Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
[pagina 207]
| |
De Eerste Wereldoorlog | |
[pagina 208]
| |
Oorlogsdagboek 1914-1918Ga naar voetnoot(1)Scheveningen / 26 October 1914Bezoek aan collega Dr. Terwagne, Gentsche straat 151. Terwagne verhaalde me van zijn ontmoetingen met Destrée, Royer, FéronGa naar voetnoot(2), JansonGa naar voetnoot(3) e.a. te Oostende, Gent en Antwerpen, enkele dagen voor den val der stad, en de besprekingen onder hen gevoerd over de wenschelijkheid van onder de bevolking van het bezette gebied te blijven of niet. Destrée werd de eerste maal zijns levens ontvangen door Z.M. den Koning, welke hij verliet onder een diepen indruk van de hooge persoonlijkheid van den Koning, en had lang gesprek met de Broqueville. Het besluit was dat de volksvertegenwoordigers zich over verschillende landen moesten verdeelen, en daar door hun invloed - door het gesproken of geschreven woord - handelen ten beste van België. Lorand was in Italië en vroeg om den bijstand van een tweeden collega, bij voorkeur socialist. Destrée bleef in Engeland met Janson en MélotGa naar voetnoot(4) (Folkestone). Terwagne en ikzelf waren aangeduid voor Holland. De kosten voor de ‘missie’ zouden worden gedragen door de Regeering, welke ook onze parlementaire indemniteit zou laten uitbetalen. De Broqueville zou hebben gezegd aan Destrée: ‘Vous pouvez dépenser sans compter.’ Ik opperde aan Terwagne den wensch om ten minste tijdelijk naar Antwerpen terug te gaan; vooral om den zedelijken steun welke | |
[pagina 209]
| |
onze aanwezigheid aan de bevolking zou geven. Terwagne raadde mij dat beslist af. Hij was het geheel oneens met Mijnheer Franck daarover geweest in den gemeenteraad. Hij had er ook zoo eerst over gedacht. Maar Destrée had hem overtuigd dat deze ‘solution démagogique’ de verkeerde was. Hij zegde zelfs: ‘Vous ne pouvez pas rentrer’, gezien de ontvangen opdracht om Nederland te bewerken. Ik heb hem daarop gevraagd dat hij bepaaldelijk zou vragen aan Destrée, welke de voorwaarden waren waarin hijzelf en de andere collega's hun taak volbrachten. Wij zouden elkander dan over een paar dagen terug ontmoeten om verdere afspraak te houden. Terwagne liet me verder kennis nemen van een plan van werkzaamheden door Destrée ontworpen. Dit diende reeds tot richtsnoer voor het blad L'Echo belgeGa naar voetnoot(5), dat op de pers van het Algemeen HandelsbladGa naar voetnoot(6) werd gedrukt. Een artikel van hem en van mij werd ingewacht. Hij vond het geraadzaam ook een blad te stichten in het Nederlandsch. Ik was in deze niet van zijn mening. En vond het beter stukken te plaatsen in de bestaande Nederlandsche bladen. Wat hij dan ook beaamde. Terwagne had ook een telegram ontvangen van collega Féron, waarin deze wenschte mij te ontmoeten om te spreken over de questie van den terugkeer der vluchtelingen. In Londen was men algemeen van gedacht dat terugkeer der Belgen ongewenscht was. Minister BerryerGa naar voetnoot(7) en Segers zouden ook die opinie deelen. En Féron was met adv. LejeuneGa naar voetnoot(8) nu overgekomen om een ontmoe- | |
[pagina 210]
| |
ting te hebben op de grens - Roosendael - met Mter Franck. Féron en Terwagne waren vorigen avond bij mij komen aanbellen. Ik was afwezig en den volgenden morgend poogde ik vruchteloos met Féron in telefonisch gesprek te komen. Toen ik aansluiting kreeg, was Féron vertrokken naar Dordrecht. Ik deed mijn zienswijze aan Dr. Terwagne kennen. Vooral nadruk leggende op onmogelijkheid en onwenschelijkheid om, tegen het verlangen van de Nederlandsche Regeering in, onvermogende duizendtallen hier te behouden. En wat de staatsbeambten betreft, de noodzakelijkheid bepleitende om te voorkomen dat ze ten laste zouden vallen van de Nederlandsche Regeering of liefdadigheid. Met pia vota was hier niet vooruit te komen. En Terwagne scheen daarmee in te stemmen. Als men van Engeland uit terugkeer voor ongewenscht hield, moest men vandaar ook voor overtocht zorgen. | |
