Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
9
| |
[pagina 317]
| |
het einde van het oorlogsdrama nabij was. Ook de Duitsers ontsnapten aan deze indruk niet. Een groeiende mistevredenheid en voelbare onrust had zich van de geest van de bevolking en ook reeds van het leger meester gemaakt. De rede welke Bethmann Hollweg op 29 maart 1917 voor de Rijksdag uitsprak gaf duidelijk te kennen dat de hoogste rijksoverheden zich niet langer aan deze ontgoochelende indrukken konden onttrekken. Over de buitenlandse verhoudingen sprak hij vergoelijkend, over de militaire krijgsverrichtingen met gelatenheid, over de binnenlandse toestanden op schuchtere wijze. Duitsland, zo zegde hij, bleef bereid om de vrede tegemoet te gaan; maar hij ontweek ieder nadere verklaring over de voorwaarden die door Duitsland als aanvaardbaar konden worden beschouwdGa naar voetnoot(150). In het geheim werd echter naar welwillende tussenpersonen gezocht - ook in NederlandGa naar voetnoot(151) - die de geallieerde regeringen naar het vredespad konden lokken. De Duitse dubbelzinnigheid omtrent België, die zowel uit de rede van Bethmann Hollweg tot de afgezanten van de Raad van VlaanderenGa naar voetnoot(152) als uit de politiek van von Bissing was gebleken, was evenwel van aard om ons als Belgen en vooral als Vlamingen bijzonder op onze hoede te stellen tegen elk oncontroleerbaar gefluister. Te Wenen was de behoefte aan vrede meer uitgesproken. De vrees voor een ontbinding van de veelrassige monarchie kon niet langer verborgen worden gehouden. Op 1 augustus 1917 richtte Paus Benedictus xv een vredesboodschap tot ‘de Hoofden der Volkeren, die met elkander in oorlog verkeren’Ga naar voetnoot(153). De positie van het Vaticaan was tegenover het oorlogsgebeuren een bijzonder kiese geweest. Drie bekommernissen hadden van den beginne de politiek van de paus bepaald: het bewaren van een volstrekte onpartijdigheid jegens alle oorlogvoe- | |
[pagina 318]
| |
renden, een onophoudelijke toeleg om krachtens de wet van de naastenliefde zoveel mogelijk behulpzaam te zijn bij het verzachten van het oorlogsleed, en de gedachte van een rechtvaardige en duurzame vrede, zoveel het in de macht ligt van het hoofd der Kerk, te bevorderen. Reeds bij het einde van het eerste oorlogsjaar had de H. Vader aan de oorlogvoerende landen aanwijzingen gegeven, die volgens Hem tot een voor allen eervolle vrede konden leiden. Evenwel zonder merkbaar gevolg. In 1917 achtte de Paus het ogenblik gunstig om zijn vredespogingen met meer duidelijke en praktische voorstellen te doen vergezeld gaan. Deze voorstellen kunnen als volgt worden samengevat: de vrede moet niet op de macht der wapenen maar op het moreel gezag van het recht worden gevestigd; vermindering van de bewapening tot de grenzen verenigbaar met de handhaving van de openbare orde in elke staat; een ware vrijheid der zeeën; wederzijdse kwijtschelding van aanspraken op schadevergoedingen mits inachtneming van bijzondere gevallen; ontruiming van de met geweld bezette gebieden; het instellen van een instituut van arbitrage met verplichting van de staten zich aan zijn uitspraken te onderwerpen en de middelen om de ten uitvoerlegging van zijn uitspraken te verzekeren. De vredesopvattingen door Zijne Heiligheid vooruitgezet maakten ongetwijfeld in sommige - ook katholieke - middens van de Entente-landen een indruk van schuchterheid, die er de weerklank van verminderde. Ik heb dit niet kunnen verbergen in de beschouwingen, die ik in Vrij België van 24 augustus aan de Vredesboodschap van Z.H. Paus Benedictus xv heb gewijd. Men had gaarne een meer uitdrukkelijke taal vernomen omtrent de verplichting van Duitsland tot vergoeding van de schade, die het in strijd met het recht door zijn onverzadigbare roofzucht en vernielingswoede in de door zijn legers bezette landen en streken had veroorzaakt. Het kon evenwel niet worden betwijfeld dat, waar de Paus sprak over de billijkheid van vergoeding in bijzondere gevallen, Hij mede en meer bijzonder België op het oog had. Het was echter onbillijk en met de ware bedoelingen van de Paus in strijd te beweren, zoals in sommige bladen werd gezegd, dat de Pauselijke boodschap zou beheerst zijn geworden door een neiging om de centrale machten te bevoordeligen. De bekommernis van de Paus ging duidelijk over de onmiddellijke oorlogsgebeurtenissen heen, naar de be- | |
