| |
XXI. Leestekens
De leestekens zijn van groot gewicht: zij kunnen de indruk aanmerkelijk versterken en de betekenis verduidelijken of verduisteren, zelfs geheel veranderen.
Klassiek is het voorbeeld:
Tien vingers heb ik aan elke hand vijf en twintig aan handen en voeten wat zou dit beduiden moeten
De algemene regel is: wees spaarzaam met uw leestekens; gebruik ze slechts in geval van onvermijdelijkheid - hoe minder hoe beter. Want overvloed maakt de bladzijde onrustig voor de blik en bemoeilijkt het lezen. Hier geldt wat de Ier zei: een beetje te weinig is net genoeg.
Ziehier een middel ter voorkoming van overmaat:
Schrijf een bladzijde zonder tekens behalve die waarover geen twijfel bestaat zoals waarschijnlijk de punt en het vraagteken. Lees dan de tekst langzaam hardop en plaats een teken slechts daar waar gij een onduidelijkheid aantreft die door dat teken verhelderd kan worden.
Deze zinnen bevatten geen tekens. Zijn zij daardoor onduidelijk?
| |
1. De punt
Plaats een punt:
1. | Na een volledige zin |
2. | Na een rubriekcijfer of -letter, bv. 1. de punt |
3. | Na een afkorting of samentrekking, bv. C. of Ct. (Courant), Prof., mr. |
| |
| |
Uitgezonderd zijn de symbolen vastgesteld door de Hoofdcommissie voor de normalisatie in Nederland, 1927: km, kg, hl, pk, kW, enz.
Plaats geen punt:
1. | Na een opschrift, bv. Tweede Hoofdstuk |
2. | Op het titelblad |
3. | Midden in een zin |
Het verschijnsel van de punt midden in de zin komt meestal voor aan het slot van een vertoog (Dd.):
Dit geven wij ter overweging. Ook aan den eenvoudigen burger die geen tijd heeft het staatsrecht te bestuderen. Of geen lust. Wat niet hetzelfde is. En die dit moge bedenken. Dat kennis van het staatsrecht hem tot praktisch voordeel zou strekken. En tot verdieping van zijn leven.
Dit is de zgn. hijgstijl.
| |
2. De komma
Gebruik dit teken geheel naar eigen smaak en inzicht, vrij van regels en voorschriften behoudens het hieronder behandelde (het oude ‘geen komma voor en’ bijvoorbeeld heeft geen kracht van wet) en met inachtneming der matigheid.
Plaats geen komma voor een beperkende bijzin; sluit een uitbreidende tussen komma's in.
Beperkend |
Uitbreidend |
De agent die daar loopt heeft de misdaad ontdekt. |
De agent, die het gezag vertegenwoordigt, moet onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden. |
De jongen die het beste opstel maakt krijgt een prijs. |
De arme jongen, die vast op een prijs gerekend had, ging teleurgesteld heen. |
De leeuw die Artis van den vorst ten geschenke heeft gekregen zit in het laatste hok. |
De leeuw, die terecht de koning der dieren heet, kwijnt in zijn hok smadelijk gekerkerd als een misdadiger. |
| |
| |
Vast verband |
Los verband |
De bijzin is als een adjectief: de daar lopende agent; hier past dus geen scheidingsteken. |
De bijzin vermeldt een verklarende bijzonderheid; haakjes zouden de komma's kunnen vervangen. |
Als men de bijzin schrapt blijft er geen logische zin over: De agent heeft de misdaad ontdekt. Welke? |
Als men de bijzin schrapt blijft er een logische zin over: De agent moet onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden. Iedere agent. |
De komma kan de betekenis geheel veranderen:
De leden van Polyhymnia die te laat gekomen waren, moesten tot het tweede nummer buiten staan. (Enige leden) |
De leden van Polyhymnia, die te laat gekomen waren, moesten tot het tweede nummer buiten staan. (Alle leden) |
Bij de tweede voorstelling die ik bijwoonde, had Musch de hoofdrol. |
Bij de tweede voorstelling, die ik bijwoonde, had Musch de hoofdrol. |
(Ik zag beide voorstellingen.) |
(Ik zag de eerste niet.) |
N.B. 1. Ten onrechte plaatst men veelal de komma in zinnen als: ‘Afwezig was het raadslid, de heer Smit,’ alsof er maar één raadslid bestond.
