De kinderen van de maan.
In de oude tijd geloofden de Karaiben dat de piaaimannen dikwijls reizen naar de maan ondernamen. Niet alleen naar de maan, maar ook naar de sterren reisden de geestenbezweerders.
En de maan kwam ook wel eens wederzijds op bezoek bij de piaaimannen. Hij werd dan feestelijk ontvangen, Overal in het dorp werd te zijner ere kasiri geschonken.
De kinderen vooral liepen uit om de maan van dichtbij te zien. Ze sprongen om hem heen en zongen. Wat voelde de maan zich dan gevleid en gelukkig.
Als de maan plaats had genomen in het kamp van de hoofdman, werd hij omringd door de Indianen. Samen dronken zij dan kasiri. Samen met zij aardse vrienden wandelde hij later rond en bekeek hun dorpen en kostgronden.
Als de maan op bezoek kwam, bracht hij allerlei lekkernijen mee voor de Indiaanse kindertjes. Hij was een echte kindervriend. Als hij het snoep uitdeelde, vertelde hij verhaaltjes aan de jeugd. Wanneer het lekkers was uitgedeeld, deed hij allerhande spelletjes met hen.
Nadat ze zo een hele dag samen gespeeld hadden, gingen de maan en de kinderen vermoeid slapen. De volgende dag waren ze al weer in de weer.
Zo was het bezoek van de maan aan de Indianen altijd een gebeurtenis, niet alleen voor de grote mensen, maar in het bijzonder voor de kinderen.
Op een dag vroeg Noemoe (de maan) aan de Indianen om hem een paar kinderen mee te geven naar zijn woonplaats. De ouders gaven hun toestemming, immers, de maan was altijd goed en vriendelijk voor de kinderen, die dolgraag met hem wilden meegaan.
Maar wat gebeurde?
De maan vertrok met de kinderen naar zijn woonplaats hoog aan de hemel. En vanaf die dag keerde hij nooit meer terug naar de aarde. Hij verschijnt alleen maar vriendelijk aan de hemel. En dan menen de Indianen dat ze de kinderen, die de maan nooit meer voor hen terugbracht, zien lopen bij het maanlicht als schimmen die je even ziet voorbijgaan, maar die je niet meer kunt zien als je goed kijkt.