Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
[pagina 346]
| |
Stemme: Eylaes Fortuyn ick mach &c.
Ga naar margenoot+O Mensch! ick wil u uyt Godts mondt
De doodt nu gaen aensegghen,
Ga naar margenoot+Want siet het is't oude verbont
Ghy moet sterven, en legghen:
Ga naar margenoot+Den aertschen Tabernaeckel aff,
Die Godt door de natuere
Ga naar margenoot+V Ziele tot een herberch gaff,
Ga naar margenoot+Maer ghy weet tijt noch ure.
Ga naar margenoot+Ghy moet sterven dat is ghewis,
Ga naar margenoot+Maer het is u verborghen
Ga naar margenoot+Wanneer u tijdt verloopen is,
Ga naar margenoot+Het kan wel syn eer morghen,
Ga naar margenoot+Daerom en neemt niet langh uytstel
Ga naar margenoot+Om u huys te bereyden,
Ga naar margenoot+De tijt is cort, de doot is snel,
Ghy moet haest van hier scheyden.
Ghy moet sterven, ghy hebt geen keur,
Alle Doctoren schrijven
V metten alder eersten deur,
Ghy meucht niet eeuwich blyven,
Want ghy zijt in u hert ghewont,
Ga naar margenoot+Van d'oude kromme Slanghe,
Dies ghy niet eeuwich leven kont,
Maer moet sterven eerlanghe.
Ga naar margenoot+Ghy moet sterven om dat ghy zijt
Ontfanghen en gheboren,
En door de sond', en 'sduyvels nijt
| |
[pagina 347]
| |
Ghevallen in Godts toren:Ga naar margenoot+
Want door des duyvels nijdicheyt
Is de doot en 't verdommen
(Vermits ons eerste Ouders feyt)Ga naar margenoot+
Inde werelt ghekommen.Ga naar margenoot+
Wy moeten al sterven de dootGa naar margenoot+
Niemant kant ons versoeten,
En die met ons te lijck genootGa naar margenoot+
Zijn, sullen volghen moeten,
Want 't is een algemeene wet,Ga naar margenoot+
(Daer heeft niemant geen voordeel)Ga naar margenoot+
Te sterven is ons eens gheset,Ga naar margenoot+
Ende daer nae het oordeel.
Het oordeel te verwachten staetGa naar margenoot+
Als wy hier zijn ghestorven,
Daerom doet goet en laet het quaetGa naar margenoot+
Is u leven verdorven?
Soeckt dat te reformeren // weer,Ga naar margenoot+
Wilt u sonden afwasschen,Ga naar margenoot+
En u tot Godt bekeeren // eerGa naar margenoot+
De doot u komt verrasschen.
De doot heeft u in zijn geweltGa naar margenoot+
En is u al te machtich,
Of ghy u schoon daer tegen stelt
Het spreeck woort is waerachtigh:
Tegen de doot en is gheen schilt,
Noch gheen gheweer ghegheven,
Daerom leeft soo ghy sterven wilt,Ga naar margenoot+
Dat ghy sterft om te leven.Ga naar margenoot+
Ghy weet wel dat de doot u heeft
In zijn ghewelt gekregen,
Dus eer dats u den doot steeck geeft,Ga naar margenoot+
Soo wilt onder Godts seegen:
Vwer Zielen huyssaecken groot,Ga naar margenoot+
In Christo wel beschicken,
| |
[pagina 348]
| |
Soo sal de leel'ke zwarte doodt
V Ziele niet verschricken.
Onder al wat schrickelijck is
En is niet soo vervaerlijck
Als de dood, wiens ghedachtenis
Ga naar margenoot+Den mensche valt bezwaerlijck,
Die van alles heeft overvloet,
Ga naar margenoot+En niet rijck is bevonden
In Godt, maer als hy sterven moet
Ga naar margenoot+Hier sterft in zyne zonden.
'tIs schrickelyck te vallen hier
In des Scherp-rechters handen,
En syn Lichaem in een groot vyer
Te moeten laten branden:
maer noch veel schric'lijcker salt syn
Ga naar margenoot+Met den Duyvel nae desen,
In de eeuwighe Helsche pijn
Van Godt te zijn verwesen.
Ga naar margenoot+Daerom wilt heden, dat is nu,
V saligheydt betrachten,
Ga naar margenoot+Daer is gheen ander tijdt voor u,
Ga naar margenoot+Waer nae wilt ghy doch wachten?
Ga naar margenoot+Houd niet u welstant, en u heyl
Ga naar margenoot+(Als met den tanden) teghen,
Daer is geen hender bane veyl
Aen u gheluck gheleghen.
Wilt met Ieronimus altijt
V uyterste ghedencken,
Siet hoe ghy maer een mensche zijt,
Die de doodt licht kan krencken:
Ga naar margenoot+Denckt dat ghy moet te rechte staen
Voor een Rechter rechtveerdigh,
Ga naar margenoot+Die u seer hart sal overgaen,
Om u zonden straff-weerdigh.
Hend' is 't end'. |
|