Op een kwade dag werd moeder Maijo ziek. Ze was niet lang ziek of ze stierf en ging naar Tamoesie, God, in de hemel.
Het oudste meisje, dat altijd aan moeders zijde te zien geweest was, had zoveel verdriet, dat ze er ziek van werd. Na veel moeite slaagde de piaaiman erin haar beter te maken.
Op een dag ging het meisje naar de kostgrond om cassave te oogsten. Verwonderd zag ze in het zand een voetafdruk, die ze herkende als de voetafdruk van haar overleden moeder.
Verdrietig ging ze er bij neerzitten, en weende zachtjes om de herinnering aan moeder Waijo.
Het vogeltje dat altijd aan de aanlegplaats de wacht hield, zag haar wenen. Het vloog naar haar toe en vroeg: ‘Meisje, waarom ben je zo bedroefd?’
‘Omdat mijn moeder dood is, en ik zo graag bij haar wil zijn’ antwoordde het kind.
‘Dat is niet moeilijk,’ zei hierop het vogeltje. ‘Ik kan helpen’.
Het gezicht van het meisje klaarde op. Zij vroeg: ‘Help me dan, wat moet ik doen?’
‘Ga naar huis,’ hernam het vogeltje, ‘en vlecht een mand zo groot als je lichaam en kom dan hier terug mee’.
Reeds de volgende dag was het meisje met de mand in de kostgrond.
‘Kruip erin’, gebood het vogeltje. Toen het kind in de mand was, bond het vogeltje de mand dicht. Hij nam de mand in het snaveltje en, alsof de mand met het meisje erin zo licht was als een veertje vloog hij ermee de lucht in.
Al hoger en hoger vloog het vogeltje tot het van de aarde niet meer te zien was. Het vloog de hemel binnen. In de hemel zag het meisje heel veel Indianen. Maar in de menigte vond ze direct haar moeder. Wat waren ze blij elkaar weer te zien.
Tussen de Indianen door wandelde Tamoesie. Daar zag hij het meisje staan. ‘Hoe kom je hier?’ vroeg Tamoesie. Ik wilde zo graag bij mijn moeder zijn, zei het kind.
Je bent nog te jong, zei Tamoesie. En hij gaf haar een stootje en ze viel uit de hemel terug naar de aarde, waar ze in de kostgrond van haar vader belandde.
Thuis aangekomen vond het meisje het dorp in droefheid gehuld, omdat men gedacht had dat ze misschien door een wild dier verscheurd was. Ze vertelde wat haar overkomen was, en de droefheid maakte plaats voor blijdschap.