26 October 1914Bezoek gebracht aan Baron FallonGa naar voetnoot(9), om hem mijn bevindingen in Vlissingen en Zeeuwsch-Vlaanderen mede te delen. Ik heb hem ook mijn standpunt ontwikkeld. Hij was het volkomen eens met mijne zienswijze. Bezoek aan Secretaris-Generaal van Nederlandsch Ministerie van Binnenlandsche Zaken, om over mijn reis verslag te doen. Over mijn vroeger uitgedrukten wensch om met Nederlandsche gelastigde te gaan zien hoe het staat in de meest geteisterde gemeenten, deelde hij mij mee dat Overste TerwisgaGa naar voetnoot(10) - die de onderhandelingen had geleid - en de minister van Binnenlandsche ZakenGa naar voetnoot(11) het niet gewenscht oordeelden dat een voor de Duit- | |
[pagina 211]
| |
schers persona ingrata zou meegaan. Prof. KohnstammGa naar voetnoot(12) was alleen gedelegeerd en werd met een eerste verslag dezer dagen terugverwacht. Afschrift zou mij worden meegedeeld. | |
25 Mei 1915Naar me door den Heer FleskensGa naar voetnoot(13), voorzitter van de Nederlandsche voedingscommissie werd medegedeeld, heeft hij ontdekt dat de Duitsche vice-consul te MaastrichtGa naar voetnoot(14) 1 fl. per 100 Kg. aardappelen had geëischt, om door zijn protectie consent te verkrijgen voor het invoeren van 1 millioen kgr. aardappelen van Holland naar de provincie Luik. Een paar dagen geleden, bij Prof. Struycken met Prof. van Hamel jr.Ga naar voetnoot(15) op diner. 't Gesprek liep natuurlijk over den oorlog, volkerenrecht en toekomstige statenverhoudingen, en Hollandsche sympathieën. Van de Duitschgezindheid van den anti- | |
[pagina 212]
| |
revolutionairen groep nu bracht Van Hamel een veelzeggend bewijs. Z.E.Minister LoudonGa naar voetnoot(16) had namelijk aan Van Hamel's vaderGa naar voetnoot(17) zelf verteld dat, ware KuyperGa naar voetnoot(18) nog aan het roer geweest of zelfs HeemskerkGa naar voetnoot(19), de onzijdigheid van Holland ongetwijfeld een sterk welwillend karakter zou hebben gedragen; want dat er onder het beleid van Kuyper met Duitschland besprekingen en afspraken waren gevoerd, welke voor Nederland zeer compromitteerend waren. De versterkingen van Vlissingen waren wel degelijk mede een opzet van Duitschland geweest. | |
Vrijdag 21 mei 1915Ga naar voetnoot(20)Met Minister Poullet een lang onderhoud gehad over onze binnenlandsche politiek, vooral over de overhaasting met welke men aan een unionistische politiek wil beginnen, met onmiddellijke wijziging van de samenstelling van den ministerraad. Ook Min. Poullet was van meening dat men wachten moest tot na den vrede vooraleer iets te ondernemen, en dat van een versmelting der partijen | |
[pagina 213]
| |
niet veel te verwachten was. Hij las me daarover een nota voor welke hij gericht had aan du Bus de Warnaffe en waarin hij o.m. waarschuwde tegen het verwaarloozen van de verlangens der Vlamingen door een eventueele unionistische partij. | |
28 Juni 1915Lunch met Minister Poullet. Ik vernam van Z.E. dat waarschijnlijk enkele Franschschrijvende Belgische journalisten in Engeland en deze van La BelgiqueGa naar voetnoot(21) in Holland door Min. Berryer worden ondersteund. Z.E. zou verder daarover informeren en, indien hij volle zekerheid verkreeg, zorgen dat de opstellers van De Vlaamsche StemGa naar voetnoot(22) op gelijken voet worden behandeld. Ik gaf Z.E. in overweging of het oogenblik niet gekomen was voor onze Regeering, om een geruststellend woord voor de Vlamingen te zeggen, daar de ophitsingen van