De navelstreng van mijn taal. Poesía bibo di Aruba / Levende poëzie van Aruba
(1992)–Anton Claassen– Auteursrechtelijk beschermdtweetalige bloemlezing uit het werk van dertien dichters
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Columbus tot Caliban
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gesproken taalZonder me in de hachelijke discussie over de herkomst en het ontstaan van het Papiamento te willen mengen, wil ik in het hiervolgende niet meer doen dan nagaan hoe deze taal zich in de loop der jaren functioneel heeft ontwikkeld tot algemeen gebruikte cultuurtaal en literaire taal op de drie Benedenwindse eilanden Curaçao, Bonaire en Aruba. Van het eerste eiland weten we het meest, maar in het gegeven kader heeft het laatste onze bijzondere belangstelling. Dat ik de ontwikkeling op Bonaire te weinig in mijn beschouwing zal betrekken, worde me hopelijk genadig vergeven... Le Page (1964) onderscheidde een viertal taalkringen in ‘newly independent states’, namelijk ‘Government and the Law’, ‘Education: Primary, Secondary and Higher Education’, ‘Religion’ en ‘Culture’. Tot die laatste rekende hij de ‘literatuur’, maar de ‘media’ (de pers, geschreven en elektronisch) zouden ook nog apart ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemd moeten worden. Welke rol hebben deze instituties gespeeld in de ontwikkeling van het Papiamento? Het staat wel vast dat het Papiamento al vrij snel gesproken werd. Tot de vroege meldingen ervan behoort de uitspraak van Padre Schabel, die in zijn bewaard gebleven dagboek over een soort ‘gebroken Spaans’ sprak, dat hier door de mensen gesproken werd. De in een brief van Caysedo van 24 april 1732 gebezigde uitdrukking ‘el idioma del país’ slaat niet op het Papiamento, maar op het Nederlands, zoals uit de context blijkt. Het Papiamento was in de gesegmenteerde slavenmaatschappij die Curaçao in die tijd was, al heel snel verankerd, want het werd niet alleen de algemene contacttaal tussen de slaven, de normale taal die meesters en slaven ten opzichte van elkaar hanteerden, maar ook de taal van de meesters onderling. De opvoedingssituatie was zodanig georganiseerd, dat de witte kinderen van de shon (meester) grotendeels werden grootgebracht door de jaja, de kindermeid, die dat uiteraard mede deed in haar eigen taal. Veelvuldig zijn de uitspraken waaruit blijkt dat de verhalen die de jaja vertelde over Compa Nanzi en Compa Sese van grote invloed zijn geweest op het cultuurbeleven van de (witte) meesters. Als derde veelvuldig genoemde factor kan de bevolkingssamenstelling gelden. De Curaçaose maatschappij bestond immers uit Afrikanen van zeer verschillende taalherkomst, Noord-Europeanen van allerlei naties en tongen en uit Portugese Joden. Elk segment bracht een eigen taaltraditie in, waarbij het Papiamento werd gebruikt als middel tot contact tussen alle sociale lagen. Brada vat zijn visie op het ontstaan van het Papiamento samen met: tussen 1705 (Schabels getuigenis) en 1776, toen de Paters Franciscanen op het eiland kwamen en in het Papiamento begonnen te preken, ‘daartussen ligt de opkomst’ (Brada 1956: 20) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschreven taalVan 1769 dateert een bericht dat de artikelen uit een verklaring van de ‘capiteins en de officieren van de vrije negers en mulatten’ zijn voorgelezen in ‘hun lieden Creolse taale’. Dat was dus geschreven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Papiamento, een teken dat deze zich ontwikkelende taal niet alleen mondeling gebruikt werd, maar ook geschreven ten behoeve van het rechtsverkeer. (Smeulders 1987) Datzelfde vernemen we van verklaringen van Samuel Costa Andrade, en Joshua Belmonte en Jacob Athias de Neira op 16 januari 1776. (Maduro 1971: 55) Uit 1803 dateert een officiële Arubaanse getuigenverklaring, waaruit blijkt dat in die tijd het Papiamento ook daar algemeen werd. (Rutgers 1990; Gomes Casseres 1990; Haseth 1990, 1990a; Habibe 1990, 1990a) De beroemd geworden, geheimzinnige ‘carta di amor’ door Abraham de David da Costa Andrade Jr. in 1775 geschreven aan Sarah de Isaac Pardo en Vaz Farro (Maduro 1971: 55; Emmanuel 1970: 257; Wood 1971; Muller 1989) bewijst dat het Papiamento ook al gebruikt werd in het intieme briefverkeer van aanzienlijke ingezetenen. Als laatste getuige dat het Papiamento zich snel en algemeen verbreidde, moge een geschreven ‘kombersashon’ (dialoog) van 11 oktober 1775, tussen twee dienstbodes gelden. De opkomst van het Papiamento in de 18de eeuw wordt aannemelijk als we zien dat het gebruikt werd door de Priesters van de R.K. kerk (die natuurlijk dat medium gebruikten waarmee contacten mogelijk waren). Daarnaast fungeerde het niet alleen onder het ‘volk’ maar ook reeds bij de aanzienlijken als taal van huiselijke omgang, zowel mondeling (en dat natuurlijk overwegend) als schriftelijk. Bovendien werd de taal kennelijk incidenteel gebezigd bij officiële gerechtelijke getuigenverklaringen (waarin het natuurlijk aankwam op een precieze en betrouwbare formulering door de getuigen). Niet alleen op Curaçao, maar ook op Aruba werd de taal gebruikt, nadat de koloniale regering vanaf einde achttiende eeuw de mogelijkheid tot immigratie bood. Phalen, geciteerd in Alofs & Merkies (1987) overwoog de mogelijkheid dat het Arubaanse Papiamento een eigen ontwikkeling zou hebben gevolgd, dus niet via Curaçao werd geïmporteerd, maar via contacten met Zuid-Amerika: ‘Aruban Papiamento may have received its Spanish influence | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
