| |
Napoleon Bonaparte.
In het jaar 1769 werd te Ajaccio, de hoofdplaats van het eiland Corsica, een kind geboren dat bestemd was, koningstronen omver te werpen, zichzelf op de keizerstroon te verheffen, en Europa aan zijn voeten te zien. Zijn naam was Napoleon Bonaparte. Het eiland Corsica ligt in de Middellandsche zee, niet al te ver van de Zuid-kust van Frankrijk. In het jaar van Napoleons geboorte maakte Frankrijk zich van dit eiland meester. Napoleons vader sloot zich bij de veroveraars aan. Zo kwam hij in gunst bij de Fransche regeering, en zo mocht het hem gelukken, zijn zoon Napoleon een goede militaire opleiding in Frankrijk te laten genieten. Napoleon was een stuursch en in zichzelf gesloten jongeling en moest veel plagerij van zijn kameraads ondervinden, die maar weinig vermoeden konden, dat hij één en al de baas zou worden. Zó snel waren zijn vorderingen, dat hij op 23-jarige leeftijd reeds tot kommandant van de artillerie bevorderd werd. In zijn vaderland, Corsica, kwamen de patriotten in opstand om het Fransche juk weer af te werpen. Een Fransche troepenmacht werd er heen gezonden, en Napoleon, als een van de aanvoerders, hielp zijn eigen landgenoten ten onder brengen.
De grote Fransche revolutie was uitgebroken (de opstand van het volk tegen het koningschap, gevolgd door de instelling van een Republikeinsche regering). Frankrijk was in partijen verdeeld. Eén partij had de hulp der Engelschen ingeroepen tegen de nieuwe regering. En zo kwam het dat ook de stad Toulon door de Engelschen bezet was. De Republikeinsche troepen belegerden
| |
| |
de stad. Doch Toulon werd eerst ingenomen, toen de generaals besloten hadden, de plannen op te volgen van de jonge artillerie-commandant Napoleon Bonaparte, die toen dadelijk bekend was als een knap officier. De regering benoemde hem tot brigade-generaal, en plaatste hem bij het leger in Italië. Hier waren zijne verdiensten van zoveel betekenis, dat de opperbevelhebber, generaal Dumerbion, in 1794 aan het bureau van oorlog schreef: ‘het is aan het talent van generaal Bonaparte, dat ik de schrandere berekeningen te danken heb die ons de overwinning verzekerden.’
Napoleon werd nu verdacht van samen te spannen met de opstandige partij van Robespierre. De regering begon het hem om die reden lastig te maken en het end van de zaak was, dat Napoleon zijn ontslag nam uit het leger en stil te Parijs ging wonen. Maar de vierschaar van het lot had anders besloten ten aanzien van deze kleine generaal; niet zó zou hij uit het oog van de wereld verdwijnen; niet zulk een paar regeltjes maar zou hij vergen in de geschiedrollen der volkeren!
De politieke beroeringen duurden nog maar voort; en in verband daarmee ontstond er een oproer te Parijs. Men was in verlegenheid om een goede aanvoerder. De kleine generaal, die zich zo schrander betoond had bij Toulon en elders, was echter niet vergeten. Hij werd uit zijn hoek gehaald en met Barras aan het hoofd van de troepen geplaatst. In weinig tijds had hij de oproerlingen met zijn kanonnen uit elkaar geschoten en de regering gered. Zijn bekwaamheid was dus nogmaals helder aan de dag getreden; en de regering besloot, hem opperbevelhebber te maken over het leger in Italië, waar Oostenrijk nog altijd tegen Frankrijk stond. (Frankrijk was destijds in vijandschap met de verbonden machten van Engeland, Oostenrijk, Napels, Piémont, Beieren en de kleinere Duitsche en Italiaansche staten.)
