Het bericht dat Okko-Joemo weer had toegeslagen verspreidde zich door de dorpen. Het kwam ook een machtige geestenbezweerder ter ore, die zich reeds geruime tijd had voorgenomen een eind te maken aan Okko-Joemo's slechte daden.
Hij nam afscheid van zijn dorpelingen ging op weg om de strijd aan te binden tegen Okko-Joemo.
Na enkele dagen varen naderde hij het domein van de boze watergeest. Een vogel scheerde boven het water. Het was de duikelaar, de geest die Okko-Joemo de noodlottige boodschap bracht.
Het water werd woelig, onstuimig. Daar zonk de korjaal, met de piaaiman. Maar de geestenbezweerder had erop gerekend. Hij rammelde met zijn maraka.......
De geestenbezweerder werd opgeslokt door Okko-Joemo. Wel, wel, in de reuzenmaag van de boze geest zag hij zoveel dat het haast niet te vertellen is. Korjalen, hangmatten, potten, enzovoorts en het gebeente van honderden opgeslokte Indianen.
De geestenbezweerder verloor geen tijd. Hij stookte met zijn toverkracht een groot vuur in de buik van het monster en met zijn vlijmscherpe houwer begon hij de maag open te snijden, toen sneed hij stukjes lever en hart. Af en toe rustte hij even uit en piaaide dan. Dag in dag uit werkte hij voort. Okko-Joemo's krachten namen iedere dag af.
Tenslotte begon hij moeizaam een reis om bij de andere watergeesten hulp te zoeken. Maar nergens vond hij hulp. Teneinde raad zette hij koers naar de zee. Maar voor hij de zee bereikte kwam zijn einde onder groot geraas, gedonder en gespartel.
De geestenbezweerder kroop uit het binnenste van Okko-Joemo. Hij bemerkte dat hij aan zee was, en begon de weg naar zijn dorp te zoeken.
Daar was iedereen hem allang vergeten, zo lang had de strijd geduurd. Hij zag er oud uit, maar met grote vreugde werd hij begroet als de held die Okko-Joemo overwonnen had.