Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
13
| |
[pagina 190]
| |
zijn me steeds bijzonder duurbaar gebleven. Wellicht heeft deze omstandigheid er toe bijgedragen dat ik later zovele uitnodigingen uit Nederland te beantwoorden kreeg. Er zijn weinig steden van enig belang waar ik niet voor Geloof en WetenschapGa naar voetnoot(324) of andere katholieke verenigingen het woord voerde over de Vlaamse of maatschappelijke aangelegenheden. Eenmaal heb ik er zelfs grote opschudding veroorzaakt. Het was in de onzalige tijd van de ketterjagerij van het integralismeGa naar voetnoot(325). Er zijn, in België althans, weinige katholieken die van het integralisme ooit hebben gehoord. Het was in feite een tot geestelijke bezetenheid geworden reactie op het modernisme, dat in zijn ware vorm terecht door Paus Pius x in zijn decreet Lamentabili (3 juli 1907) en zijn encycliek Pascendi (8 september 1907) als strijdig met de katholieke geloofsbeginselen werd veroordeeldGa naar voetnoot(326). Het modernisme, dat verwant was aan de individualistische ervaringstheorieën, die door het liberaliserend protestantisme werden gehuldigd, trok de vastheid van de katholieke dogma's en de onfeilbaarheid van de Kerk in twijfel, om zowel op moreel als op doctrinaal en hiërarchisch gebied naar een evolutionistische opvat- | |
[pagina 191]
| |
ting over te hellen. De Franse theoloog LoisyGa naar voetnoot(327), hoogleraar aan het ‘Institut catholique’ van Parijs en later aan het ‘Collège de France’, is waarschijnlijk de in ons land meest gekende vertegenwoordiger van het modernisme. Ons eigen land bleef feitelijk voor deze kwaal gespaard, dank zij de heilzame en wetenschappelijk onaanvechtbare invloed die door de universiteit van Leuven op ons theologisch onderwijs en meer bijzonder op het gebied van de exegese werd uitgeoefend. Wij hebben gelukkiglijk ook de verderfelijke uitwassen niet gekend tot welke de bestrijding van het modernisme, onder de dekmantel van iever voor het gezag van de kerkelijke overheid, als integraal-katholicisme heeft geleid. De stichter en gedurende enkele jaren de grote beschermer van het integralisme was een Romeins priester, Mgr. BenigniGa naar voetnoot(328), die aan het persbureau van het Vaticaan werkzaam was en die zich in het vertrouwen had weten te vestigen van de vrij conservatieve staatssecretaris van Paus Pius x, de Spaanse Kardinaal Merry del ValGa naar voetnoot(329) en van Kardinaal BillotGa naar voetnoot(330), wiens omgang met de ‘Action française’ voldoende bekend is. Benigni bracht een uitgebreid spionagenet tot stand dat, over geheel westelijk Europa speurend, de bron is geworden van vele lage en laaghartige aantijgingen tegen onaanvechtbare katholieke leken en priesters, die | |
[pagina 192]
| |
met een open oog voor de maatschappelijke en geestelijke noden van de tijd, zich aan de vernieuwende kracht van de kerkelijke leer en invloed wijdden. L. DuchesneGa naar voetnoot(331), P. BatiffolGa naar voetnoot(332), Pater M.J. LagrangeGa naar voetnoot(333), stichter van de Bijbelse School te Jeruzalem, die in Frankrijk aan de spits stonden van de kerkelijke historische en exegetische wetenschappen, werden roekeloos als modernisten aangeklaagd. Ook grote Belgische schriftuurgeleerden, die aan de hogeschool te Leuven onderwezen, Prof. R. van HoonackerGa naar voetnoot(334), Ladeuze, later rector, H. CoppietersGa naar voetnoot(335), later bisschop van Gent, zelfs Kardinaal Mercier, ontsnapten niet aan de onzalige iever van de ketterjagers. Een bijzondere haat scheen hen te bezielen tegen al wie zich aan een vooruitstrevende sociale beweging