Ons leesboek
(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend
[pagina 109]
| |
Ze zaten bij elkander;
Neef scheen wel wat verward;
Oom vroeg, zoo door den dut heen:
‘Nol, heb je ook iets op 't hart?’
Neef schepte toen wat adem
En sprak: ‘je zegt het, oom,
Ik wou uw raad eens vragen,
Al doe ik dat met schroom.
Het huis is mij zoo ledig
En 't hart is mij zoo vol!’
Oom raadt: ‘wil 't huis dan vullen
En 't hart ontlasten, Nol!’
‘Juist, oom, die raad is heerlijk
En komt mij goed te sta;
'k Zie velen van mijn vrienden
Ter zijde van een ga';
En 'k denk: 't geluk van 't leven
Zit in de huwelijkstrouw!’
Oom zei: ‘Neef, zou je 't denken?
Wel, neem dan ook een vrouw’.
‘Ja, oom, dat 's mooi gesproken;
Gij brengt mijn ziel in vuur!
Maar 't huwelijk heeft ook lasten,
En 't leven is zoo duur!
En wie, als ik, veel zorgen
Bij veel bezwaren ziet....’
Oom zuchtte: ‘Ja, die zorgen!
Neen, jongen, trouw dan niet!’
‘Maar 't voorwerp van mijn liefde,
Het meisje dat ik ken,
Ik weet, dat ik mijn schatje
Niet onverschillig ben!
| |
[pagina 110]
| |
Ach, wees niet wreed: die inspraak
Kan ik niet smoren, zeg?’
‘Sta ik dan’, vroeg oom nuchter,
‘Jouw voorwerp in den weg?’
‘Gij gekscheert, oom, ik raadpleeg
Uw doorzicht en beleid;
Ik vrees in zulke dingen
Vooral lichtvaardigheid;
Ik vraag: ziet ge in mijn plannen
Wellicht ook overmoed?’
Oom zei: ‘die wil gaan trouwen
Moet weten wat hij doet!’
‘Zij is van goeden huize,
Zooals mij is gemeld;
Haar ouders, lieve menschen!
Zijn zeer op haar gesteld;
Zij is lieftallig, vrolijk,
Heeft deugd, gevoel en eer’.
Oom sprak: ‘'t zijn kostb're zaken!
Wel man, wat wil je meer?’
‘Hm, ja, één ding ontbreekt ons,
Daar komt het slechts op aan:
Oom!.... als gij mij woudt helpen.
Dan kocht ik me een bestaan.
Slechts zeven duizend gulden
En zie ik ben gered.’
Oom riep: ‘waar is mijn slaapmuts?
Nacht, neef, ik ga naar bed!’
(W.J. van Zeggelen).
|
|