De hoofd-officieren in Italië, oude en geharde krijgers, vonden het maar min aangenaam, toen zij hoorden, dat daar zo een jonge gunsteling van de regering over hen aangesteld
| |
| |
zou worden; en zij besloten hem goed de kop te wasschen, als hij daar zou aankomen. Maar het draaide heel anders uit: wat voor geheimzinnige kracht straalde toch van die jonge kerel uit, dat zij zich als klei in zijne handen gevoelden? Hij maakte maar weinig omslag met hen. In weinige woorden deelde hij zijn orders uit; en, voor dat zij wisten hoe zij 't hadden, zette hij zijn hoed op en gaf hun te verstaan, dat zij maar weer vertrekken konden.
Buiten de tent vonden zij hun tong eerst weer, keken elkaar verslagen aan, en de een zeide tegen de ander: ‘ik geloof, dat wij onze baas gevonden hebben!’ Allen boezemde hij zo ontzag in; maar ook grenzeloos vertrouwen in zijn beleid, en een gehechtheid aan zijn persoon, die de soldaten tot alle opofferingen aanvuurde. De vijand werd overal verslagen. Oostenrijk zond de graaf van Cobenzl, om met Napoleon over vrede te onderhandelen. Cobenzl maakte te veel tegenpraatjes naar de zin van Napoleon; deze sprong van zijn stoel op, greep een kostbare porceleinen vaas en smeet die aan stukken op de grond, terwijl hij Cobenzl toeriep: ‘zo zal ik met uw koninkrijk doen, als gij niet toegeeft’. Cobenzl moest inwilligen. Niets was bestand tegen de ijzeren wil van Napoleon.
Na ook de republiek Venetië onderworpen te hebben, keerde Napoleon in December 1797 naar Parijs terug. De grote overwinnaar werd overal toegejuicht en opgehemeld. De regering zag dat alles met ongerustheid aan, want in zo een tijd van politieke beroering vreesde de regering elke vertoning van macht die voor haar gevaarlijk zou kunnen worden.
Napoleon werd dus maar gauw naar Egypte gezonden, waar Frankrijk ook veroveringsplannen had. Hij streed daar met evenveel succes en roem, nam Alexandrië en Caïro in, trok toen naar de kant van Palestina en onderwierp de steden Gaza, Jaffa en St. Jean d'Acre. Een groot verlies trof Frankrijk evenwel in deze tijd, want bij Aboukir werd de Fransche vloot geheel vernield door de Engelsche admiraal Nelson.
| |
| |
Na Napoleons vertrek naar Egypte was het in Europa weer slecht gegaan met Frankrijks oorlogen; de legers waren teruggeslagen. De regering raakte daardoor in ongenade.
Andere mannen kwamen aan het bestuur; doch die raakten het ook al gauw met elkander oneens.
Hoewel Napoleon zich schijnbaar alleen met de krijgsverrichtingen bemoeide, waren al lang grote plannen in zijn hoofd gerijpt, toen hij ontdekt had, welk een plaats hij veroverd had in de harten van het leger en van het volk. Zijn vrienden hadden hem in Egypte van alles op de hoogte gehouden. En in de verwarring, die nu ontstaan was, zag hij zijn kans. Hij verliet oogenblikkelijk het leger in Egypte en haastte zich naar Parijs, waar hij als veroveraar van Egypte nu nog in hoger aanzien stond. Hij sloot zich bij een partij aan; en, voor dat men eigenlijk wist wat er gaande was, liet hij de raad door zijn soldaten uiteenjagen. Drie zogenaamde consuls stelde hij nu aan om het land te regeren, en zichzelf benoemde hij tot eerste consul. Zo waren volksvertegenwoordiging en vrijheid op één dag vernietigd, zo waren despotisme en geweld weder ten troon verheven door één man, uit begeerte naar zelfverheffing en wereldsche grootheid, zo werd het doel verijdeld van de revolutie, waardoor een groot volk juist met stromen bloeds en tranen voor de vrijheid betaald had. Ongetwijfeld zou het volk niet zo berust hebben in de toestand van zaken, indien Napoleon zich niet een even bekwaam regeerder betoond had als aanvoerder te velde.
Men was de verwarring en de ruzie tusschen de partijen ook al lang moeg; en hier was een man die wist wat hij wilde, die orde in de zaken schiep, en die het leger op zijn hand had. (Verscheiden malen werden evenwel aanslagen op zijn leven gemaakt.)
