[Maan en sterren.]
De maan op jacht
Noeno, de maan scheen de hele nacht met haar helderste stralen over de aarde.
Nu en dan glimlacht zij. Maar, het was geen plezierig lachje hoor! Noeno, de maan had honger. Een vreselijke honger kwelde haar maag. Maar toch liet ze elke ochtend haar zacht en lief licht doen schijnen over de aarde.
Maar nee, aan alles komt een eind. Wejoe, de zon kwam op en joeg de maan weg.
De maan ging toen slapen en zij veranderde in een knappe jager.
Deze jager nu, ging jagen op allerlei dieren. Hij kwam eerst pingo tegen, en probeerde hem te doden, maar pingo ontsnapte. De jager ging dieper het bos in.
Hij ontmoette tamanoea, die heftig tekeer ging tegen over de jager. Hij schoot enkele malen op tamanoea maar de ze vluchtte toch weg. Geen nood, ik zal hem toch te pakken krijgen, dacht de jager bij zichzelf. Hij liep dag en nacht door het bos om te jagen, want hij wilde voor zijn raadschuur met veel wild vullen. Want wanneer ik eenmaal weer van de aarde ben gegaan, zal het ongeveer tien jaar duren voordat ik nogmaals op aarde zal neerdalen om weer te jagen, sprak de jager tot zichzelf.
Noeno, de Maan, die zoals ik al eerder vertelde een jager was geworden, had, wat het jagen betrof, niets te klagen. Hij schoot alle soorten wild met zijn pijlen. Ook wat zijn uitgezette vallen betrof, had de jager succes. Maar onze jager was alleen. Geen vrouw en kinderen had deze noeste man. Dat vond hij niet goed. Hij voelde zich o zo alleen! Daarom had de jager heel veel verdriet. Want hij hield erg veel van kinderen.