bezondigde. Dit was zeer bijzonder in Duitsland en Oostenrijk het geval. Men behoefde geen modernist te zijn. Er werd ten behoeve van de verdachten, wier actie zich buiten het gebied van de theologische wetenschappen bewoog, de kategorie van de ‘moderniserenden’ geschapen en wie daaronder kon worden gerangschikt - en wie niet? - was voor de meest sluwe verdachtmakingen en zelfs openlijke laster niet langer veilig. De toestand werd in Duitsland voor de katholieke sociale leiders zelfs zeer gespannen, alhoewel het integralisme bij het Duitse | |
[pagina t.o. 192]
| |
7 / Frans Van Cauwelaert (rechts) tijdens Wereldoorlog I in Engeland op bezoek bij Dokter A. Laporta (midden) en Dokter A. Van de Perre
| |
[pagina 193]
| |
Episcopaat, met uitzondering wellicht van Mgr. KorumGa naar voetnoot(336) van Trier, geen schijn van aanmoediging had gevonden. De Petrus-Blätter van Trier waren een van de bijzonderste organen van de integralistische drijverijen; een van de vaste mikpunten waren de leiders van de christelijke arbeidersbeweging, waarvan de zetel in München-Gladbach was gevestigd. Ik woonde in 1911 te Aken, ter gelegenheid van de Duitse Katholiekendagen, een vertrouwelijke vergadering bij, op welke ook Dr. PoelsGa naar voetnoot(337), Pater Rutten en Pater Vermeersch s.j.Ga naar voetnoot(338) aanwezig waren. Eerw. Heer BraunsGa naar voetnoot(339) deelde er mede dat indien de Paus, die zijn zegen had gestuurd aan de katholieke ‘Gewerkschaften’Ga naar voetnoot(340) die slechts een onbeduidend en door integralisten gedreven groepje vertegenwoordigden, zich afkeurend moest uitlaten over de christene gemengde syndicaten, hij beducht was dat de bij deze aangesloten Roomse arbeiders zich niet zouden onderwerpen. De onoprechtheid van de onzalige iever die door de integralisten werd aan de dag gelegd, moge blijken uit de kerkelijke afvalligheid tot welke meer dan een van zijn leiders later is gekomen. Dit was o.a. het geval in Duitsland met twee seculiere priesters Kauf- | |
[pagina 194]
| |
mann en SchopenGa naar voetnoot(341). Men kent de moeilijkheden welke de Franse bisschoppen gehad hebben met de priesters en katholieke leken van de ‘Action française’, bij welke de meeste Franse integralisten zich hadden geschaard. Ook met Benigni, die onder de oorlog als verdacht van spionage voor Duitsland door het Italiaans gerecht werd aangehouden, had het Vaticaan tal van moeilijkheden. ‘Zoals in Frankrijk met de Action française’ bleek straks in Duitsland de personele unie van een integralistisch verleden met nationaal-socialistische sympathie heel gewoon: van de ‘Berliner Richtung gingen straks velen gretig overstag voor Hitler. In België deed zich deze affiniteit met het activisme voor en te onzent doken tussen 1940 en 1945 waarachtig nog enige oudintegralisten in de N.S.B. of bij Zwart Front op.’Ga naar voetnoot(342) In België waren de integralisten feitelijk onbekend. Een van hun zeldzame vertegenwoordigers was de onbenullige Gentse advocaat JonckxGa naar voetnoot(343), die slechts enige bekendheid heeft verkregen door het ellendige feit dat hij, onder de oorlog van 1914-18, het ambt van minister van Buitenlandse Zaken heeft bezet in het potsierlijke ministerie-BormsGa naar voetnoot(344) en zijne doodstraf als balling in | |
[pagina 195]
| |