De eerste consul was weldra weer in het veld aan het hoofd van zijn legers. Met bijna bovenmenschelijke inspanning voerde hij zijn troepen over het Alpengebergte dat met sneeuw en ijs bedekt was. Als altijd won hij weer
| |
| |
slag op slag, en het verloren gebied was weldra teruggewonnen Deze oorlogen eindigden in de ‘Continentale vrede’, welke te Parijs met grote feestvreugde gevierd werd. Engeland, Portugal en Turkije stonden nu alleen nog tegen Napoleon. In 1800 dwong hij Rusland, Pruisen, Zweden en Denemarken tot een verbond, waardoor al de havens van Europa gesloten werden voor Engelsche schepen. Met de Czaar, Paul de Eerste, van Rusland, had hij juist een plan beraamd om Indië te veroveren met een Fransch-Russisch leger van 70,000 man, toen Paul verraderlijk vermoord werd. En met zijn dood verviel ook het verbond tegen Engeland. In 1802 werd ook met Engeland vrede gesloten, - de vrede van Amiëns.
Uit al zijn doen en laten bleek, dat Napoleon de Franschen reeds als onderdanen beschouwde; en iedereen wist, dat de plaats van eerste consul lang niet het toppunt was van zijn begeerte. Hij zorgde er eerst voor, dat hij tot consul voor het leven benoemd werd. En in 1804 vond de eerzuchtige, dat de tijd gekomen was om de troon te bestijgen: hij liet zich te Parijs kronen als keizer der Franschen.
In 1806 verbonden Engeland, Rusland, Oostenrijk en Zweden zich weder tegen Napoleon.
Het Oostenrijksche leger gaf zich bij Ulm aan hem over. Hij versloeg de beide keizers Alexander en Frans bij Austerlitz. Zijn broeder Joseph maakte hij koning van Napels en zijn broeder Louis koning van Holland. Oostenrijk werd gedwongen, hem te erkennen als koning van Italië. Hij stichtte ook nog de koninkrijken Beieren en Wurtemberg; gaf aan Murat en Berthier de vorstendommen Berg en Neuchâtel, en liet zijn stiefzoon Eugène Beauharnais trouwen met een prinses van Beieren. Het was een maken en breken zoals hij wilde, zijn uur van triomf over al de grote natiën van het noorden; Europa was als het ware voor hem neergebogen. Alleen Engeland, als eiland-mogendheid, was voor Napoleon onbereikbaar en nog niet onderworpen; en Portugal was nog aan Engeland onderworpen.
| |
| |
Bij gelegenheid van een twist in het koningshuis van Spanje werd Napoleon's hulp ingeroepen. Hij nam de koning Karel de Vierde en zijn zoon gevangen en maakte zijn eigen broeder Joseph koning van Spanje. Doch de Spanjaarden schudden dit juk van zich af.
Om zich te verzekeren van een erkende koninklijke nakomelingschap verstiet Napoleon zijn vrouw Josephine Beauharnais en trouwde met de aarts-hertogin Maria Louise van Oostenrijk. Zij schonk hem een zoon, die hij koning van Rome wilde maken.
In 1812 trok Napoleon naar Rusland met een leger van zes-honderd-duizend man, om de Russen nu eens voor altijd tot gehoorzaamheid te brengen. Hoewel zij zich dapper verdedigden, moesten de Russen het aanzien, dat hun hoofdstad Moscou ingenomen werd. Daar dacht Napoleon hun de vrede voor te schrijven. Maar, zo tot het uiterste gedreven, staken de Russen hun eigen hoofdstad in brand. En daar stond Napoleon, zonder beschutting of leeftocht voor zijn groot leger, in het midden van onafzienbare sneeuwvelden. Het kon niet anders: de terugtocht moest aanvaard worden. De kozakken (Russische paarderuiters) teisterden het aftrekkende leger onophoudelijk. Koude, honger en uitputting maaiden duizenden weg. Achterblijvers werden door de wolven opgevreten. Van het grote schitterende leger keerden niet meer dan dertig-duizend man, verhongerd en half naakt, in Frankrijk terug.
