Ons leesboek
(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend
[pagina 138]
| |
scheidde zich reeds vroeg door buitengewone geestes-hoedanigheden, gepaard aan ernst en arbeidzaamheid. Zijn vader liet hem te Parijs voor geestelijke studeren, en later voor advocaat. In beide vakken bracht hij het ver; niets ging hem boven het verzamelen van kennis. Zo kwam hij reeds vroeg te horen van Luther en de nieuwe leer door hem verkondigd in Duitschland. Zijne overdenkingen dienaangaande brachten hem tot het besluit, dat Luther gelijk had. Doch het was eerst na smartelijke ziele-strijd, dat hij afscheid nemen kon van de leer der Roomsche kerk waarin hij was grootgebracht. Maar zijn eerlijk geweten was sterker dan het ontzag, waarmede ouders en leermeesters hem van zijn jeugd af vervuld hadden ten aanzien van de leer zijner vaderen. Hij brak voor eens en voor altijd met die leer en besloot het zijne bij te dragen om de dwalingen daarvan aan te tonen. Zo trad hij in het geheim op als prediker te Parijs. Zelfs de zuster van de koning, Johanna van Navarre, ondervond zijn invloed. Wegens de geloofsvervolging in Frankrijk moest hij Parijs ontvluchten en kwam zo eindelijk te Bazel in Zwitserland. Hier gaf hij in 1536 een boek uit, dat zijne godsdienstige inzichten blootlegde. Hij verschilde in sommige opzichten aanmerkelijk van Luther, zó zelfs, dat hij een eigen kerk of secte stichtte, die der Gereformeerden. Deze secte heeft de Katholieke kerk nog veel meer afbreuk gedaan dan de Lutheranen. Na nog een tijd in Italië doorgebracht te hebben, kwam Calvijn eindelijk te Genève. Hier vond hij de prediker Farel reeds bezig met het hervormingswerk. Farel haalde Calvijn over om daar te blijven en met hem mee te werken, ook tot verbetering van de zeden der losbandige stad. Calvijn trad streng op, en maakte vele vijanden. Het werd zo erg, dat hij zelfs de stad moest uit-vluchten. Alles liep daar toen in de war, en de Roomsche kerk begon veld te winnen, tot de strenge meester - op de smeekbede der Protestantsche inwoners - weer terugkeerde. Ja, streng was hij, maar niet minder streng voor zichzelf. Schreef hij dit of dat voor, dan | |
[pagina 139]
| |
zorgde hij door eigen gedrag en levenswijze het voorbeeld te laten zien van hetgeen hij verlangde. Hij was nauwgezet, eenvoudig in levenswijze, tevreden met een gering deel voor zichzelf, beloning weigerde hij, en gaf veel aan behoeftigen. Hij werd, zo te zeggen, baas in Genève. Allen beheerschte hij door zijn geest, alles moest buigen voor zijn wil. Besluiten van de raad der stad zelfs stelde hij ter zijde, wanneer die zijn plannen dwarsboomden. Hij gunde zich geen rust. Het schoolonderwijs regelde hij, en de Universiteit vormde hij naar zijn begeerte. In zijn geest werden zo de mannen gevormd, die duizenden gemeenten stichtten tot verbreiding van zijn leer, die Zwitserland, Holland, Engeland, Schotland en Noord-Amerika wonnen voor de Hervorming, die doordrongen ook in de zuidelijke Roomsche landen van Europa. In Frankrijk alleen werden omtrent twee duizend Protestantsche gemeenten gesticht. Het grote behartigende, zag hij het mindere niet voorbij. Hij regelde ook het huishouden van de stad en het gedrag van elke burger. Na negen uur mocht niemand meer op straat zijn; 's Zondags moest elkeen twee maal naar kerk gaan; regels voor zedelijk gedrag werden vastgesteld. Publiek van de preekstoel verweet hij deze of gene zijn slecht gedrag, en weigerde, aan onwaardigen het avondmaal toe te dienen. Raadsleden zelfs werden niet verschoond. De secretaris van de raad werd ook zo door de strenge meester aan de kaak gesteld en moest de kerk verlaten, hoewel hij de vergunning van de raad had om het avondmaal te gebruiken. Die gestrengheid, helaas, ontaardde soms in onverdraagzaamheid. Moeilijk is het voor ons om geheel juist over die tijden te oordeelen, over de beweegredenen en handelingen van menschen die ons met ontzag vervullen voor het grootsche, toen door hen gewrocht. Zo zullen de menschen over vele honderden jaren misschien niet kunnen verstaan, hoe weldenkenden onder ons het goed konden vinden om de Kaffers niet geheel als gelijken en broeders te beschouwen en te behandelen. Hoe dat zij, als wij een Luther kwade vrienden zien worden | |
[pagina 140]
| |
met een Zwingli om verschil van mening; als wij een zachtzinnige Melanchton de dood van een andersdenkende horen goedkeuren, dan kunnen wij niet anders dan onze afkeuring daarover uitspreken. Maar hoe was Calvijn dan onverdraagzaam, wat heeft hij gedaan? Hij had een nieuwe regeling van kerkelijke gebruiken en feestdagen ingesteld. Die zich niet hieraan onderwierpen, strafte hij. Zo was er ook een Spaansche dokter, Servet, die van hem verschilde. Toevallig kreeg Calvijn hem in handen. Hij liet hem publiek op de brandstapel levend verbranden. Onverdraagzaamheid was maar een kenmerk van die tijd. De vrijheid van denken, die men voor zichzelf begeerde, gunde men anderen niet altijd. Maar al zijn en blijven wij menschen. Gods werk moet door elk onzer naar vermogen verricht worden. En wat Calvijn gewrocht heeft, was het werk van een geestelijke reus. Uit Genève, door hem gemaakt tot middelpunt en Mekka van het Protestantisme, verspreidde zijn invloed zich over de wereld; en de werking daarvan gaat nog steeds voort. Geen gedenkteken prijkt vandaag op Calvijns rustplaats. Dat heeft hij zo gewild. Deze grote onder de groten was ook in nederigheid een grote. |
|