Holland ging uitzitten. Hij was een vriend van de Hollandse priester ThompsonGa naar voetnoot(345), waarover ik dadelijk iets meer zal vertellen. In zijn correspondenties aan Thompson word ik niet alleen aangeklaagd als een flamingant, maar deze voor hem toen nog hinderlijke benaming werd in het tijdschrift Rome verbeterd en aangevuld met vrome scheldwoorden als ‘plagiator, rasproleet (...) een verdoolde voor wie men vreest met grote vreze’Ga naar voetnoot(346). De toestand was echter bijzonder en wellicht het meest ergerlijk in Nederland, waar het integralisme een dweepzieke voorman en woordvoerder had gevonden in priester M.A.Thompson, die als hoofdredacteur in de Maasbode, toen door velen als het voornaamste Roomse dagblad van Holland geprezen, en later in zijn tijdschrift Rome over een openbare tribune voor zijn inquisitoriale bedrijvigheid en aantijgingen beschikte. Het katholiek leven bevond zich in de beginjaren van deze eeuw in een periode van opzienbarende en veelzijdige opbloei. De scherpzinnige geest van Jozef Alberdingk ThijmGa naar voetnoot(347) en de kloeke daadvaardigheid van Mgr. SchaepmanGa naar voetnoot(348) hadden in de leidende kringen van Nederland - het weze op wetenschappelijk, maatschappelijk of literair gebied - en zeer bijzonder in de nog jonge verenigingen van | |
[pagina 196]
| |
R.K. hogeschoolstudenten een behoefte in het leven geroepen, om het katholieke gedeelte van de bevolking een rechtmatig aandeel en betekenis te verschaffen in 's lands leiding, die tot dan toe zeer overwegend zo niet uitsluitend aan protestanten of vrijzinnigen werd voorbehouden. Een katholiek als eerste minister was in de Nederlandse geschiedenis van de negentiende eeuw onbekend gebleven. Op al de universiteiten van Nederland tezamen, de vrije leerstoel van Prof. Magister de GrootGa naar voetnoot(349) in de thomistische wijsbegeerte te Amsterdam medegerekend, waren er bij het begin van deze eeuw zeker niet meer dan een half dozijn katholieke professoren. De machtige ontplooiing welke de katholieke invloed sedertdien zowel op het politiek en sociaal als op het wetenschappelijk gebied heeft bereikt, is slechts de rijp geworden vrucht van het groeizame zaad dat reeds vóór de eerste wereldoorlog aan de geestelijke vermogens van de R.K. gemeenschap werd toevertrouwd. In deze zo weelderig opkomende oogst vond Thompson natuurlijk een uitgelezen jachtterrein. Geen enkel vooruitstrevende en zelfstandig denkende persoonlijkheid ontsnapte aan zijn ongezonde iever. ‘Ook de moderniserenden’, zo schreef hij in Rome, ‘hebben een lucht van besmetting in zich. Zij verbreden het terrein van de vrijheid’Ga naar voetnoot(350). Geen enkel van de ondernemende katholieken kon aan een zo breeds getrokken scheidingslijn ontsnappen. Voor de katholieke polemiek waren, naar het voorschrift van Thompson zelf, gematigdheid en hoffelijkheid een groot gevaar: ‘Eerlijkheid mag een goed katholiek in het debat zelfs niet bij tegenstanders veronderstellen’. Op twee bladen na, de Eindhovensche Courant en de Nieuwe Haarlemsche Courant, waren volgens hem alle katholieke bladen van Nederland door het modernisme vergiftigdGa naar voetnoot(351). De grote rechtsgeleerde Prof. StruyckenGa naar voetnoot(352) was voor Thompson | |
[pagina 197]
| |
slechts een ‘auteur van minder allooi’. Maria ViolaGa naar voetnoot(353), voor haar kunstkritieken bekend, werd voor ‘een dwaas meubel’ gescholden; haar echtgenoot de Vondelspecialist C.R.de KlerkGa naar voetnoot(354), de socioloog AalberseGa naar voetnoot(355), Ch. Ruys de BeerenbrouckGa naar voetnoot(356), Gisbert en Gerard BromGa naar voetnoot(357), Albertine SmuldersGa naar voetnoot(358), stichters van de ‘R.K. Vrouwenbond’ en tal van geziene leken en priesters ontsnapten niet aan de grievende en zelfs lasterlijke aanvallen van Thompson in zijn tijdschrift Rome. Een bijzondere haat schijnt hij te hebben toegedragen aan Dr. A. AriënsGa naar voetnoot(359), | |
