kapel, te Moorsel. Telkens nam zij een lantaarn mede. In de Godsstraat (tusschen Herdersem en Moorsel) lag, dicht bij de baan, een put. Zekeren avond ging de heilige, vergezeld van haar meid, wederom langs denzelfden weg naar de bidplaats. Het was slecht weer en daarenboven helledonker. Opeens komt de duivel uit den put en blaast het lichtje der heilige Gierla uit. Toen daalde evenwel een engel uit den hemel, die het lantaarntje weder aanstak. Nog heden draagt die put, tot rootput herschapen, den naam (1)Ter plaatse, waar de heiligenkapel thans staat. (2)Daarom wordt St. Lieven afgebeeld met een tong in een tang. Men denke aan Rubens' tafereel in 't Muzeum te Brussel. (3) Volgens REINSB.-DURINGSF. (Cal belge, II, 275)spreekt men zoowel te Herzele als te Essche en te Houtem van een St. Lievensbaantje, St. Lievensstraatje of St. Lievensdreefken. Zie ook WOLF, Niederl. Sagen, nr 569, en C. DE VUYST, Sagen en Leg., nrs 16 en 17. | |
[pagina 200]
| |
van duivelsput, en de Godsstraat wordt soms Goedelestraat geheeten.
(Herdersem.) Vgl. GITTÉE, in Volkskunde, II, 170, daar is de H. Gudula eenvoudig een oude vrouw. In de Generale Legende (Antwerpen, Hier. en J.B. Verdussen, 1665, I, blz. 121) is de lantaarn een kaars. Vgl. ook H. Genoveva te Zepperen ('t Daghet, 1886, blz. 116). | |
246. De Ste-Aldegondisput.Te Hofstade (bij Aalst), aan het begin der dreef bekend als de Lange Rek, is een nog al groote put, genaamd de Ste-Aldegondisput. Vóor lange jaren stond daar een prachtig kasteel, bewoond door een edelman en zijn dochter Aldegondis. Een rijke heer wierf om haar hand, en verkreeg van den vader zijn toestemming. Het meisje wilde er evenwel niet van hooren, en al de pogingen die de vader deed, om haar tot dat huwelijk over te halen, bleven vruchteloos. In zijn gramschap wilde hij de wederspannige dochter dooden, doch zij ontvluchtte het kasteel, en, door den vader achtervolgd, liep zij het voorhof op. Het meisje kwam aan den wal, die het kasteel omringde, en daar ging ze vastgegrepen worden, toen een engel, van God gezonden, vóor haar verscheen, haar oplichtte en aan de overzijde van den wal weer neerzette. Vol verbazing staarde de vader dit schouwspel aan, en zag hoe de engel met de maagd hát bosch invluchtte. Dat voorval opende hem de oogen en deed hem inzien, dat het ontworpen huwelijk tegen den wil van God was.
(Hofstade en Aalst.) Mededeeling van A. GITTÉE, in Volkskunde, I, 54; de legende werd hem verteld door een zijner oud-leerlingen, te Aalst. Die legende is een vervormd motief uit het leven der H. Aldegonde, dochter van den hertog van Neder-Lothrijk en geboren in 't Henegouwsche, dicht bij Maubeuge. Haar ouders wilden haar volstrekt met den Engelschen koningszoon doen trouwen, doch zij weigerde hardnekkig. Na den dood van haar ouders, kwam de prins haar opzoeken Zij vluchtte weg; op den oever der Samber, ging zij echter | |
[pagina 201]
| |
in zijn handen vallen, toen twee engelen haar droogvoets over de rivier brachten. Getuige van dat wonder, liet de prins haar voortaan met vrede. | |
247. Sint-Antonius en de varkens.De gemeente Moorsel (bij Aalst) werd eertijds door een pestilentie overvallen, die vooral de varkens trof; de geestelijkheid beloofde, den 17n Januari van elk jaar, feestdag van Sint-Antonius, in de kerk van Herdersem, een plechtige mis te gaan zingen, en... de geesel hield op. Sedertdien heeft de clerus van Moorsel nooit nagelaten, op gezegden dag, naar Herdersem de hoogmis te komen doen. Eens echter, - zoo luidt de overlevering, - toen men met die gewoonte wilde afbreken, vertoonde zich wederom het Sint-Antonius-vuur, en nauwelijks was de belofte vernieuwd, of de heilige trok zijn straffende hand terug. Stellig is het althans, dat de Moorselsche geestelijkenGa naar voetnoot(1), den 17n Januari, in mijn geboortedorp, plechtig het misoffer gaan opdragen, hetgeen daar aanleiding geeft tot een buitengewonen toeloop van bedevaarders, geloovigen en... jonge lieden van beider kunne. De offeranden, welke na den dienst, vóor ‘de lijkdeur’, door een kerkmeester openbaar verkocht worden, bestaan niet zelden in varkenskoppen en spek, konijnen, hoenders en boter.
(Herdersem.) | |
248. De legende van Sint-Leu (Sint-Elooi).Sint-Leu ging eens wandelen, en in een straat zag hij een uithangbord, waarop te lezen stond: ‘Janssens, paardesmid, meester-boven-meesters’. Sint-Leu ging binnen en vroeg aan den smid, of hij bij hem werken mocht. | |
[pagina 202]
| |
- ‘Kunt gij beslaan?’ vroeg de smid. - ‘Ba-ja,’ zei Sint-Leu. En juist kwam er een paard in de smidse. Sint-Leu trok een schootsvel aan en zette zich aan 't werk. Hij maakte een hoefijzer, sneed een voet van het paard af, nagelde er het hoefijzer op en zette dan weer den voet aan het paard. En zoo deed hij met de andere voeten en de andere hoefijzers. Het paard was beslagen en, wonder genoeg, het had geen druppel bloed verloren. De smid was verbaasd over die manier van beslaan, en hij vroeg zich af, of hij dat ook zóo niet zou kunnen doen. Hij werd jaloersch, en na eenige dagen zond hij Sint-Leu weg, na hem betaald te hebben. Een ander paard kwam, en de smid wilde Sint-Leu nadoen. Hij sneed het dier den voet af, besloeg hem, maar als het op het weer-aan-zetten kwam, het ging niet. Het paard bloedde en was bijna dood. Juist kwam daar Sint-Leu voorbij. De smid riep hem binnen en vroeg om hulp. - ‘Waarom zet gij op uw uithangbord meester-bovenmeesters?’ zei Sint-Leu. De hoovaardige smid wist niet wat zeggen. Doch Sint-Leu wilde het paard maar éen voorwaarde genezen: - ‘Schrijf op uw uithangbord: Janssens, simpelijk paardesmid bij de gratie Gods!’ Janssens deed het, en Sint-Leu genas het paard.
(Zegelsem.) Vgl. P. DE MONT en A. de COCK, Vlaamsche Vert., blz. 364; Volkskunde, II, 168; Ons Volksleven, III, 42 (=CORNELISSEN en VERVLIET, Vlaamsche Volksvert., 55); Rond den Heerd, IX, 263; VINCX, Grappige Vert. en Sprookies, 2e r. I, blz. 59; Mélusine, V, 100 vlgg.; VI, 125; VII, 25 en 87. LUZED, Lég. chrét. de Basse-Bret., I, 93. HENNE-AM RHYN, Deutsche Volkssage, nr 750. ASBJORSEN, Norweg. Volksmärchen, blz. III. - Zie ook: A de COCK, Volkssage, Volksgeloof..., 131-135. |