[pagina 319]
| |
zorgdheid om aan de vrede een grondslag te geven, die zijn duurzaamheid zou danken aan de bevrediging van het eergevoel en de levenseisen van alle oorlogvoerende mogendheden, en aldus een vernieuwing te voorkomen van de ijselijke rampspoed die over Europa was gekomen. In deze bedoeling handelde de Paus zoals ook President Wilson het gedaan had in zijn bemiddelingspoging van 18 december 1916 en in zijn rede op 22 januari 1917. Als antwoord op de mensonterende duikbootoorlog door Duitsland ingevoerd had President Wilson, vooraleer tot de oorlogsverklaring aan Duitsland over te gaan, in een merkwaardige boodschap aan het Congres zijn opvattingen over de vrede kenbaar gemaakt: een wereldvrede gevestigd op het levensrecht en de vrijheid ten bate van alle vredelievende volken. Blote overeenkomsten, zo zegde Wilson, maken de vrede niet duurzaam. Hij maakte de verantwoordelijke medewerking van de Verenigde Staten aan een wereldverbond tot handhaving van de vrede beslist afhankelijk van de aanneming van de voorwaarde die hij voor de Amerikaanse Senaat heeft ontwikkeld. Deze voorwaarden tonen een opvallende gelijkenis met de beginselen welke door de Paus in zijn vredesboodschap werden ontwikkeld: verplichte arbitrage, een gewapende wereldmacht tot handhaving van de vrede, samenwerking van alle volkskrachten in Europa en daarom een vrede tussen gelijken die geen blijvende wrok achterlaat, gelijkberechtiging tussen alle vrije staten groot en klein, vrijheid ter zee en te land, afstand van alle vérstrekkende bondgenootschappen. Wilson voegde er aan toe: voor andere beginselen kan de Amerikaanse staatkunde niet opkomen. ‘Het zijn de beginselen van de mensheid en zij moeten zegevieren’Ga naar voetnoot(154). President Wilson was ook de eerste om antwoord te geven op de vredesboodschap van Z.H. de Paus Benedictus, en erkent dat deze aan zijn eigene opvattingen zeer verwant is. ‘Ieder hart dat niet verblind en verhard is door deze verschrikkelijke oorlog’, zo luidde | |
[pagina 320]
| |
de aanhef van het antwoord dat ondertekend werd door R. LansingGa naar voetnoot(155), staatssecretaris van de Verenigde Staten van Amerika, ‘moet getroffen zijn door deze ontroerende oproep van Zijne Heiligheid de Paus, moet de waardigheid en de kracht gevoelen van de menselijke en edelmoedige beweegredenen die er toe aanleiding gaven en moet vurig wensen, dat wij het pad van de vrede mochten inslaan dat hij met zoveel warmte aanwijst’Ga naar voetnoot(156). De Amerikaanse bewindslieden behoefden zich evenwel niet zoals de Paus alleen op het vlak der beginselen te houden en zij legden er nadruk op dat de door hem en door de Amerikaanse regering zelf gehuldigde beginselen slechts dan een heilzaam uitwerksel konden hebben, wanneer bij alle partijen dezelfde zin voor gerechtigheid, dezelfde liefde voor de volkenvrijheid, dezelfde aansprakelijkheid en openhartigheid aanwezig waren. Deze zedelijke en staatkundige waarborgen bestonden echter niet aan de kant van Duitsland, zolang de leiding van dit land toevertrouwd bleef aan een onverantwoordelijke regering, die steunende op een uitgebreid militair stelsel, in het geheim plannen beraamde om gelijk een lawine, onder vertreding van alle ereverplichtingen en zedewetten, gehele landen te veranderen in een bloedbad en een puinhoop. Deze verwijzing naar de onmisbare democratisering van het Duitse regeringsbeleid als voorwaarde van een breedgezinde vredesovereenkomst werd ook reeds door Lloyd GeorgeGa naar voetnoot(157), als hoofd van de Britse regering, in het ‘House of Commons’ verkondigd. De middenrijken - Duitsland en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie - beantwoordden de pauselijke boodschap op resp. 20 en op 21 september 1917. Het gebeurde in een afzonderlijk schrijven, want de geestesgesteldheid en de vredesbehoefte waren in beide | |