[pagina 198]
| |
voor wie thans te Rome een aanvraag tot heiligverklaring hangende is, omwille van zijn sociale bemoeiingen en zijn propaganda voor de drankbestrijding; en aan Dr. H. Poels, die reeds als bijbelgeleerde door kleingeestige naijver de Katholieke Universiteit van Washington had moeten verlaten, maar die door zijn leiding en ondernemingszin op maatschappelijk gebied een ongeëvenaarde weldoener voor het katholieke Nederlands-Limburg en een zegen voor heel het katholieke Nederland en zelfs voor onze eigen christelijke arbeidersbeweging is geworden. De bescherming die Thompson lange tijd op het bisdom te Haarlem, waarvan hij afhing, genoot, heeft hem enige tijd voor scherpe tegenaanvallen kunnen vrijwaren en tevens de mogelijkheid verschaft om zijn onzalige iever aan angstvallige zielen mede te delen. Maar het kon niet duren, en de tegenweer had in het begin van het tweede decennium reeds vrij scherpe vormen aangenomen. Het was in die omstandigheden dat ik door mijn vriend Mgr. Poels werd aangezocht, om voor de Nederlandse katholieken eens kordaat mijn mening over het werk van de integralisten uiteen te zetten. Ik heb zijn verzoek bereidwillig aangenomen, op voorwaarde dat hij op zijn beurt in Antwerpen een voordracht zou komen houden over het nieuwe Limburg, een belofte welke hij voor de Nederduitsche Bond heeft ingelostGa naar voetnoot(360). Ik ontving weldra een uitnodiging vanwege De ViolierGa naar voetnoot(361), de meest uitgelezen vereniging van katholieke intellectuelen van Amsterdam die, niettegenstaande het integralisme, onder het voorzitterschap van C.R.de Klerk een centrum van vooruitstrevende katholieken was gebleven. ‘Dit was’, zo getuigen de auteurs van In Vrijheid herboren, ‘in het bisdom Haarlem een stap die getuigde van moed.’ Mijn lezing werd vastgesteld op 21 januari 1913 en werd aangekondigd als een ‘Lekenbeschouwing over ons katholiek leven’. Ik heb van mijn rede geen tekst - vermoedelijk was zij in | |
[pagina 199]
| |
hoofdzaak een improvisatie - en zelfs geen nota's kunnen terugvinden. Alleen herinner ik mij dat mijn lezing naar Hollandse gewoonte in twee delen werd gesplitst en door de gebruikelijke pauze werd onderbroken. In het eerste gedeelte betoogde ik de noodzakelijkheid voor de Kerk van een vast en onweersproken leergezag en een hiërarchisch geregelde tucht. In het tweede gedeelte bepleitte ik de onmisbare rechten van de vrijheid en gaf ik onomwonden mijn afkeer lucht voor de onduldbare praktijken welke de integralisten in onze kerkelijke samenleving trachtten in te burgeren. Met begrijpelijke voldoening heb ik in het zo rijk gedocumenteerde en reeds aangehaalde boek van de professoren L.J. Rogier en N. De Rooy, een onverbloemde schets van mijn optreden gevonden en men zal het niet onredelijk vinden dat ik deze bladzijde ongewijzigd overschrijf. ‘De 21ste januari 1913 had het optreden van de als bestrijder van het clericalisme bekende Vlaming onder overweldigende belangstelling plaats in het American Hotel te Amsterdam. Het publiek werd niet teleurgesteld. De spreker - in onbeheerstheid van taal geenszins de mindere van Thompson - gispte de intellectuele achterstand van de katholieken, ook onder de priesters, het achterlijk negeren van het in de jonge vrouwen alom ontluikende verlangen naar hoger ontwikkeling, het wraakroepend tekort aan sociaal besef, om tot slot te komen tot een gedétailleerde klacht over de heersende terreur van de domheidsmacht. Wij katholieken, zo stelde de redenaar vast, lijden aan gezagsobsessie’ en ‘de onwetendheid’ weet zich helaas steeds te hullen in ‘de gezagsmantel’. Zij, die