de franschbelgische kranten en aan den anderen kant de zichtbare aanhaligheid van de Duitschers de gemoederen begonnen te verontrusten. Z.E. ging erover schrijven aan Minister de Broqueville. Hij keurde ten zeerste de aanvalligheid van de Echo Belge af; ook van de xxe SiècleGa naar voetnoot(23), die zeer ongelukkig is in zijn uitlatingen over Holland. Hij vond integendeel De Vlaamsche Stem over het algemeen zeer sympathiek. Alleen vond hij ze wat eenzijdig-taalstrijdend; maar kon begrijpen dat de Vlamingen zich eenigszins bezorgd maakten over de tijdelijke samenstrijd met Frankrijk, ofschoon hij, zich in hunne plaats stellende, meer vertrouwen zou hebben in eigen kracht, daar zij toch de meerderheid vormen in het land. | |
[pagina 214]
| |
Zaterdag 7 Augustus 1915 / Van BestDezen middag gedejeuneerd met Van BestGa naar voetnoot(24) in Hotel Twee StedenGa naar voetnoot(25). Het gesprek liep over de aanloopjes welke tot nu toe zijn genomen om tot een regelmatige bevoorrading van de Belgische nijverheid te geraken. Een eerste poging was van België uit gedaan door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel. Evenwel zonder resultaat. De Belgische Regeering van Le Havre was toen zelf de zaak nog niet gunstig gestemd, wat wel het geval is tegenwoordig. Aan de mogelijkheid van slagen van de zijde van den Heer AnkermanGa naar voetnoot(26) geloofde Van Best ook niet en hij achtte het wenschelijk dat de Belgische Regeering daarvan op de hoogte werd gebracht opdat geen nutteloze stappen zouden worden gedaan. Beslissend is in deze de medewerking van de N.O.T. en de Koninklijke Commissie van UitvoerGa naar voetnoot(27). Een woord van haar is voldoende om de toestemming van Engeland tegen te houden. En de Heer Linthorst HomanGa naar voetnoot(28) zal er zich beslist tegen verzetten dat deze zaak als een onderneming van zuiver winstbejag | |
[pagina 215]
| |
wordt bedreven, zoals ze gedacht wordt door de Heer Ankerman. De Heer Van Best verwachtte ook dat onze Belgische Regeering, door te toonen dat zij voor bepaalde personen bijzondere waardeering had, zou zorgen dat deze zaak niet uitsluitend in handen van andersdenkenden kwam. En in feite was hijzelf de eenige Roomsche welke zich met deze zaak had beziggehouden. Ik deelde aan den Heer Van Best beknoptelijk mede wat ik zelf van gedane pogingen wist en vestigde vooral zijn aandacht op de noodzakelijkheid dat er in België zelf een ernstige, gezaghebbende commissie tot stand zou komen. Hij zou er moeten spreken met oud-minister LevieGa naar voetnoot(29), en me verder bericht geven. | |
9 Augustus 1915 / Vlaamsche StemMet Julius HosteGa naar voetnoot(30) naar Amsterdam, om bij Prof. van Hamel een vergadering te houden, op welke ook DeswarteGa naar voetnoot(31) moest aanwezig zijn en was. Voor de samenkomst deelde Deswarte ons mede dat zij bij BoissevainGa naar voetnoot(32) wederom circa 1200 fl. achterstonden. Blijkbaar was | |
[pagina 216]
| |
hij door DelbecqueGa naar voetnoot(33), de kashouder, sedert 14-dagen niet op de hoogte gehouden van den toestand. Uit een mededeeling van Prof. van Hamel bleek verder dat het steunfonds van de Raad van Bijstand niet 5000 fl. zoals was verwacht maar slechts ± 3750 fl. had bereikt. Een onhoudbare finantieele toestand. Ook niet over te nemen, zoals hij was. Dat zag Deswarte zelf in, en hij was van meening dat er te liquideren viel. Ik heb hem beloofd dat er echter finantieel zou worden tusschengekomen, in zooverre noodig om te beletten dat hij finantieel zou geblameerd kunnen worden als beheerder. Ik heb hem steeds de verzekering gegeven dat ik van mijnen kant alles zou hebben gedaan wat mogelijk zou wezen, met pen en daad, om hem met fatsoen te redden