from a Spanish-based Pidgin/Creole language spoken by the resident Indians prior to the arrival of the Jewish population from Curaçao.’ (Phalen 1977: 71) Wonderlijk genoeg werden in de talrijke 18de eeuwse spotschriften en satirische gelegenheidsgedichten nooit aanduidingen betreffende het Papiamento gemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onstuitbare opkomstNa het Engelse tussenbewind van 1807-1816 kunnen we twee benaderingen onderscheiden, een die zich positief-pragmatisch tegenover het Papiamento opstelde, en een negatieve die slechts minachting voor dit ‘dialect’ koesterde. Pater M. Niewindt kwam in 1824 op Curaçao en gaf al na een jaar een eerste catechismus in het Papiamento uit. Niet alleen de prediking in het Papiamento, om op die wijze het gehele volk te bereiken, werd nu krachtig ter hand genomen, maar er werd ook een begin gemaakt met volksonderwijs in het Papiamento. Op Barber drukte en publiceerde hij kerk- en schoolboeken. (Martinus 1972) Pastoor J.J. Putman ontwikkelde in zijn parochie Santa Rosa een veelheid van activiteiten die tot nu toe nog veel te weinig waarderende aandacht hebben gehad. Ook hij publiceerde lectuur voor kerk en school in het Papiamento. Voor de R.K. missie fungeerde de volkstaal als het medium tot geloofsverbreiding onder de slaven en vrijen, zowel in de kerkelijke prediking als in het onderwijs. De negatieve vermeldingen zijn van een reeks van (Nederlandse) passanten die in hun reis-, land- en volksbeschrijvingen een stroom van denigrerende geluiden over het Papiamento ventileerden, de meeste gebaseerd op een 18de eeuwse grammatica-opvatting die leerde dat een taal hoger ontwikkeld is naarmate ze meer vormdifferentiatie vertoont; en daar is het Papiamento in zijn structuur van eenvoud en regelmaat nu net een slecht voorbeeld van. De schrijvende onderwijzers, officieren en dominees, want om die beroepsgroepen ging het voornamelijk, lieten niet af het Papiamento te minachten en er een sociaal stigma van deficiëntie op te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukken, iets wat zich voortzette tot ver na de emancipatie. Zij zagen het Papiamento als rem op de koloniale ontwikkeling. Impliciet bewezen beide benaderingen wel dat het Papiamento zich in de 19de eeuw zodanig verbreid had dat het ‘de moeite en de noodzaak waard werd’ het te gebruiken om er de mensen mee te bereiken of ertegen in het geweer te komen.(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EmancipatieNa de emancipatie op 1 juli 1863 ontstond er al snel groter en ook algemener aandacht voor het Papiamento; het werd niet alleen beschouwd als volkstaal, voor een bepaald deel van de bevolking, maar als algemene landstaal, niet alleen als het vehikel voor de eenvoudige dagelijkse omgang maar ook als cultuurtaal. De laatste decennia van de 19de eeuw kenmerkten zich door een sterke uitbreiding van het Papiamento in allerlei sectoren van het maatschappelijk-culturele leven, waar alle standen de taal spraken. Het Nederlands stond van twee kanten in de verdrukking en functioneerde nauwelijks meer. Als cultuurtaal verloor het prestige aan het dominerende Spaans dat door de talrijke ‘exilados’ (bannelingen) in die jaren uit Zuid-Amerika werd geïmporteerd, een proces dat nog door de in 1855 uit Coro gevluchte joden werd versterkt. Als huistaal moest het plaats maken voor het Papiamento en was het in deze tijd bij de ‘echte’ Curaçaoenaars nagenoeg verdwenen: ‘... onder de 13 leden van den Kolonialen Raad zijn er geen drie, in wier gezin Nederlandsch de omgangstaal is.’ Dat de gevoelens ten aanzien van deze ontwikkeling gemengd waren, bleek uit een aantal reacties, vooral van diegenen die de koloniale banden niet alleen wilden bewaren maar ook verstevigen: ‘Onze voorvaderen hebben hier hunne moedertaal als huistaal prijsgegeven en zijn afgedaald tot den neger, in stede van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezen tot zich op te heffen.’ (Snijders in Vragen van den dag 1907: 842) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TaalstudieWe moeten in deze periode onderscheid maken tussen de bestudering van het Papiamento als taal, zijn standaardisering door middel van de beschrijving van spelling, grammatica en woordenboeken, en het gebruik van het Papiamento in allerlei organisaties, waarvan met name die op literair gebied onze belangstelling hebben. Beide aspecten ontwikkelden zich sterk. (2) Als we de studies vergelijken met wat de R.K. paters in de eerste helft van de 19de eeuw deden, constateren we een verschuiving in belangstelling. Was het hen begonnen om het Papiamento als middel tot geloofsverbreiding, hier was kennis van de taal het kennelijke doel. Een tweede opvallend verschil is de waardering voor de taal, want in dit koor van stemmen lijkt A. Jesurun met zijn nogal negatief oordeel betreffende het Papiamento een uitzondering: ‘Het is slechts een taal voor dagelijksch gebruik. Het dient dan ook niet voor literatuur...’ (Jesurun 1897: 98) Wel wordt hier Papiamento en literatuur met elkaar in verband gebracht, maar dat zegt niet zoveel omdat er aanwijzingen zijn dat men het begrip ‘literatuur’ heel anders hanteerde dan wij nu, namelijk voor alles wat geschreven was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Organisaties en PapiamentoVan 1871 dateerde de eerste Papiamentstalige krant: Civilisadó, die het vier jaar zou volhouden. Al snel volgden talrijke andere bladen, die vanuit heel verschillende levensbeschouwingen en met een grote variatie aan doelen, echter niet verschilden omtrent het standpunt of de eigen taal in de krant gebruikt kon en moest worden. Op Aruba verschenen in diezelfde tijd de eerste bladen, die nieuws brachten in het Spaans, Nederlands en Papiamento, wat bewijst hoe de ontwikkelingen op de eilanden parallel liepen en hoe de landstaal doordrong in de journalistiek. (Hartog 1944) In 