het wagen te ijveren voor het verhogen van het katholieke cultuurpeil, worden stelselmatig als ‘kwajongens’ behandeld. Alle kunst en alle wetenschap worden ‘een compromis met de moderniteit’ genoemd. Helaas kunnen in de huidige katholieke wereld allerlei ‘ellendelingen en levendoders’ ongestraft hun lasterlijk bedrijf van verkettering voortzetten. ‘Zij zijn niet talrijk, maar in alle landen vol onzalige ijver’. Zij willen het leven maken ‘tot een grote kinderkamer, waarin wij allen met valhoedjes moeten lopen’. Zij zijn de ‘klaplopers van het gezag’, de ‘ongeroepen inquisiteurs, die met wellust naar buit snuffelen en de geloofsgenoten van de zuiverste bedoeling van het kwijl hunner verdachtmakingen niet verschonen’. De spreker eindigde zijn met een ovatie van instemming beloonde rede met | |
[pagina 200]
| |
het uitspreken van de hoop, ‘dat eindelijk het werk dezer ellendelingen uit zal zijn, wier glorie in hun verwaten liefdeloosheid stijgt, naarmate zij meer afvalligen of verdachten hebben kunnen aanwijzen’Ga naar voetnoot(362). De heftigheid van woorden met welke ik me had uitgedrukt kan bij een kalme lezing enigszins gedurfd schijnen. Onbedacht was ze niet en naar mijn innig gevoelen ook niet onverdiend. Zij was bovendien vrij van de perfide bijbedoelingen met welke de scheldpartijen van Thompson steeds vergezeld gingen. De uitbundige bijval met welke het talrijk en voornaam gehoor het einde van mijn toespraak begroette, was een bewijs dat ik deze katholieke elite naar het hart had gesproken. Dr. Poels was tevreden. Juffrouw M.E.BelpaireGa naar voetnoot(363), de geliefde vrouw van Vlaanderen, betuigde mij hare vreugde over mijn optreden en vroeg om mijn tekst voor Dietsche Warande en Belfort - een verzoek dat ik niet kon beantwoorden, omdat ik geen geschreven tekst bezat. Van Dr. Ariëns ontving ik uit Maarssen, waar hij pastoor was, een zeer vriendelijk schrijven waarvan ik de inhoud laat volgen, niet alleen om de betekenis van de auteur maar tevens omdat het een indruk geeft van de vreesaanjaging welke het integralisme onder de R.K. priesters had tot stand gebracht. ‘Moet ik u zeggen’, zo ving het aan, ‘dat ik bij de lezing van het verslag uwer rede in Centrum en Tijd en Maasbode (beide laatste zeer uitvoerig) genoten heb? En tevens spijt gevoeld over mijn heengaan? Ik vind dat u meesterlijk de klippen ontzeild heeft. Het hoogere kerkelijk gezag werd door u uitgeschakeld; alleen de dragers van geen-gezag kregen er langs! Ook zou ik veilig geweest zijn achter de mantel van Prof. de GrootGa naar voetnoot(364). Maar deze was er nog niet toen ik binnenkwam; en toen twee der Amsterdamsche vrienden mijne aanwezigheid niet gevaarloos dorsten te noemen, was ik gedwon- | |
[pagina 201]
| |
gen mij stil te verwijderen. U kan niet denken, hoezeer ik ‘gezocht’ word van zekere zijde. (...) Hoe 't zij, ik complimenteer u van harte met uwen nieuwen triomf en hoop dat u mijn heengaan zal willen verontschuldigen. Het was een harde dobber voor mij, maar ik kon niet anders. Ik heb dit ook al aan Dr. PersijnGa naar voetnoot(365) geschreven met verzoek u in te lichten (...).’Ga naar voetnoot(366)Het origineel van deze brief berust in het F.V.C.