Het land der oude Indianen.
Er is een overlevering, die aan de Karaiben meedeelt, dat er vroeger een eigen Indiaanse hemel bestond. Daarheen gingen de Indianen na hun dood. Deze Indiaanse hemel lag ergens ver weg in de richting waar de zon opkomt. Oude Indianen wijzen vandaag nog naar het Oosten en zeggen: ‘Daar, daar zijn onze voorouders, die ons zijn voorgegaan naar de eeuwige jachtvelden.’
Welnu, volgens de overlevering waren in de Indiaanse hemel alle dingen in overvloed aanwezig. Het goud lag er voor het oprapen. Er stonden altijd dampende potten op het vuur te koken vol heerlijkheden, die je uitnodigden om te eten.
Het water dat door de hemelse rivieren stroomde, was in elke rivier of kreek weer een andere soort wijn of stroop. Maar sterke drank was in de Indiaanse hemel niet te vinden, dat was verboden.
Tamoesie, de God der Indianen, wilde geen alkohol in de hemel zien, omdat hij drinkpartijen onwaardig vond.
Tamoesie woonde in de hemel in een gouden huis. Dat huis was de zon. Daarom vereerden de Indianen de zon. Want, zo redeneerden zij, van de zon komt alle leven, en naar de zon gaat alle leven terug. In de oude tijd werden de Indianen daarom ook wel zonne-aanbidders genoemd.