Ons leesboek(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Apen-troost. Een aap had met veel zorg en zwier Als pronker zich gekleed; ‘Nu schijn ik,’ sprak hij, ‘toch geen aap Voor iemand die 't niet weet.’ Hij pakt met moed het spiegel-glas Met beide pooten op: Maar, hoe hij kijkt - hij ziet nog steeds Den ouden apen-kop. Hij draait den spiegel links en rechts; ‘'k Ben netjes!’ sprak de knaap, ‘Mijn pak valt mooi, mijn broek zit glad, Maar 'k ben en blijf - een aap.’ Hij 's kwaad. Hoe hij zich keert of wendt, Toch ziet hij d'apensnoet; Hij rukt den spiegel van den muur En trapt dien met den voet. [pagina 189] [p. 189] Maar hij bezint zich dra en roept: ‘'t Kon erger zijn, naar 'k meen; 'k Zie mijns gelijken overal, 'k Ben nergens ooit alleen.’ (W.J. van Zeggelen.) Vorige Volgende