-Archief. Op een ruwe tegenaanval van Thompson en zijn handlangers was ik voorbereid. In een van de eerstvolgende nummers van De Maasbode, waar de integralisten ook na het aftreden van Thompson als hoofdredacteur nog een tijd zich tehuis hebben kunnen voelen, schreef een zekere heer VismansGa naar voetnoot(367), makelaar in granen, in een ingezonden stuk, dat Van Cauwelaert als een nieuwe Luther zijn opstandige stellingen was komen aanplakken aan de kerkportalen van Amsterdam. In zijn tijdschrift Rome heeft Thompson de scherpte van zijn speurzin nog geruime tijd over ieder woord dat ik in Holland zou spreken, laten inwerken. Dit heeft me evenwel geen de minste hinder veroorzaakt. In het mildere zuiden, waar de meeste van mijn voordrachten werden gehouden, heb ik me steeds in een vriendelijk onthaal vanwege de hoge kerkelijke overheden kunnen verheugen. De ruchtbaarheid die mede door de integralisten aan mijn rede te Amsterdam was verzekerd, was alvast niet van aard om de belangstelling van de pers en van het publiek voor mijn verder optreden in Holland te verminderen. Het schrikbewind van Thompson was bovendien zijn einde nabij. Het Nederlands episcopaat, geleid door Mgr. van de WeteringGa naar voetnoot(368), aartsbisschop van Utrecht, brak eindelijk zijn stilzwijgen. Kardi- | |
[pagina 202]
| |
naal van RossumGa naar voetnoot(369), de roemrijke zoon van de R.K.Kerk van Nederland, gaf ondubbelzinnige blijken van zijn waardering en zijn beschermend gezag voor verschillende van de meest geziene slachtoffers van Thompsons vervolgingswaanzin. Paus Benedictus xv heeft spoedig na zijn verkiezing voor heel de christenheid het roemloze graf van het integralisme toegedektGa naar voetnoot(370). Thompson zelf eindigde zijn laatste dagen onder de zorgen van een psychiater. Ook over wat ik te Amsterdam gezegd heb over de toenmalige intellectuele achterstand van de katholieke gemeenschap en haar noodlottig tekort aan sociale bekommernissen, behoef ik geen naberouw te gevoelen. De katholieken hadden zich toen nog niet geheel vrijgemaakt van de geestelijke schuchterheid en de liberaaleconomische vooroordelen, die zij van de negentiende eeuw - ‘ce siècle stupide’ zoals BarrèsGa naar voetnoot(371) zich uitdrukt - hadden overgeërfd. Paus Leo xiiiGa naar voetnoot(372) had weliswaar reeds zijn lichtseinen gegeven voor een doeltreffende opwekking van nieuw leven zowel op wetenschappelijk als op maatschappelijk gebied. Maar zijn voorzienige aanmaningen waren nog niet tot het gemoed van alle kerkelijke en wereldlijke katholieke leiders doorgedrongen. De tekenen der grote levensvernieuwing die sedertdien is ingetreden, waren evenwel reeds duidelijk te erkennen en werden vruchteloos door het integralisme aangetast. De noodlottige gevolgen, welke door de laattijdigheid van deze ontwaking, voornamelijk op maat- | |
[pagina 203]
| |
schappelijk en godsdienstig gebied werden teweeggebracht konden weliswaar niet geheel worden ongedaan gemaakt. Wij kunnen er ons thans over verheugen dat de katholieke Kerk in de laatste decennia in de vrijgebleven landen een invloed en een aanzien heeft herwonnen, welke zij sedert lang niet meer gekend had. De onverenigbaarheid tussen geloof en wetenschap werd naar de oude rommelkamer verwezen. De christelijke democratie is een beslissende factor geworden in de sociale en economische ontwikkeling van het Westen, en de beginselen van de christelijke beschaving worden ook door niet-gelovigen als de enige vaste grondslag voor onze volksvrijheden geprezen. Ook in België hebben we, alhoewel we gespaard bleven voor de bekrompenheid en de roekeloosheden van het integralisme, in ons vooroorlogs leven op maatschappelijk en politiek gebied de droeve gevolgen van de negentiende-eeuwse vooringenomenheden aan de lijve ondervonden. Ik zal de onbillijkheid niet begaan het katholiek bewind, dat na de overwinning van 1884 gedurende dertig jaren ononderbroken heeft voortgeduurd, kleinerend te bejegenen. Het heeft de welvaart van het land verzekerd, zijn financieel beleid met