Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wyse van den 24.Psalm, De aerd is onses Gods voorwaer.MEn Reden-strydt uyt Godes Woort,Ga naar margenoot+
Daer elck te wesen vredich hoort,Ga naar margenoot+
Vervremt van alle nijdt en listen,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 388]
| |
De school-geleerde hooghe twist
Noch 't kribb'len vanden Hoff Iurist
Ga naar margenoot+En voordert niet den waren Christen.
Ga naar margenoot+De Christenheyt wort so verkeert
Ga naar margenoot+Dat menigh logh, en vonden eerd,
Ga naar margenoot+Opinij drijft voor recht en waerheyd:
Ga naar margenoot+Of haelt dispuyten voor de hand,
Ga naar margenoot+Om soo ondoen bedeckt verstandt,
Maer meer beduystert heldre claerheyt
Een sulck' is by naest elck Man,
(Die inde waen) ten vollen kan,
Ga naar margenoot+Hem feylt maer tot de daet te komen,
Ga naar margenoot+Hoewel hy botlijck is en slecht:
Ga naar margenoot+Hem acht, tot anders onder-recht
Ga naar margenoot+Genoech in wijsheyt op geklommen.
O tijt! o wanckel eeuwe! (meer
Nu dan oyt was soo swack en teer
Weeck-oorig volck voor alle tijen,
Ia alle zinnen of-gheslooft)
Ga naar margenoot+Hoe spreeck men best (om zijn gelooft)
Hoe salmen lief't gheseyde lijen?
Sal langh 't bedonckerde gesicht
Op't gheen, het niet bevatten licht,
(Verstaen noch doen begrijpen konde
Star-oogen, na sulck blaeu gewelv'
Hoe langhe sullen wyse selv'
Vergapen sich met open monde.
Ga naar margenoot+Hoe langhe worden in ghewacht
Dees Hemel-wetten, sonder kracht
Wiens heylichheden zijn vervloghen:
D'eer van sulck opper-voogd' Iupijn:
Dat minder Goden narren zijn
Hy kent, die siet, met open ooghen.
Ga naar margenoot+Mach uytgediende Scepter sleght
Noch meer ghebien te sitten recht:
| |
[pagina 389]
| |
Hoe langhe sullen oude Choren,
Doen luystren na hun dwase sin:
De sotte willen klincken, inGa naar margenoot+
Der gecken opghereckte ooren.
Sal op een nieu (met vuyle stanck)Ga naar margenoot+
Op klimmen dese Offer-danck
(Door Paxij reuc, de Marcy dampen)
Wil ongheboden Tempel plicht
Voor oud' gebodt) zijn opghericht,
So moet de haet, en liefde kampen:
Want wie met dwang en herten leetGa naar margenoot+
Zijn doodlijck gift voor suycker eet,
(Sulck Hemel eer, lang onder bleven,
Beheunicht zijn ghemoet verstopt,
Wort tegen wil, we'er in ghepropt)
Sal nimmer Lichaem voedsel geven.
So yemant buyten reden woelt,Ga naar margenoot+
Die ware kranckheyt niet gevoelt,
Maer acht tot baat zijn harde vlagen
De sieckt is Meester van het lyff,
Hy mist de sinnen alle vyff,
De weet is wech, van kennis dragen.
Drie krachten b'heerschen 'smenschen ziel
En maect hem mensch, so eenich viel,
Van menscheyt moet den mensch vervallen:
Soo reden feylt hy haest verbeest,
Verboomt on-voeligh, maer ontgeest,
En sonder kracht, wort geen van allen
Dus wort door onderlingen twist,
De ware geest'lijckheyt ghemist,
Door tegen krijg, den geest bedorven:
Om dat elck weten, roert, en rept:
Dat hy een ander doch herschept
Die is in leven self verstorven.
Dees plaghen waren, over langh
| |
[pagina 390]
| |
(By stervelijcke al in zwangh)
Wt desen Ga naar margenoot*Aetnae komen brandich
De grousaem rasernijen voort,
En wecken logen, roov', en moort,
Ga naar margenoot+Haet, twist en alle boosheyt schandig
Ga naar margenoot+Den mensche zy met hem beweeghd
En niet meer tyrannije pleeghd,
Noch wreetheydt bruyck over hem selven,
Gheeft reden plaets u ziele kent,
Met God zijn krachten aengewent
Zijn machtich 't quaede te bedelven.
Ga naar margenoot+Door Iupijn lieft een hooger Godt
Acht (Ioves niet, maer) zijn Ghebodt
Soo sal den stryt in vrede keeren
V willen, in zijn willen, vest
Ga naar margenoot+Gehoorsaemheyt sal alder best
De boose Werelt reformeeren.
'tIs niet soo't hoord. |
|