2. Na het opschrift van een brief plaatse men geen! maar een,: Geachte Heer, Mevrouw, Amice, enz.
| |
3. De kommapunt
De kommapunt scheidt korte hoofdzinnen. Een gewone fout is de vervanging door een komma:
Ik dank u zeer voor uw belangstelling, ik had u al eerder willen schrijven, gij zult mij wel willen vergeven, dit uitstel is niet aan onverschilligheid te wijten, mijn nieuwe werk eist veel van mijn tijd, spoedig schrijf ik u uitvoeriger.
Al deze komma's moeten vervangen worden door kommapunten of punten. In geval van overmaat van kommapunten gebruike men voegwoorden en, maar, enz.
| |
4. De dubbele punt
Dit teken levert geen moeilijkheden op. Het verdient aanbeveling het behalve in de gewone gevallen ook te
| |
| |
gebruiken voor bijvoegingen die een reden of een oorzaak aanduiden:
Dit is een voortreffelijk werkje, maar ik acht het ongeschikt voor de school: het is veel te wetenschappelijk.
Mijn vrouw zal tot haar spijt niet kunnen komen: zij is nog steeds bedlegerig.
| |
4. De splitsingsstreep
Gebruik dit teken, in samentrekkingen, slechts ter vervanging van een volledig woord, bv. taal, arbeid.
Juist is: spreek- en schrijftaal, school- en huisarbeid.
Gebruik het dus niet in plaats van een uitgang, bv. -heid, -lijk.
Onjuist is: lui- en domheid, eigen- of figuurlijk.
N.B. Onjuist is ook: heen- en weder lopen, het vooren tegen; dit zijn geen samentrekkingen.
| |
5. Het deelteken
Dit teken plaatst men op een klinker ter aanduiding dat daarmede een lettergreep begint, bv. ruïne, (verg. bruine). Gebruik het niet waar die aanduiding onnodig is. Dus:
Prozaïsch - verfraaiing, financiën - financieel, heroïek - glooiing, intuïtie - eventueel.
N.B. 1. Zet het dus nooit op de i van de uitgangen ing en ig; schrijf: verdraaiing, bemoeiing, voltooiing, zijig, heiig (onhelder, onstuimig).
2. Men plaatst het soms, overbodig, alleen voor het aanzicht, bv. in geetst, ingeent, knieen, zeeengte.
| |
6. Het weglatingsteken
Dit wordt tegenwoordig dikwijls gebruikt ter vervanging van ij, e en ee: z'n, 't en 'n. Deze spelling is overbodig en heeft twee bezwaren: zij ontsiert de bladzijde en is inconsequent. De lezer weet ook zonder die lelijke waarschuwingen wel wanneer hij letters als ij, ee en i bijna toonloos moet uitspreken; hij weet dat een (lidwoord), mijn en zijn, zonder nadruk gezegd, dezelfde doffe klank
| |
| |
hebben. Wie het nodig vindt hem de juiste uitspraak aan te geven moet ook schrijven aard'g, lel'k, pog'ng, vonn's, om te voorkomen dat hij de klanken van big, dijk, ring en mis zou laten horen.
In enkele gevallen is het gebruik van dit teken door de gewoonte geijkt, zo'n, 's winters, 's morgens, komma's. Maar deze komen zo weinig voor dat de bladzijden er niet door ontsierd worden.
| |
7. Het accent
Het accent (´, niet: `) gebruike men met grote spaarzaamheid. Onder de invloed van de luidruchtige omgeving waarin wij thans leven is de mode ontstaan accenten te plaatsen ook op woorden die vanzelf de klemtoon hebben zoals veel, zeer, in 't geheel niet, de meeste. Enige woorden kunnen een accent nodig hebben, bv. een, het telwoord. Maar als er geen gevaar bestaat dat de lezer het met het lidwoord zal verwarren en uitspreken als 'n, schrijve men ook dit woord zonder accent, bv. als het gevolgd wordt door van of der: een van beiden, een der schoonste steden.
De éénheden. We moeten er doorhéén. Vóórbestemd. Véraf. De handen inéénslaan. (Al deze accenten zijn overbodig.)
Sommige bladzijden van hedendaagse romans wekken visioenen van een herrieachtige straat vol flikkerende lichtreclames:
‘Maar - néén! Als Kitty zich ééns iets vòòrgenomen had .... dan dééd ze het, wàt de wéreld er ook van dénken, of, érger, zèggen mocht!! Zó was zij, en zó zou zij blijven - haar gànse léven làng!’
| |
De hoofdletter
Lidwoord en voorzetsel in persoonsnamen krijgen alleen de hoofdletter als zij het begin vormen: Van Dijk, De Groot, Van der Waals, maar J. van Dijk, H. de Groot, G. van der Waals.
|
|