1871 werd het Teatro Naar geopend, waarin passanten Spaans- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talig toneel uit het Europees-Spaanse repertoire, en de eigen amateurs lichtvoetiger en eenvoudiger Spaans en Nederlands amateurtoneel brachten. De Paters begonnen met moraliserend-religieus toneel in het Papiamento, en wel op de jaarlijkse prijsuitreikingen van de scholen en via de Reunion San Hose. Ze vertaalden en adapteerden meestal, maar schreven soms ook wel origineel werk. Ook op de populaire ‘soirées littéraires et musicales’ werd er over Papiamento gediscussieerd, evenals door het Letterkundig Genootschap tot Nut en Beschaving (1882). Maar men deed dat in het Spaans of Nederlands, niet in de taal zelf. De prediking van de kerk in het Papiamento, zoals in de eerste eeuwhelft begonnen, ging door. Zowel de R.K. kerk als ook de protestantse gebruikte het Papiamento om het volk te bereiken. Zo was er in 1855 een Ewanheli di San Matheo, poeblicado abau di dereksjon di Domini Conradi, Van Dissel publiceerde in 1865 zijn Evangeli segoen Marko, en dominee Kuiperi preekte op Aruba in het Papiamento. In 1915 vertaalde de op Aruba wonende dominee G.J. Eybers met met behulp van Mw. E.M. Croes het Nieuwe Testament. In de synagogen werd Spaans of Nederlands gebruikt, geen Papiamento. In dit verband was het (kerk)lied waarschijnlijk ook belangrijk. Het R.K. bijzonder volksonderwijs was uit pragmatische overwegingen nagenoeg geheel in het Papiamento, zeker voorzover dat in de knoek (platteland) gegeven werd, maar in de stad leerde men Nederlands. Ook buiten R.K. kringen besteedde men bewust aandacht aan het Papiamento in het onderwijs, zoals in de zondagsschool van La Precaucion en de school van de Civilisado. Maar dit betrof heel eenvoudig volksonderwijs, niet voor hogere culturele doeleinden. A.M. Chumaceiro schreef in 1884 in zijn ‘Een ernstig woord over een ernstig onderwerp’, dat het Nederlands in de Curaçaose maatschappij niet functioneerde, dat de Nederlandse boeken met hun op Europa gerichte leerstof ongeschikt waren, dat de ouders vooral Spaans eisten voor hun kinderen. Maar hij wilde het Nederlands zeker niet afschaffen, en zelfs verbeteren.(Smeulders 1987) We zien in deze jaren ernstige bezorgheid over het mislukkende volks- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwijs, dat men na de emancipatie aanvankelijk zo enthousiast geëntameerd had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Kan het hollandsch hier algemeen worden?’‘Een volkstaal kan niet met geweld worden ingevoerd, zij ontstaat langzamerhand, groeit op met het volk en leeft op 't innigst verbonden daarmede. Taal en volk zijn één, in de taal ligt zijn geschiedenis. (...) Ook het papiëmentsch is de ziel van een volk.’ (Amigoe 26 vii 1902) Deze twee citaten omsloten een meer dan vijf jaar lange discussie over de rol van het Nederlands tegenover die van het Papiamento (en Engels) en ze gaven een paar belangrijke punten van die discussie weer. Het bleek nog weer eens overduidelijk dat het Nederlands in die tijd geen huistaal (meer) was, dat men de positie van de landstaal zo volkomen verweven achtte met de bevolking, dat men voor het Nederlands alleen maar meer mogelijkheden in beperkte beter gesitueerde kringen in het stadsdistrict zag. De hoofdpunten in de uitvoerig geargumenteerde discussie waren het maken van verschil tussen basis- en voortgezet onderwijs, tussen onderwijs op het platteland en in de stad, en de economische perspectieven die de verschillende talen boden. ‘Moet het hollandsch dan verdwijnen in deze hollandsche kolonie? Volstrekt niet. Integendeel, onze moedertaal moet meer algemeen worden, ook als spreektaal in het huiselijk verkeer. Maar alleen in de stad, voor hen wien het mogelijk is deze moeilijke taal te leeren en te onderhouden en wien de kennis dezer taal nuttig is wegens maatschappelijke positie en omgang. Voor hen alleen is het doenlijk de hollandsche taal meer algemeen te maken. (...) Wil men werkelijk het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hollandsch meer algemeen maken, men beginnen (sic!) met het te beperken.’ (Amigoe 9 viii 1902) Dat het standpunt met zijn teneur ten gunste van het volkomen bestaansrecht en het voortbestaan van het Papiamento, niet algemeen gedeeld werd, niet in het moederland en niet in de kolonie, bleek wel uit de daarop volgende discussie. Eigenlijk bevonden de paters van de Amigoe zich met het steeds weer in de krantekolommen herhaalde (tussen)standpunt temidden van twee vuren. Vanaf 1900 waren er in het blad Neerlandia van het in 1898 opgerichte Algemeen Nederlands Verbond, dat als hoofddoel de verbreiding van het Nederlands had in al die gebieden van de ‘Nederlandse Stam’, inclusief ‘onze’ koloniën, al enkele artikelen verschenen die wezen op de geringe verbreiding van het Nederlands in de Antillen. In november 1904 volgde de oprichting van de Groep Nederlandse Antillen van dit verbond. R.K. geestelijken werden enthousiast (bestuurs)lid en onderschreven zijn doelstellingen voor wat betreft de hogere cultuuruitingen. Van de andere kant verdedigde en propageerde diezelfde geestelijkheid in het pas opgerichte Papiamentstalige La Cruz de volkstaal met verve, voorzover ze diende als dagelijkse omgang- en beroepstaal voor de bevolking in de disctricten. De discussie werd op het hoofdeiland gevoerd, de andere eilanden bleven buiten schot en daar ging men rustig zijn eigen gang. Het is opmerkelijk dat de discussie nauwkeurig gevolgd werd in Nederland en dat diverse Nederlandse kranten mee-discussiëerden en/of fragmenten uit de Amigoe overnamen. We moeten hiervoor de verklaring zoeken in de veranderende ideeën in Nederland, die niet meer wilden spreken van wingewesten maar vanuit een ethisch besef de taak zagen weggelegd de koloniën te beschaven, dat wil zeggen ‘op te heffen’ naar Westers voorbeeld (schreef Van Deventer in 1899 over ‘eene eereschuld’, Van Kol sprak in 1904 van ‘onze koloniën, onze plicht’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CultuurtaalTegenover al deze beïnvloeding door buitenlanders of passanten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelden de eilanders zelf, in het Papiamento, dat het Papiamento wel degelijk een taal was, en dat daarom een regering die taal en literatuur moest beschermen: ‘Nos idioma ta un lenga, koe tin un porvenir meskos koe cualkier otro lenga... Pues un gobierno no sa practica, wel protega literatura i su lenga; i nos idioma no ta un dialecto ma un lenga propio.’ (‘S’ in La Cruz 18 juni 1902) In 1915 bereikte de discussie over het Papiamento een voorlopig hoogtepunt met de artikelen van de op Aruba wonende en werkende dominee G.J. Eybers, de reacties daarop van de leraar Nederlands W.J. Walboomers en de daarop reagerende stukken van pater P.J. Poeisz en pater P.A. Euwens (Amigoe 2, 9, 16, 23, 30 oktober, 6 november 1915, La Cruz 27 oktober 1915, De Vrijmoedige 31 xii 1915) Ik vat de discussie samen met één lang citaat van Pater Poeisz over het Papiamento: (zie ook Smeulders 1987; Fraters 1986, die de affaire uitvoerig weergeven). ‘In die taal heeft de Kath. Kerk het volk opgevoed. Daarin wordt gepreekt, biecht gehoord, gebeden, gezongen, katechismus gegeven. In die taal worden dikwijls tooneelstukken opgevoerd, boekjes geschreven. In die taal verschijnt elke week een Courant, die door het geheele volk gelezen wordt. Is dat alles geen cultuur? Nu de deftige Curaçaosche families, die het Papiamentsch gebruiken van de wieg tot aan het graf, en die er hun hoogste en heiligste belangen in bespreken, en hun lief en leed uitdrukken met een klaarheid en kracht, die wij hun in 't Hollandsch niet zullen verbeteren. Ook van hen geldt hetzelfde dilemma. Een van de twee; Ofwel deze families bezitten geen “beschaafde en ontwikkelde mentaliteit” en dat is een grove belediging. Ofwel het Papiamentsch dat hun tot conversatietaal dient, is wel degelijk een cultuurtaal.’ (Amigoe 23 oktober 1915) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Papiamento en literatuurToen A. Jesurun in 1897 over het Papiamento oordeelde als ‘slechts een taal voor dagelijksch gebruik. Het dient dan ook niet voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
literatuur,’ was hij kennelijk vergeten dat er tien jaar eerder in de feestbundel Fiesta Willem iii (1888) al poëzie in het Papiamento verscheen, en dat er ook al een decennium lang Papiamentstalig toneel opgevoerd werd door Colegio Santo Tomas en de Reunion San Hose. Dat jongelieden-amateur toneel was dus geen échte literatuur volgens Jesurun. Let ook op zijn ‘dan ook’: literatuur is dus geen ‘dagelijksch gebruik’ van een taal, zegt hij impliciet. Het is in dit verband wel opmerkelijk dat hij zelf een van de eersten is geweest die de aandacht gevraagd hebben voor de orale Papiamentse literatuur in de vorm van de Compa Nanzi verhalen. (Jesurun 1897) Toen in 1900 La Cruz begon te verschijnen, kwamen daarin al snel, hoewel nog incidenteel, de eerste gedichten in het Papiamento. Met J.S. Corsen's ‘Atardi’ van 1905 verscheen voor het eerst als zodanig algemeen geaccepteerde en bewonderde literatuur in het Papiamento. Men beoordeelde het gedicht in bewonderende termen als ‘zonder enige pretentie, eenvoudig, oprecht, fris en gracieus’ en de dichter ‘un poeta pa Gracia di Dios.’ Volgens W.M. Hoyer zou de literatuur met de tijd wel komen, want hoeveel literatuur bezaten de Europese talen in de eerste eeuwen van hun ontwikkeling? ‘Koe Papiamentoe no tin literatura, esai por ta berdad, pasobra poco boeki tin scirbi na Papiamentoe. Ma cuantoe boeki nan a skirbi na francés, spanjol, etc. den promer tres siglo di nan existencia? Podi ser no asina tantoe koe tin na Papiamentoe awor.’ (La Cruz 27 x 1915) Maar in hetzelfde artikel maakte hij daarna toch wel onderscheid door preken, proza en poëzie apart te noemen; vooral zíj moesten bewijzen dat een taal beschaafd was, maar wat belangrijker was, dat ze onze moedertaal, de taal van ons land was: ‘Nan por jama nos lenga: een onbeschaafde taal, es decir, un lenga koe no por hiba nos na regionnan altoe, ma afortunadamente pulpito, prosa i poesia den nos lenga ta doena un respondi basta cla riba es acusacion aki. Papiamento por ta un dialecto, un lenga inciviliza, ma e ta keda lenga di nos mama, idioma di nos tera, loke ta caro pa toer hende.’ (La Cruz 27 x 1915) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat W.M. Hoyer de taalzaken belangrijk achtte en er zich voortdurend mee bleef bezighouden bewees de discussie die hij opnieuw in 1932 voerde onder het pseudoniem ‘Patriota’ in La Union 27 vi, 6 viii, 1 ix 1932, waarbij hij fel werd aangevallen door ‘Een waar Patriot’ in Amigoe 6 viii, 5 xi 1932. De discussie leverde zelfs een speciaal protestnummer van La Union op (1 ix 1932), waaruit ik een zin citeer om te tonen dat ‘makamba’ en Curaçaoenaar in die dagen steeds feller antagonisten werden: ‘Curaçao spreekt en zal altijd zijn Papiamentsch onvervalscht blijven spreken, al komt er een miljoen van zulke hatelijke Hollanders van het gehalte van “een waar patriot” ons iets anders voorschrijven.’ (zie ook Smeulders 1987 over de kwestie) Op Aruba schreef begin 20ste eeuw Frederik Beaujon zijn gedichten in het Engels en Papiamento in een paar oude schoolschriften, die pas ‘boven water’ kwamen bij de voorbereiding van een Arubaanse literaire bloemlezing (Booi 1983) Hij schreef over de Arubaanse natuur, over persoonlijke belevenissen en maakte daarnaast onder meer een Papiamentse vertaling van Byrons The Prisoner of Chillon. Daarom zouden we hem wel als de nestor van de Arubaanse letteren kunnen beschouwen. Maar hij bleef op dit eiland voorlopig nog een uitzondering, voorzover we dat zeker kunnen weten omdat onze bronnen niet verder reiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HolandisashonIn de loop van de 20ste eeuw zou het streven het Nederlands in de kolonie te verbreiden geïntensiveerd worden. Dat had te maken met algemene ideeën over ‘koloniale plichten’ maar ook met de door de komst van de Shell-raffinaderij onstane situatie, waar door het gevolg van immigratie van arbeiders, ambtenaren, onderwijzers, politieagenten en bestuurders het Nederlandse element steeds sterker werd. (Van Soest 1977) Dat de retoriek daarbij niet geschuwd werd blijkt wel uit het volgende citaat: ‘Elke koloniale mogendheid heeft uit oude tijden zware schulden goed te maken; geprezen onze tijd daarin, dat wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerlijk de onze willen inlossen met die nieuw verworven wijsheid die samenhang en doordringing beoogt, zonder minachting en verwaarloozing van het autochthone. Bij zulke hooge beginselen leeft ook de nieuwe zendingsmethode; en zullen wij eveneens de ons toevertrouwde Nederlandsche onderdanen op Curaçao, blank en bruin, tot telkens rijker zegen zijn.’ (Gedenkboek 1934: 378) De al in november 1904 opgerichte Groep Nederlandse Antillen van het Algemeen Nederlands Verbond stond net als het Hoofdbestuur in Nederland, de verbreiding van het Nederlands en de Nederlandse cultuur voor ogen. Ze wilde dat, samen met haar honderden invloedrijke leden uit Curaçaos elite, verwezenlijken door het houden van ‘Hollandsche avondjes’ met voordrachtskunst en toneel uit Nederland, het verstrekken van studiebeurzen voor Nederland, het inrichten van bibliotheken met specifiek Nederlandse boeken; op de jaarlijkse Neeerlandia-dag werd een boekenprijs uitgereikt aan de scholier die het beste opstel in het Nederlands had geschreven. In dit tijdperk van industrialisatie werd het Nederlands de taal voor de sociale mobiliteit, zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid. Van deze steeds sterker wordende Nederlandse invloed was een antagonisme tussen ‘makamba’ en Curaçaoenaar het kennelijk onontkoombaar gevolg. (Amigoe 15 i 1921; 21 i 1928) Men begon er steeds meer op te letten of en hoeveel van de wederzijdse groepen bij elkaars activiteiten aanwezig waren. Van zekere zijde kan men niet zetten, dat de Curaçaosche samenleving haar eigen taal spreekt. Waarom niet? Wie zal zijn moedertaal willen verloochenen? En waarom zouden de in Nederland geborenen op Curaçao zich die taal niet eigen maken, wanneer zij aan die Curaçaosche samenleving willen of moeten deelnemen? Wij zouden zeggen: laat het Papiamentsch in zijn waarde. (Amigoe, 5 november 1932, overgenomen uit Het Koloniaal Weekblad) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een verschuiving van Spaanse naar Nederlandse cultuurinvloeden werd niet alleen geconstateerd maar met instemming begroet: ‘Deze avond deed tevens de gedachte rijzen, dat het Spaansch aan cultuurinvloed gaat verliezen en dat het Hollandsch de overhand gaat krijgen. Want geen originele Spaansche gedichten werden hier voorgedragen, doch wel Nederlandsche gedichten, vervaardigd door leden van de club.’ (Curaçao 18 xi 1939) Het Nederlands werd in alle geledingen doorgevoerd; ook in het onderwijs van de fraters en de soeurs ging het roer definitief om. ‘Een frater of zuster, die zijn (sic!) leven wijdt aan de opvoeding van de jeugd op Curaçao, zich zelf geeft, zijn persoon, doet meer voor de culturele belangen van Nederland, dan een half dozijn krantenschrijfsters en -schrijvers die rustig in Holland zitten en uit de treure den mond vol hebben over cultuur en over de taak van Nederland op Curaçao.’ (Amigoe 3 november 1928) In de jaren dertig ontstond er ook het idee dat het onderwijs moest worden afgestemd op de Nederlanders die maar tijdelijk en kort op Curaçao woonden, zodat hun kinderen in Nederland zonder strubbelingen konden doorstuderen met waar ze op Curaçao gebleven waren. Zo wenste ene Mevrouw T.J. Jelgersma, ‘een volwaardige Nederlandsche school... voor het beste deel der blanke bevolking van Curaçao.’ (N.R.C. 22, 24, 25 v 1928; Amigoe 21 vii, 20 x, 3 xi 1928) Eis en gevolg waren de verdergaande verhollandsing van het programma. Men eiste dat het Papiamento verboden werd, opdat ‘onze Moedertaal grondig wordt geleerd en gesproken.’ (Amigoe 3 augustus 1935). In feite herhaalde de discussie van rond de eeuwwisseling zich (Curaçao 9 vi 1939), maar nu ten voordele van het Nederlands en naar men zelf vond met meer succes, want de door de schoolvereniging ‘Negropont’ opgerichte Nederlandse school zou ‘het model worden voor de naderhand op te richten scholen op het eiland.’ (Smeulders 1987) De verhollandsing kreeg ook vaste voet via de vestiging van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollandsche Boekhandel van J.W. Sluyter in 1926, van een specifiek Nederlands-gerichte krant toen in 1935 de Beurs- en Nieuwsberichten ontstond. De techniek maakte de afstand met het verre moederland kleiner door de mogelijkheid van directe radio-ontvangst, toen de Curom ‘overzeese’ uitzendingen vanuit Nederland ging verzorgen, met onder veel meer Anton van Duinkerkens Nederlandse boekbesprekingen. De betere verkeersmogelijkheden maakten het de klm. mogelijk met de Snip Kerst 1934 voor het eerst naar de Antillen te vliegen. In 1932 en 1933 bezochten voor het eerst Nederlandse beroepstoneelspelers, De Dietse Spelers, het eiland Aruba en traden daar, na aanvankelijke scepsis van sommigen, met zo veel succes op, dat het A.N.V. meer dan honderd nieuwe leden kon inschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FeuilletonsDe Papiamentstalige kranten La Cruz en La Union publiceerden in hun afdeling ‘feuilletons’ in de jaren twintig en dertig een aantal originele, moraliserend-religieuze romans van Curaçaose schrijvers als W.E. Kroon, M.A. Fraai, S.M. Suriel en anderen. (Broek 1990). Naar aanleiding van Broeks dissertatie over deze auteurs concludeerde interviewer Jos de Roo (1990), dat de Papiamentstalige feuilletonisten eigenlijk plannen hadden om het Papiamento te doen opgaan in het Spaans, een even origineel als controversieel standpunt. Er was volgens sommige auteurs in die tijd duidelijk sprake van twee soorten Papiamento, een die aansloot bij het Nederlands, een andere variant die Spaans georiënteerd was: vergelijk ‘Si bo let op bon, lo bo merke, ku e dos jongeluinan ei ta verlief riba otro’ met ‘Si bo buta atenshon bon, lo bo ripara, ku e dos jovesnan-ei ta namorá di otró.’ (Natuur en Mensch 1934, p. 32) In 1936 constateerde A.d.C. dat er langzamerhand wel degelijk een Papiamentstalige literatuur bestond. (Broek 1986) Tot de feuilleton-auteurs behoorde ook de Arubaan E. Petronia, die in La Cruz 1932 zijn Venganza di un Amigo publiceerde. (Broek 1990a) Maar door het eenzijdig R.K. moraliserende karakter dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerk noodzakelijk achtte in de literatuur raakte ze de greep op haar achterban kwijt. Ze weigerde mee te gaan met de ‘civilisashon moderna’ van de nieuwe maatschappij. In het oordeel achteraf vond Petronia dan ook over de taalsituatie dat het Papiamento geen middel tot een ‘way up’ meer was, maar onder kerkelijke curatele een rem geworden was op iemand persoonlijke ontwikkeling: ‘Het was een zegen dat het Nederlands verder domineerde. Voor onze generatie was het Nederlands de voorwaarde om te ontsnappen. De arbeidsplaatsen waarop de rooms-katholieke missie geen invloed meer had, de raffinaderij en de overheid voorop, waren de tastbare mogelijkheden om vooruit te komen en daar had je Nederlands voor nodig. Ik heb daar gebruik van gemaakt. Het schrijven van romans als “Venganza di un Amigo” hoorde daar niet bij.’ (Beurs- en Nieuwsberichten 24 iii 1990) Toen de missie dan ook einde jaren dertig nog een niet minder dan twintig-delige serie ‘Mi biblioteca Papiamentu’ entameerde in deze zelfde traditie, was ze eigenlijk van te voren al tot mislukken gedoemd. Op Aruba werden de ontwikkelingen ten gevolge van de Lagovestiging eind jaren twintig ook in de pers zichtbaar. Na een eerste poging om tot eigen kranten te komen aan het einde van de 19de eeuw, verschenen er op Aruba in de tweede helft van de jaren dertig opnieuw een aantal bladen die nagenoeg alle meertalig waren en daarbij aan het Papiamento een ruime plaats toebedeelden. (Hartog 1944) Voorzover er van literatuur sprake was, werd die door de drie gebroeders H.E., J.K.Z. en W.F.M. Lampe in het Nederlands geschreven. (Rutgers 1990a) De in 1937 opgerichte Sociedad Bolivariana was door zijn doel geheel op de Spaanse taal, geschiedenis en literatuur gericht, met auteurs als Emilio Lopez Henriquez, J.R. Vicioso, E. Curet e.a. Papiamentstalige literatuur werd er in die tijd, zo ze al werd geschreven, op Aruba in elk geval niet gepubliceerd. Wel was er met de groep Las Violetas vanaf de jaren dertig sprake van het eerste georganiseerde Papiamentstalige toneel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TijdschriftenOp de Antillen was het Nederlands voorlopig nog stevig in opmars. Die invloed toonde zich in het algemeen tijdens de zo bekend geworden boekententoonstelling in Sociëteit De Gezelligheid in 1939. Specifiek literair bleek dat toen met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op Curaçao het ‘Nederlands Periodiek’ De Stoep werd opgericht, toen de Groep Nederlandse Antillen van het A.N.V. met een eigen Neerlandia kwam, toen in 1943 het R.K. tijdschrift Lux volgde om in ‘degelijke Nederlandse lectuur’ te voorzien, een ander bewijs dat ook de R.K. kerk zich geheel tot het Nederlands bekeerd had. Via de politiek werd vanaf het einde van de jaren dertig enig Antilliaans ‘tegengas’ tegen het Nederlands gegeven. Na de herziening van de kieswet in 1938, wilde de Curaçaosche Rooms Katholieke Partij Papiamento in het onderwijs opnemen; ze schreef daartoe een brief op 1 juli 1943 (C.H.A., Commissie voor Volkscultuur: o.d. 29-6; let op de datum, tachtig jaar na de emancipatie). Nieuwe pogingen om te komen tot een spellingsregeling en via het maken van een grammatica, tot standaardisering wijzen ook op hernieuwde aandacht voor de taal als zodanig.(3) De schrijvers die zich hadden losgemaakt van de kerkelijke invloed begonnen zelfstandig te publiceren. Belangrijk waren in dit verband de ‘Julio Perrenal-beweging’ van P. Lauffer, J. de Palm en R. de Rooy, maar ook de uitgaven van Papiamentstalige proza- en dichtwerken van bijvoorbeeld A.P. Nita, G.E. Rosario en P.A. Lauffer. (Habibe 1987; Broek 1989, 1990b) Interessant is te zien hoe Papiamentstalige auteurs voor een heel ander distributiecircuit en lezerspubliek kozen door hun eenvoudige gestencilde boekjes voor een paar dubbeltjes in refresquerías (cafés) aan te bieden of huis aan huis te colporteren. Amador Nita heeft dat in zijn Arubaanse jaren in zijn kleine uitgeverijtje op Aruba niet alleen verwezenlijkt met zijn eigen werkjes, maar hij was ook steun en stimulans voor diverse andere auteurs die zonder deze produktie- en distributievorm nooit tot enig publiek zouden zijn doorgedrongen.