omzichtigheid gevoerd, de vrede op schoolgebied en de volksontwikkeling bevorderd, en het heeft op maatschappelijk gebied de grondslag gelegd van hervormingen, welke zelfs door Destrée in zijn Code du TravailGa naar voetnoot(373) met zekere waardering werden begroet. Onder de leiding van Beernaert werd dit alles zelfs met meer dan gewone ruimte van visie beschouwd. Maar over het geheel genomen miste de katholieke partij de bezieling die voor een diepingrijpende volksleiding onontbeerlijk is. Zij vertoonde geen doctrinale eenheid en haar initiatieven op sociaal gebied waren schroomvallig. De kans om aan het schoolvraagstuk een vaste oplossing te geven, zoals de christelijke partijen in Holland verwezenlijkten, liet ze ongebruikt voorbijgaan wanneer zij in de Kamer zelfs over twee derden van de stemmen beschikte. Voor de opstuwende beweging van het Vlaamse volk naar eigen cultureel leven was zij meer bang dan meegaande. Over het algemeen is dertig jaar lang de onbarmhartige en volksvreemde geest van | |
[pagina 204]
| |
de conservatieve machten in onze politiek overheersend gebleven. Het is vooral aan deze engheid van gemoed dat het socialisme zijn machtige opkomst heeft te danken gehad. In de jaren die de oorlog onmiddellijk voorafgingen, was het echter duidelijk geworden, dat de sociale en Vlaamse doorbraak in onze partijpolitiek nabij was. Reeds op het katholiek congres dat te Mechelen in 1909 werd gehouden, waren de kenmerkende voortekenen van deze nakende koersverandering opvallend te voorschijn getredenGa naar voetnoot(374). Maar de tijd ontbrak om aan deze verjongingsarbeid zijn volle ontwikkeling te geven. De oorlog brak af met het verleden en vele politieke en sociale hervormingen, welke de katholieke partij rustig en naar eigen overleg had kunnen voltrekken, werden nadien, en niet zonder schade voor haar gezag, bij wijze van overrompeling tot stand gebracht.
De jaren aan welke deze herinneringen zijn ontleend hebben aan mijn uithoudingsvermogen ongewone eisen gesteld. Niet alleen voor mijn parlementaire werkzaamheden en mijn plaatselijke politieke verplichtingen, aan welke ik bij mijn beste weten niet ben te kort gekomen, noch voor de vele spreekbeurten die ik in die tijd heb vervuld of de journalistieke arbeid die ik nevenbij verrichtte, om de lasten van een snel aangroeiend gezin dragelijker te maken. Doch ik had tevens te denken aan de regelmatige voortzetting van de rechtsstudiën voor welke ik mij als student aan de hogeschool te Leuven in oktober 1909 had laten inschrijven. Ik heb het, gode zij dank, kunnen volhouden. Op 16 oktober 1913 mocht ik met vreugde de titel van doctor in de Rechten wegdragen. het leven stond voor mij eindelijk wijder open en voor mijn gezin kon ik de toekomst met een rustiger oog beschouwen. Ik begon onmiddellijk een samenwerking met mijn broeder August zaliger, die reeds drie jaar bij de balie te Antwerpen was ingeschreven en die bij mij te Antwerpen inwoondeGa naar voetnoot(375). Het eerste jaar van deze gelukkige collaboratie was zeer hoopgevend en voor | |
[pagina 205]
| |
de eerste maal van mijn leven kon ik denken aan een rustig zomerverlof. Ik huurde voor de maanden augustus en september, voor 250 fr., een bescheiden gemeubelde villa op het strand van St.-Idesbald, dat maar onlangs voor een geregelde uitbating was geopend. Toen alles in gereedheid was gebracht voor het vertrek, weerklonk in de nacht van 31 juli op 1 augustus aan de hoek van de straat het noodsein van de algemene mobilisatie. Toen begon de tijd van de grote angsten, die na vijftig jaar de landen der christenheid nog niet heeft verlaten. |
|