De grote keizer, de man die de wereld wilde veroveren, had zijn eerste grote tegenspoed ondervonden. Maar zo gauw zou hij het niet gewonnen geven. Zijn volhardingsvermogen, zijn invloed op zijn volk schenen grenzenloos te zijn. Geld en manschappen stroomden weer toe, toen hij er om vroeg; en daar stond hij weer aan het hoofd van een nieuw leger. Maar het ongeluk volgde hem nu op de voet: te Leipzig werd hij door de verenigde mogendheden geheel verslagen. Eindelijk was dus de macht van de grote geweldenaar gebroken. Frankrijk moest buigen. Napoleon werd gedwongen afstand te doen van de regering, en werd als gevangene weggevoerd naar het
| |
| |
eiland Elba in de Middellandsche zee. De graaf van Provence werd nu door de mogendheden aangesteld tot koning van Frankrijk; hij nam de titel aan van Lodewijk de Achttiende. Maar voor zulk een taak in zulk een tijd was hij de man niet. Er was geen rust, geen tevredenheid.
Daar verspreidt zich plotseling de tijding dat Napoleon van Elba ontvlucht is en in Frankrijk voet aan wal gezet heeft. De koning zendt een leger af om hem gevangen te nemen. Maar bij het wederzien van hun keizer, van hun geliefde generaal, ontsteken de soldaten in geestdrift voor hem. Onder de roep van ‘leve de keizer!’ loopt het hele leger tot hem over. En daar marcheert de gevreesde veroveraar op Parijs aan, aan het hoofd van zijn leger, geducht als voorheen. De koninklijke familie neemt de vlucht uit de stad.
De verenigde mogendheden zien zich genoodzaakt, hunne legers weer op de been te brengen. Napoleon trekt hun tegemoet; en bij Waterloo, in België, biedt hij hun de slag aan. Daar stond de Engelsche veldheer Wellington aan het hoofd van de legers der Verbondenen; dit leger telde ruim dertig-duizend Duitschers, vier-en-twintigduizend Engelschen en dertien-duizend Nederlanders (en Belgen). Napoleon's leger telde twee-en-zeventig duizend man. Vijf uren lang hield het leger onder Wellington de strijd alleen vol; en de kansen van overwinning stonden zeer twijfelachtig, toen generaal Blücher, die met alle spoed Wellington te hulp snelde, Napoleons leger in de rug aantastte met veertig-duizend Pruisen. Dit besliste de slag: Napoleons leger werd geheel uit elkaar gedreven en sloeg op een wilde vlucht (1815).
Voor de tweede maal tekent Napoleon zijn algehele onderwerping aan de mogendheden. Hij wordt door de Engelschen gevankelijk weggevoerd naar het eiland St. Helena. De geduchte beroerder der volkeren, die niet rusten kon, of hij moest allen en alles aan zijn heerschappij onderwerpen, was nu voor goed onschadelijk gemaakt; en Europa kwam weer tot verademing. In 1821 overleed hij op St. Helena.