(4) Op meer officiële wijze vormde het puur Papiamentstalige lite- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raire tijdschrift Simadan in 1950, 1951 en met het ‘Arubaanse’ nummer van 1961 een tegenwicht tegen De Stoep. In de jaren vijftig besteedde Christoffel ruim aandacht aan de Stichting Wosuna, die via J.A. van Praag, H.A. Combé, R.G. Römer wetenschappelijke belangstelling voor het Papiamento had, een belangstelling die op diverse universiteiten in het buitenland spoedig en in steeds toenemende frekwentie werd gedeeld door onderzoekers en schrijvers van taalkundige studies en scripties.(5) In de Antilliaanse Cahiers stond redacteur Cola Debrot veeltaligheid met een open oog voor de eigen taal voor ogen. Op Aruba uitte zich een literaire belangstelling voor het Papiamento voornamelijk via het bij de orale traditie aansluitende toneel in de vorm van vertalingen en adaptaties van buitenlandse stukken, aanvankelijk nog onder supervisie van de kerk, later via zelfstandige toneelverenigingen. (Rosenstand 1989) In de jaren zestig brak het Papiamento op Aruba definitief door in de dagbladpers, in de jaren zeventig in populaire week- en maandbladen. (Rutgers 1990a), waarna sinds de jaren tachtig zich een unieke ontwikkeling zou voordoen omdat op een bevolking van slechts zo'n 60 000 mensen meer dan tien kranten verschenen, waarvan de meeste in het Papiamento.(6) Op Curaçao oefenden de gebeurtenissen van ‘30 mei 1969’ grote invloed uit op het literair-culturele leven, wat zich vooral uitte in het gebruik van het Papiamento; op Aruba werd in de jaren zeventig de taal mede instrument van de status aparte beweging, in de vorm van eigen regelingen als bijvoorbeeld voor de spelling en het onderwijs. In 1977 nam de Eilandsraad van Aruba als eerste een officiële, etymologische spellingsregeling aan, een besluit waarvoor de Curaçaose auteur Tip Marugg ‘hulde’ betuigde. (Amigoe 31 xii 1976) Op dat moment was het al jarenlang gebruik dat de gesproken politiek zich van de eigen taal bediende op alle niveaus. (Alofs & Merkies 1990) Het Nederlands reduceerde tot geschreven bestuurstaal, maar behield zijn functie in de rechtszaal en leek zelfs onaantastbaar als onderwijstaal. Waar op Curaçao en Bonaire sinds een aantal jaren het Papiamento als vak op alle scholen werd onderwezen, en op Kolegio Erasmo (21 ix | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1987) zelfs als voertaal werd en wordt gebruikt, werd er op Aruba nog geen besluit in dezen genomen. Men leek hier meer geporteerd voor een tweetalige school. (Nota 1988) We zien nu als het ware de paradox dat sinds de invoering van de mammoetwet ongekend grote aantallen leerlingen tot op middelbaar niveau onderwijs ‘genieten’ in het Nederlands, net op het moment dat het Nederlands steeds minder functies vervult en teruggedrongen wordt uit nagenoeg alle sectoren van het maatschappelijk-culturele leven. Het traditioneel op de Nederlandse cultuur gerichte ‘bolwerk’ van het Cultureel Centrum Aruba, organiseert in Cas di Cultura nagenoeg uitsluitend evenementen in het Papiamento, het als tegenhanger bedoelde in 1978 opgerichte Instituto di Cultura eveneens. In de openbare bibliotheek, de Biblioteca Nacional Aruba, domineert het Nederlandse boek nog wel, maar wordt de aandacht voor de multilinguale Caribische regio steeds groter, wat het boekenbezit en de uitbreiding van de speciale collecties ‘Arubiana/Antilliana’ duidelijk demonstreren. De meeste commerciële boekhandels (Aruba telt er niet zo veel) stemmen af op de smaak van de Amerikaanse toerist. Waren de publiciteitsmedia aanvankelijk een krachtige propaganda voor de verbreiding van het Nederlands, nu stimuleren krant, radio en televisie het Papiamento. Hubert Booi en zijn opvolger Ito Tromp besteedden via de media met programma's als Nos Tera en Butishi di Alegria veel aandacht aan de eigen Arubaanse cultuur, zijn taal en literatuur. Het talenbureau idila verzorgt de standaardisatie van het Papiamento in samenwerking met het ila van de Nederlandse Antillen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arubaanse literatuurDit bewustzijn van een eigen gevarieerde cultuur waarvan de eigen taal bij uitstek de draagster was, werd in de literatuur weerspiegeld, want die was overwegend in het Papiamento. Dat uitte zich allereerst, kwantitatief en kwalitatief als zeer belangrijk, in de toneelliteratuur met vertalingen, adaptaties en origineel werk ten behoeve van de plaatselijke amateur-toneelgezelschappen, zoals het oudste Mas- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
caruba. (Rosenstand 1989) Toneel dat in zijn ‘vertoning’ zo dicht aansloot bij de orale literatuur was altijd een heel populair literair medium, dat vanuit de vroegste Antilliaanse literaire traditie heel wat meer aandacht vroeg en kreeg dan de overige genres. Het toneel bood aan vertaaltalenten de mogelijkheid om, via diverse grote namen uit de wereldliteratuur, het Papiamento uit te bouwen tot een lenige literaire taal die aan alle eisen voldeed. We kunnen bij het toneel langzamerhand dan ook wel van een traditie spreken, die momenteel echter bedreigd lijkt te worden door tv en vooral video. Met de tijdschriften is het altijd nogal tobberig geweest, dat was meestal een incidentele oprisping. Begin jaren zestig publiceerde het ‘Arubaanse’ Simadan-nummer een stevige keuze van ouder en jonger talent, waarbij de volle aandacht op het karakteristieke gelegd werd. Hubert Booi, Jose Geerman, Burny Every (de actrice), José Ramón Vicioso, Federico Oduber, Eduardo Curet, Emilio Lopez Henriquez en Nicolas Piña Lampe droegen er aan bij, om een paar namen van bekende auteurs te laten vallen. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig namen enkele Arubaanse studenten in Nederland, onder wie vooral redacteur en gangmaker Henry Habibe, Pedro Velasquez en Ramón Todd Dandaré, samen met de Curaçaoenaar Carel de Haseth, het initiatief tot Watapana (1968-1972), dat met zijn creatieve bijdragen en kritische artikelen grote aandacht toonde voor de Caribisch literaire traditie en de plaats van de Nederlandse Antillen en vooral de mogelijkheden en de plaats van het Papiamento daarin. Populaire tijdschriften als Brindis legden zich voornamelijk toe op het beschrijven en verheerlijken van het eigen eiland, waardoor ze een vorm van ‘heimat-literatur’ verwoordden. Het in Nederland gepubliceerde Kontakto Antiano en het op Aruba verschijnende onderwijsblad Skol y Komunidat boden de intellectuele jongeren de gelegenheid hun kritische creativiteiten te ontladen. Ik noem Frank Booi in het Papiamento, Cyril Berkel in het Engels. Doordat een goed literair-cultureel tijdschrift weliswaar al jarenlang door diverse auteurs dringend gewenst is, maar nog steeds niet werd verwezenlijkt, hielden heel wat auteurs hun werk in portefeuille of gaven noodgedwongen in eigen beheer uit, wat een systematische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beschrijving bemoeilijkt, want waar breng je deze ‘verweesde eenlingen’ onder? (Rutgers 1990b) Mocht en kon de bekende Antilliaanse auteur Cola Debrot begin jaren vijftig nog schrijven dat de volksliteratuur weliswaar van alle eilanden was, maar de kunstliteratuur (in het Spaans en Nederlands) vooral van Curaçao, in de tegenwoordige tijd gaat dat niet meer op. De voortbrengselen in het Papiamento hebben een aanzienlijk niveau bereikt en kunnen wel degelijk tot die kunstliteratuur gerekend worden. Dat er zoveel auteurs wel schreven maar niet publiceerden lag vooral aan het gebrek aan een goede uitgeverij. Vanaf het begin van de jaren tachtig kent Aruba nu zijn Charuba, dat aanvankelijk vooral jeugdliteratuur in het Nederlands en Papiamento uitgaf, maar zich nu richt op een cultureel totaalaanbod. De jonge uitgeverij publiceerde werk van L. Euson, Ph. Wong, R. Odor, J. Tromp, P. Geerman, J.R. Nicolaas. Er zijn dus diverse ‘jonge’ talenten, maar de al jaren in Nederland wonende Denis Henriquez lijkt er de laatste jaren met zijn poëzie, proza, en vooral toneel en filmscripts (Dera Gai werd in 1991 op de Arubaanse en Nederlandse televisie vertoond) uit te springen als de voorlopig belangrijkste en meest spraakmakende. Van de veeltalige Arubaanse literatuurgeschiedenis vormen de werken in het Papiamento de ruggegraat. (7) ‘Caliban’ heeft inderdaad ‘het spreken geleerd’ in de talen van meester Prospero, maar vooral ook, tegen alle verdrukking in, zijn eigen taal ontwikkeld tot literair niveau. Nadat Prospero zo lang en zo nadrukkelijk in de kolonie sprak is het nu tijd geworden de rollen om te draaien en Caliban eens het woord in de metropool te geven.
Wim Rutgers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantekeningen:(1) Enkele 19de eeuwse Nederlandse auteurs die divergerende opvattingen over het Papiamento verkondigden:
(2) Ik geef hier enkele van de meest bekende voorbeelden; men hield zich bezig met de grammatica, spelling en woordenboeken, de herkomst van de taal ondervond minder belangstelling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) Zie voor uitgebreide literatuuropgave: Literatuuroverzicht van de Nederlandse Antillen Amsterdam: Sticusa (1985), Martinus (1972) en Reinecke (1975). Hierin onder meer belangrijk: de artikelen van M.D. Latour en die van Van Meeteren, de (geplande) woordenboeken door Cohen Henriquez en van G.P. Jansen 1945, de gouvernementele spellingcommissie rond 1950, de leerboeken van N. Jesurun Pinto en E.R. Goilo, de talrijke artikelen van Prins-Winkel, de dissertatie van J. de Palm (1969), de artikelen van R.G. Römer, A. Maduro, E. Muller (inclusief zijn dissertatie over de syntaxis van het Papiamentu (1989), de doctoraalscriptie van O. Ferrol over het ontstaan van het Papiamentu (1982)
(4) Cola Debrot publiceerde zijn Mijn zuster de negerin (1935) en later literair werk in het Nederlands, net als de Curaçaose auteurs Boeli van Leeuwen, Tip Marugg, en later Frank Martinus Arion en Jules de Palm dat zouden doen. Ze bereikten via het Nederlands een kleine groep lezers in eigen land en het grote lezerspubliek in de metropool. Andere auteurs kozen aanvankelijk voor een Europese taal, maar gingen later over naar het Papiamento of bleven in twee (of zelfs meer) talen publiceren. Zo zocht Luis Daal aanvankelijk aansluiting in Spanje eer hij tot het Papiamento overging; zelfs Pierre Lauffer schreef naast het Papiamento aanvankelijk heel wat in het Nederlands voor hij zich in de jaren zestig definitief tot zijn moedertaal wendde. In het Papiamento schrijven wilde weliswaar zeggen dat je voor je | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigen mensen schreef, maar ook voor een heel beperkt publiek, met weinig reacties en waardering. Dat laatste deed, omgekeerd, sommigen besluiten zich van het aanvankelijk gebruikte Papiamento af te keren en zich tot het Nederlands te wenden, zoals Sonia Garmers en Edward de Jongh. De geschiedenis getuigt van de moeilijke keuze tussen expressie en communicatie waarvoor vele Antilliaanse auteurs stonden. (Rutgers 1987) Auteurs van Aruba en Bonaire maakten veelal directer een keuze ten gunste van hun moedertaal.
(6) Het zijn Amigoe, La Prensa, Beurs- en Nieuwsberichten, Nobo, Extra, Ultimo Notisia, Diario, Corant, The News, The Aruba Gazette, Mediano, Bon Dia Aruba, Aruba Today, Arubiano
(7) Chronologische lijst van afzonderlijk verschenen publikaties:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geciteerde literatuur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|