[pagina 321]
| |
landen verschillend, zoals ook de oorlogsverwachtingen van den beginne af anders waren geweest bij de Donau-monarchie dan bij de meesters van Berlijn. Oostenrijk had reeds door de poging, die zij met de hertog van ParmaGa naar voetnoot(158) langs de Belgische regering om beproefd had en die alleen voor gevolg had Minister de Broqueville nodeloos in opspraak te brengen, van haar vredesverlangen laten blijken. Het antwoord aan Zijne Heiligheid was de uiting van een dankbare instemming met de leidende gedachten die het Pauselijk document hadden ingegeven. Ook het antwoord van Duitsland getuigde van een nieuwe geest. Ook Berlijn erkende dat voortaan de verhouding van de staten onderling moest worden beheerst door het recht en niet meer door de macht der wapenen. Het sprak zich gunstig uit voor bindende scheidsrechtelijke uitspraken en een progressieve beperking van de bewapening, denkbeelden die ernstig gemeend in strijd waren met de afwijzende houding welke Duitsland vóór de oorlog tegen dergelijke voorstellen had aan de dag gelegd, strijdig ook met de rechtsbeginselen die onder de invloed van de na-Kantse wijsbegeerte, en de lering van TreitschkeGa naar voetnoot(159) vanaf BismarckGa naar voetnoot(160) de Duitse bewindsvoering hadden beheerst. Een nieuwe geest? of was het niet liever een reeds onafwijsbaar geworden gevoel van onmacht en oorlogsmoeheid dat zich van het Duitse volk had meester gemaakt? In de Rijksdag had zich een meerderheid gevormd die niet langer vrede kon nemen met het absolutisme van het keizerlijk regime en de daaruit volgende onaansprakelijkheid van de opperste politieke en militaire leiding. | |
[pagina 322]
| |
Bethmann Hollweg moest in de loop van 1917 als rijkskanselier plaats maken voor een ambtenaar, Dr. MichaelisGa naar voetnoot(161), een persoonlijkheid zonder eigen aangezicht, maar nog een vertegenwoordiger van het oud regime, en die na betrekkelijk korte tijd op zijn beurt vervangen werd door de Beier Graaf von HertlingGa naar voetnoot(162). Het ministerie van Buitenlandse Zaken ging uit de handen van Dr. ZimmermannGa naar voetnoot(163) over naar von KühlmannGa naar voetnoot(164), van wie tenminste een meer soepele diplomatische actie kon worden verwacht. Er bleef evenwel over de Duitse vredesgeneigdheid, voornamelijk in verband met België, nog een dubbelzinnigheid zweven die er de waarde en de indruk in hoge mate van verminderde. Het Berliner Tageblatt, dat zelf een der meest uitgesproken verdedigers van een nieuwe richting was, bevatte dienaangaande op 17 september 1917 een veelzeggende officieuze mededeling, waarin onomwonden werd erkend dat ‘de overwegingen van de Rijksleiding over het lot van België nog niet afgesloten zijn en dat de Duitse antwoordnota aan de Paus geen klare oplossing van het Belgisch vraagstuk zou brengen’. België was immers van den beginne af en bleef het voornaamste doelwit van de Duitse begeerte. Vanwege de Entente-Mogendheden bleef evenwel de Pauselijke boodschap onbeantwoord. Het was met een gevoel van grote ontnuchtering dat door de buitenwereld, en niet door de katholieke gemeenschap alleen, zulks vernomen werd uit de verklaring welke | |
[pagina 323]
| |