Uit alles wat de geschiedenis van hem verhaalt is het
| |
| |
duidelijk, dat in deze man een buitengewone geest moet gewoond hebben. Ieder die met hem in aanraking kwam ondervond de invloed daarvan. In gezelschap was hij het middelpunt van aller aandacht, hoewel hij toch nooit beminnelijk was en nooit iets bijzonders deed om de aandacht te trekken. Tegenover vrouwen was hij onverschillig en dikwijls onbeschoft. Die aantrekkelijkheid, door hem uitgeoefend, was van zulk een aard, dat ieder zich verplicht gevoelde hem in alles ter wille te zijn en zijn minste wensch te gehoorzamen. En toch verkeerde hij met niemand op echt vriendschappelijke voet. Zijn oog, zijn houding, schiep een afstand, een onoverkomelijke klove tusschen hem en andere menschen. Niemand waagde zich aan te veel toenadering, en niemand gevoelde zich in zijn tegenwoordigheid geheel op z'n gemak. Had hij niemand lief, hij scheen ook niet te haten. De menschen waren hem eenvoudig onverschillig, als zij maar te gebruiken waren voor zijn zelfzuchtige doeleinden; - en zij lieten zich maar al te geredelijk gebruiken. Het leven van zijn soldaten telde hij als niets: als ze hem in de weg stonden, schoot hij hen met zijn eigen kanonnen neer. Op de terugtocht uit Rusland liet hij hen maar aan hun lot over, om zelf gauw in Parijs te zijn. Toen iemand hem op zijn verliezen wees, zeide hij: ‘wat geef ik om een millioen menschenlevens?’ En toch, hij behoefde maar te praten, en nieuwe duizendtallen waren gereed zich voor hem op te offeren. Als hij ergens voorbij zou komen, dan liepen grijsaards mijlen ver, om, langs de weg staande en met de hoed in de hand, een blik op hem te kunnen werpen.
Werken kon hij als geen ander. Slapen kon hij, wanneer hij wilde. Vermoeidheid naar lichaam of geest scheen hij niet te kennen. Zijn ministers, zijn secretarissen hield hij dag en nacht bezig, zodat zij van afmatting soms bijna bezweken. Alle zaken, groot en klein, schonk hij zijn aandacht. Geen uur van dag of nacht, in huis of veld, dat hij niet gereed was om elke bezigheid te verrichten, alles goed en grondig uit te denken en binnen korte tijd te weten, wat hem te
| |
| |
doen stond. Geen tweede voorbeeld kent men van zulke geestes-gaven. En dat alles gepaard aan een ziel zonder liefde! En dat alles in dienst van de zelfzucht!
In overeenstemming met zijn begeerte rust zijn gebeente thans aan de oevers der Seine, in Parijs. Op zijn groot en prachtig praalgraf zijn de woorden gegrift, door hem geuit ten aanzien van het ‘Fransche volk dat hij zo zeer heeft liefgehad’. De waarheid is (zoals zeer juist opgemerkt is), dat zijn zogenaamde liefde overeenkwam met wat zelfs een harde baas voor zijn lastdier over heeft: Hij geeft het dier te eten en te drinken, hij maakt het schoon, hij geeft het kooigoed en een stal; maar alleen, opdat het dier hem beter zou kunnen dienen, en niet terwille van het dier zelf. En het arme dier moet maar dienen tot het niet meer kan, maar lastdier blijft het, tot het einde toe.
Men zou nog willen vragen: maar heeft Napoleon dan niets voor Frankrijk behaald door zijn grootsch en roemrijk optreden?
Bijna vier millioen menschen zijn door zijn schuld om het leven gekomen, de helft daarvan zijn eigen landgenoten. Twee-maal drongen de vijanden Frankrijk binnen en dwongen het tot een vernederende vrede. Beroofd van grondgebied aan alle kanten, veel kleiner dan hij het vond, en door geheel Europa gehaat, - zo liet Napoleon Frankrijk achter. En hij zelf is in ballingschap gestorven.
Na Napoleons val is Frankrijk nogmaals de prooi geworden van een zelfzuchtige (Napoleon de Derde), die zich verbeeldde een even groot rol te kunnen spelen als zijn beroemde voorganger. Het gevolg was wederom schande en nederlaag voor Frankrijk. Vandaag is Frankrijk wederom een republiek. Maar er is alle reden om te vragen: hoelang zal dat duren?
Het is gebleken, dat een handige fortuinzoeker, die een mooie vertoning maakt in militaire opschik, daar nog veel kans heeft de regering omver te werpen. De nagedachtenis en beeltenis van Napoleon Bonaparte worden in zekere kringen nog hoog vereerd. Is Frankrijk nog te verleiden
| |
| |
door de schijngrootheid aan wapenvertoon verbonden? Zou Frankrijk zich heden nogmaals in de schoot willen werpen van een Napoleon Bonaparte? Is de driedubbele les van het verleden vergeten of nog niet goed geleerd?
|
|