Arbeidsvermogen.
Warmte en licht.
Wij weten dat de stof of materie, waaruit alle dingen bestaan, onvernietigbaar is (zie opstellen over Onvergankelijkheid, De Planten, De Stoommachine, enz.)
Zo is ook de beweging der lichamen of de arbeid die zij verrichten onvernietigbaar.
Menschen en dieren bezitten arbeidsvermogen, dat is, vermogen om arbeid te verrichten: zij kunnen iets dragen, trekken, gooien, enz. Maar ook levenloze dingen kunnen arbeidsvermogen bezitten: een stoommachine kan grote kracht uitoefenen, een kanon kan een kogel wegslingeren, een gespannen veer kan een uurwerk laten lopen, het water drijft een molen-rad, enz.
Een lichaam, dat zó in beweging is, bezit arbeidsvermogen van beweging. De kanonskogel kan bij voorbeeld de weerstand van een muur overwinnen en hem omverwerpen. Hoe zwaarder het bewegende lichaam is en hoe sneller de beweging, des te groter het arbeidsvermogen van beweging.
Een lichaam kan ook arbeidsvermogen van plaats bezitten, dat, is, het kan zó geplaatst zijn, dat het dadelijk een of andere kracht kan uitoefenen. Een klip boven op een berg kan afrollen en een huis omver gooien; dan is het arbeidsvermogen van plaats dadelijk veranderd in arbeidsvermogen van beweging. Als ik een klip opgooi in de lucht, dan gaat het arbeidsvermogen van mijn arm over op de klip; als de klip niet hoger gaat in de lucht, houdt dat arbeidsvermogen van beweging op, maar dan is dat veranderd in arbeidsvermogen van plaats, want de klip is nu hoog en kan in zijn val een arbeid of kracht uitoefenen; dit arbeidsvermogen van plaats wordt dadelijk weer veranderd in arbeidsvermogen van beweging, zodra de klip weer begint te vallen naar de aarde terug. Nu is het bekend, dat een klip met dezelfde snelheid valt als waarmee hij opgegooid wordt, dus zal de klip bij zijn val nog dezelfde hoeveelheid arbeidsvermogen van beweging