Ons leesboek(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Vriendschap. Daar tiert in 's levens milde gaard Een bloem op teng'ren steel En, als de stormvlaag 't plantje spaart, Dan kan het bijster veel. 't Biedt balsem, voedsel, 't biedt genot, 't Vraagt naar gevaar noch levenslot. Wanneer het op uw weg mag bloeien, Dat bloempje dat zich Vriendschap noemt, Ziet g' aan haar zij veel struiken groeien, Wier tal zich op haar deugd beroemt; Maar, zijt ge kenner in uw gaarde, Dan houdt ge de echte soort in waarde; Zij groeit bij voorkeur onbespied En... overvloedig groeit zij niet. [W.J. van Zeggelen] Vorige Volgende