Ons leesboek
(1905)–Jan F.E. Celliers– Auteursrecht onbekend
[pagina 80]
| |
200 jaar geleden, toen de muur dus nog in betere toestand was dan vandaag, werd hij bezocht door een reiziger Adam Brand, die er de volgende beschrijving van geeft: ‘Op de avond van 26 October 1692 bereikten wij de wereldberoemde Chinésche muur, Zagankrim genaamd, die eenige vademen hoog is en zó breed, dat 7 of 8 paarderuiters naast elkaar daarop rijden kunnen. Hij is 300 Duitsche mijlen of 2000 kilometers lang; doch, ware hij op de gelijke grond gebouwd, dan zou hij meer dan 400 D. mijlen (3000 kilometers) lang zijn. Hij loopt echter op vele plaatsen over ongelofelijk hoge klipkransen en bergtoppen. Terecht mag deze muur de naam dragen van wonderwerk; hij is niet alleen met grote kunst gebouwd, doch even grote onkosten en arbeid zijn door de Vorst aan zijn bouw besteed. Op afstanden van een kwart-mijl of 2 kilometer van elkaar zijn schiet-torens op de muur gebouwd. Het fondament van de muur is opgetrokken uit zware gehouwen klippen en is ongeveer een vadem of zes voet hoog; voor het overige is de muur van gewone muurstenen en kalk. Wij gingen eerst door een poort. De muur was daar op vele plaatsen vervallen. Ongeveer op de afstand van een geweerschot daarvandaan passeerden wij door nog een poort, - de muur was daar in het rond gebouwd. Andermaal voerde men ons door twee poorten; drie muren, zo in het rond gebouwd, besloegen daar een tamelijk groote plaats. Boven op de muur, waaronderdoor wij het eerst passeerden, was een wachthuis met ongeveer 40 of 50 soldaten. Daar stond ook een afgodentempeltje, waarboven de gele wimpels en vlaggen van vorst en afgod waaiden. In dit wachthuis wordt onafgebroken wacht gehouden, zegt men. Buiten de laatste poort stond ook zo een wachthuis, met 20 man bezetting. De grote muur zelf was nog in zo goede staat van bewaring, als of hij eerst 20 of 30 jaar geleden gebouwd werd. Wegens zijne lengte wordt hij door de Chinezen ‘Banliching’ genaamd, dat wil zeggen: ‘de muur van 1000 stadiën’. In het noorden begrenst de muur bijna een derde deel van | |
[pagina 81]
| |
het keizerrijk.... Geen wonder dus, dat de Chinezen, in hunne beschrijving van de bouw, spreken van gansche klipbergen die uitgekapt en opgebruikt zijn, en van een gansche zandwoestijn die uitgeput werd voor het kalkmengsel. De muur is 30 chinesche ellen hoog (omtrent 20 meter, of 65 voet); op sommige plaatsen is hij 8 meter, of 26 voet, breed, doch op de meeste plaatsen is zijn breedte 10 meter of omtrent 32 voet. Hij loopt niet rechtuit, maar is op sommige plaatsen gebogen, doch nergens is hij afgebroken; alleen in het distrikt van Peking wordt de muur voor een klein gedeelte vervangen door onbestijgbare bergen, en op één plaats laat hij een rivier door, de snelle stroom van de Hoang. Kleinere stromen vloeien van buiten in het land onder bogen of gewelven door, die in de muur gemaakt zijn, als sluizen. Anders is de muur overal gelijk en ziet er overal eenders uit, niet alleen waar hij over de vlakte, doch ook waar hij over hoge bergen loopt. Bovenop staan zeer hoge en sterke wacht-torens; op plaatsen, waar zulks nodig is, zijn doorgangen gemaakt, - eendeels om de handel, anderdeels om vijandige uitvallen tegen de Tartaren door te laten. Binnen en buiten de muur liggen zeer sterke vestingen. Deze dienen tot bescherming van de muur en tot herberg voor de soldaten; want tegen de invallen der Tartaren houden de Chinesche Keizers wel een millioen soldaten in deze vestingen aan. Keizer Tschi, een stichter van de stam Sin, liet deze muur bouwen, vóór alle andere krijgsbedrijven of bouwwerken, in het 22ste jaar van zijne regering en 215 jaar vóór de geboorte van Christus. Deze keizer, die eerst maar een vorst van weinig betekenis was, bracht de stam Theo en geheel China onder zijn heer schappij; met behulp van de veldheer Mungtien en 360.000 man versloeg hij de Tartaren, die erfvijanden van het Chinesche rijk; en om zijn rijk China tegen toekomstige Tartaarsche invallen te beschermen, liet hij deze grote muur | |
[pagina 82]
| |
bouwen. Toch zijn de Tartaren verscheiden malen daarover gekomen en verontrustten het rijk. De bouw werd op verscheiden plaatsen tegelijk aangevangen; van elke 10 man moest 3 man aan de muur werken; door zulk een ongeloofbaar groot aantal arbeiders werd het werk binnen 15 jaren voltooid. De muur is zó hecht en hard gemetseld, dat men geen spijker in de voegen kan slaan. Daar, waar de muur bij zijn begin enige stadiën ver in de zee uitloopt, is hij gegrondvest op een vaste bodem van ruw ijzer, - dit ijzer liet men daar, in plaats van klippen, bij schepen-vol zinken. Kircherus schrijft in zijn boek over China, dat men zich een denkbeeld kan maken van de lengte van de muur door zich de afstand voor te stellen tusschen Dantzig en Messina, op Sicilië. Deze afstand zal zowat zo groot wezen als de afstand van Kaapstad naar Boeloewayo. |
|