Veel goeds deed deze Tamoesie voor zijn dorpelingen. Meestal deed hij het belangeloos. Hij genas, gaf raad en bond de strijd aan met de geesten tegen slechte invloeden. Dat deed hij jaren zonder er een vergoeding voor te vragen.
Op een kwade dag werde de piaaiman beschuldigd dat hij een moordenaar was. Niet hij, maar een andere piaaiman was de schuldige. Hij liet de beschuldiging niet op zich zitten. Daarom zei hij tot zijn vrouw: ‘pak al het nodige in, hangmatten, kruiken, voedsel. Morgenochtend vroeg zullen wij deze ondankbare Indianen verlaten. Wij zullen verhuizen naar de hemel.’
De vrouw deed zoals de man bevolen had. Bij het aanbreken van de dag, bracht de piaaiman zijn gezin naar een Takina boompje die aan de rand van het dorpje groeide.
Vele dorpelingen keken spijtig naar de vertrekkenden. Ouderlingen verzochten, ja smeekten de piaaiman om terug te keren op zijn schreden. Maar hij had zijn besluit genomen.
Terwijl de piaaiman met zijn vouw en kinderen in de Takinaboom klommen, ratelde hij met zijn maraka, de geestenbezwerende ramelaar. Hij zong bezwerende, ontroerende, verwijtende en vermakende liederen.
Ineens sidderde het boompje. De wortels werkten zich los uit de grond en de boom begon zich hemelwaarts te verheffen. Een hevige wind stak op. De familie van de piaaiman hield zich stevig vast aan de takken. De Takinaboom werd door de wind meegevoerd. Het geluid van de machtige maraka van de piaaiman werd al zachter en zachter, totdat het niet meer hoorbaar was.
Het Takinaboompje werd een stip aan de roodgekleurde ochtendhemel. En toen verdween het helemaal uit het zicht van het dorp.
Nog heden ten dage wachten de Indianen op de terugkomst van deze eertijds zo beroemde en machtige piaaiman.