reeds in Jacobs tijd, bijna allen zwart, de schapen daarentegen, bijna allen wit. In de verte kan men ze slechts door dit verschil in kleur van elkander onderscheiden. Eindelijk hadden wij de hoogte ten westen van het stadje bereikt, en tegen de middag reden wij er binnen.
Van verre reeds hadden de aanzienlijke huizen ons aangenaam getroffen. Het stadje breidt zich in de lengte uit en wij moesten het geheel doortrekken om onze herberg te bereiken. In de namiddag gingen wij het nader bezien.
Het schoonste gebouw van Nazareth is ongetwijfeld de ‘Kerk der Aankondiging Maria's’, behorende bij het grote gastvrije klooster der ‘Latijnsche’-orde. De tooi van het gebouw is rijk, doch niet overdadig. In de kelder van de kerk bevindt zich de kapel der Aankondiging, alwaar twee pilaren de plaatsen aanduiden waar de Engel en Maria, volgens de overlevering, gestaan hebben bij deze wonderbaarlijke ontmoeting (Luk. 1:28).
Volgens de oudste overlevering, evenwel, bevond Maria zich niet t'huis en lezende in de Bijbel toen de Engel haar verraste (zo stellen de schilders het gewoonlijk voor), doch zij was bezig water te putten en had juist een emmer vol gehaald. De Grieken hebben dan ook een andere plaats, nabij de Maria-bron, als de plaats der heilige ontmoeting aangenomen en daar hun kerk gebouwd. Onder het altaar levindt zich een waterbak, waaruit men ons te drinken gaf. Deze waterbak staat in verbinding met de Maria-bron. Dit is de grootste merkwaardigheid van het stadje; want daar deze de enige lopende bron van Nazareth is, mag men gerust aannemen, dat ook de Moeder des Heilands hier dikwijls placht te komen, gelijk de bron heden nog, van 's morgens tot 's avonds, door de vrouwen en meisjes omringd wordt. Met bijzondere aandoening zagen wij op de schaar van kinderen, knapen en meisjes, die hunne waterkruiken met gemak op hoofd of schouder dragen, elkander verdringende en de tijd van wachten kortende met allerlei grapjes.
Gewis kwam ook eens Jezus, als knaap, met zijn kruikje