RibotGa naar voetnoot(165), Frans minister van Buitenlandse Zaken, in de Kamer der Afgevaardigden op 19 september aflegde. Werd deze verregaande terughoudendheid veroorzaakt door politieke invloeden, die in Frankrijk ieder nauwe samenwerking met het Vaticaan in de weg stonden? Lag de schuld bij Italië dat bij zijn aansluiting bij de Entente bedongen had, dat de H. Stoel buiten ieder diplomatische onderhandeling omtrent de vrede zou worden gehouden? Lag het aan een gemis aan eenheid tussen de bondgenoten aangaande de uiteindelijke oorlogsdoeleinden? Ik kan deze vragen niet met zekerheid beantwoorden. De hoffelijke bewoordingen met welke de Pauselijke boodschap door de Britse Gezant bij de H. Stoel werd in ontvangst genomen, hadden in elk geval betere verwachtingen gewektGa naar voetnoot(166). Wat ons in de eerste plaats moest bekommeren was de houding die onze eigen regering zou aannemen. België was geen lid van de Entente. Wij hadden er belang bij in deze aangelegenheid te laten blijken dat wij het statuut van onzijdigheid, waarop wij ons steeds konden beroepen en dat we zeer terecht tegenover het Verdrag van Londen hadden gehandhaafd, niet bedektelijk hadden prijsgegeven. Reeds voordat Ribot zijn verklaring had afgelegd, had ik de stelling verdedigd dat België een afzonderlijk antwoord aan de Paus behoorde te geven zoals het ook gedaan werd tegenover het bemiddelingsvoorstel van Wilson. Een bijzondere reden van dankbaarheid kon daarbij tevens worden aangevoerd, want de Paus was de eerste geweest om als soeverein de volle onafhankelijkheid van België en - zij het in meer bedekte woorden - ook de schadeloosstelling van België als grondvoorwaarde voor de toekomstige vrede te stellen. Onze regering beantwoordde de Pauselijke boodschap - zij het dan met vrij aanzienlijke vertraging - met een nota, die door Koning Albert met ‘kinderlijke en eerbiedige gehechtheid’ aan de H. Stoel werd overgemaakt door | |
[pagina 324]
| |
een schrijven van 24 december 1917. Werd de traagheid met welke het antwoord werd overgemaakt, veroorzaakt door invloeden van geallieerde zijde? Men is genegen het te geloven wanneer men reeds in de aanvang van de nota leest, dat de regering van de Koning zich gehaast heeft, zodra zij kennis had gekregen van de pauselijke boodschap, met de grootste welwillendheid de voorstellen te onderzoeken die er ‘in zulke verheven taal werden in geformuleerd’. De regering ‘stelde er prijs op, tevens hare innige en diepe dankbaarheid te betuigen voor de bijzondere belangstelling, die de H. Vader voor de Belgische natie koestert en waarvan dit stuk bij hernieuwing het kostbaar bewijs leverde’. Zij herinnerde eraan dat Zijne Heiligheid reeds in zijn consistoriale rede van 22 januari 1915, alhoewel aan een volledige neutraliteit gebonden, het onrecht dat België werd aangedaan veroordeelde. Zij sprak haar grote dankbaarheid uit voor de talrijke en edelmoedige tussenkomsten van de H. Stoel ten bate van een groot aantal Belgen, die slachtoffer werden van de gewelddaden van de vijand. De Belgische regering verzekerde dat zij in de mate van haar krachten wou medewerken, om de suprematie van het recht boven de macht te verzekeren. Dat was trouwens de betekenis van de door ons land aanvaarde en gedragen offers, maar ‘het kon enkel een vrede aanvaarden, die het met billijke schadevergoeding, zekerheid en waarborgen verschaft voor de toekomst, de integriteit van het Belgisch grondgebied, zo van het moederland als van de kolonie, herstelt en waarborgen schenkt tegen de hernieuwing van een aanval als deze van 1914’Ga naar voetnoot(167). Erger was dat de vredeszon die in de zomer van 1917 zo mild begon te schijnen door nieuwe nevelen werd vervaagd. De Russische revolutie, die met zoveel verwachtingen door de Westerse socialisten werd begroet en aanvankelijk een vernieuwing van de Russische strijdlust tegen het Duitse imperialisme tot stand bracht, werd machteloos door de inwendige crisis, die haar in het bolchevisme deed ontaarden. KerenskyGa naar voetnoot(168) werd verdrongen door Le- | |
[pagina 325]
| |
ninGa naar voetnoot(169), die op geheime wijze door de Duitse legerleiding van Zwitserland naar [Rusland was kunnen terugkeren]Ga naar voetnoot(170). |
|