Toen zei hij met luide stem: ‘Jasakarekon, etato kon,’ met andere woorden: ‘landgenoten, luisteren jullie allemaal’. Vele Indianen beefden, bij het zien en horen van de koning. Hij vervolgde: ‘tepene orinjo kapepo,’ dus zei hij, ‘ik heb veel aardewerk nodig!!’
Want koning Ara moet binnen enkele weken de artikelen ontvangen. Ga jullie terug en doe je best om te doen, wat ik nu aan U gevraagd heb!’
Toen vroegen de Indiaanse vrouwen - het was hun werk - waar zij joepene orinjo (uitstekende klei) vandaan moesten halen. Gelet op het feit dat in de buurt al de klei van goede kwaliteit opgeraakt was.
Vervolgens antwoordde hun koning: ‘An-an, ja - dat is een goede opmerking! Jullie mogen van mij de klei aan de hemel gaan halen.’
Al de Indianen gingen weer naar huis.
De vrouwen, onder leiding van de Indiaanse schone, Siritjo (ster) zji was uitzonderlijk mooi, bespraken het geval. Na heen en weer over de zaak gedebatteerd te hebben, kwamen ze tot het volgende besluit.
Al de Indiaanse vrouwen en opgeschoten meisjes moesten met een kroekroe (draagmand) meegaan, om de klei te helpen sjouwen.
Pe.....!!! O......!! wat een rij vrouwen trokken ten hemel. Ka-makon, ka-makon! laat ons gaan, laat ons gaan!’ schreeuwden ze door elkaar.
En daar gingen ze weg!
Practisch al de Indiaanse vrouwen van de stad trokken ten hemel, nagekeken door hun echtgenoten en kinderen. Maar hoe kwam het dat ze naar de hemel konden gaan? De piaaimannen van de Indiaanse stad hadden dit bewerkstelligd. En dit deden ze weer met behulp van de grote geesten.
Eindelijk kwam het leger van vrouwen op de bestemde plaats!
‘Mondo, mondo! het is er, het is er!’ shreeuwden ze van blijdschap om zoveel klei te zien. Ze liepen door de massa klei. Natuurlijk lieten ze hun voetsporen achter. Direkt begonnen ze de karinja woreidjan (Indiaanse vrouwen) de klei in hun manden te laden. Ze babbelden en giechelden door elkaar. 's Avonds konden de Indianen op aarde zien, waar de vrouwen de klei bij elkaar schraapten.
De mannen wachtten op de terugkeer van hun vrouwen, die echter nooit weer op aarde kwamen.
Sedertdien noemden de Karaiben de plaats aan de hemel waar de vrouwen de klei hadden weggehaald: Orinjo ka-na-n wena-op d.w.z. de voetsporen van de kleihaalsters.
Deze sporen vormen de ons welbekende Melkweg.