uit de verwikkelingen waarin hij onbedacht zich had laten meeslepen. Wij hebben aan Prof. van Hamel ons standpunt tegenover de Vlaamsche-Post-mannenGa naar voetnoot(34) en tegenover de medewerking van Nederlandsche zijde breedvoerig uiteengezet. Zooals deze door GerretsonGa naar voetnoot(35) was opgevat, was zij voor ons volstrekt onaannemelijk en onduldbaar. Van Hamel had nog steeds aan de mogelijkheid van een vergelijk geloofd. Hij had de tekst van een verklaring, welke door beide partijen te onderteekenen zou wezen, gezonden aan Deswarte en Gerretson. Ook aan mij zou hij ze sturen, vertelde Deswarte. Ik ontving ze echter niet, maar ik las ze van Deswarte. De verklaring was ongetwijfeld goed bedoeld, maar niettemin onaannemelijk. En tot mijn genoegen was dit ook | |
[pagina 217]
| |
de opvatting van Deswarte. ‘Trouwens’, voegde hij er aan toe, ‘de tijd van vergelijken teekenen is voorbij’. Prof. van Hamel, schijnt, is nog niet genoeg doordrongen van de ideeën dat wij als Vlamingen niet alleen niet los van België mogen noch kunnen staan, maar zelfs met geen andere mogelijkheid dan het herstel van het vrije, zelfstandige België mogen coquetteren. Maar wij hebben duidelijk verklaard dat wij niets gemeens wilden hebben met menschen als Gerretson en zijn vrienden, dat hun aanwezigheid met hun geld, onder welken vorm ook, ons - d.i. Hoste en mij - elke medewerking aan De Vlaamsche Stem onmogelijk maakte en dat wij de Heeren zonder eenig ontzag zouden bestrijden indien zij zich in De Vlaamsche Stem wilden vastnestelen. Bij onderzoek van het geval dat de groep-Gerretson van zijn meerderheid op de algemeene vergadering zou willen gebruik maken om het blad in hunne handen te nemen en voort te zetten, verklaarde de Professor dat natuurlijk de Raad van Bijstand zijn hand van het blad onmiddellijk zou afdoen. Maar hij zou nog eens met Gerretson en zijn vrienden onderhandelen en ze tot inschikkelijkheid en vrijwillige liquidatie van de zaak aanzetten. Daarna had ik nog even een samenkomst op de kamer van Deswarte met Hoste, Deswarte en A. De RidderGa naar voetnoot(36). Daar bracht J. Hoste het voorstel tevoren dat al op de algemeene vergadering aan de aandeelhouders zou worden voorgesteld, al wat gedaan was als nietig te beschouwen. Al de aandelen en de vennootschap zelf zouden als niet bestaand worden beschouwd. Aan de obligatiehouders zou ook worden gevraagd dat zij een kruis zouden maken over hun stortingen. Op die voorwaarde heb ik me bereid verklaard om de schulden aan Boissevain ten bedrage van ± 1500 fl. te betalen. Wij hebben echter zorgvuldig gevraagd of er buiten deze geen andere schulden meer zouden opduiken, wat ontkennend door de beide beheerders werd beantwoord. In die voorwaarden zou het blad de volgende dag voortverschijnen door de zorgen van een consortium van enkele personen - Hoste, ikzelf, enz. - maar zonder nieuw vennootschap. Willen echter Gerretson c.s. het | |
[pagina 218]
| |
blad voortzetten op hun gezag, dan zal Deswarte met De Ridder, WittemansGa naar voetnoot(37) etc. ontslag nemen en het blad onmiddellijk verlaten. In dit laatste geval blijft het onbeslist of er meer zal worden gedaan dan een weekblad uitgeven. Het oprichten van een nieuw dagblad gaat onvermijdelijk met groote inrichtings- en propagandakosten gepaard. De Vlaamsche Stem echter werd op ± 3000 nrs. elken dag geplaatst. In het eerste geval zal een mail-editie van het blad worden gemaakt voor het front. | |
10 Augustus 1915Vergadering voor Boekenaankoop op bestelling van de Koning met A. BuysseGa naar voetnoot(38) en J. Hoste. Buysse verklaarde zich volkomen tevreden met de hem verschafte inlichtingen over de gedane voorbereidingen. Bij een napraatje over de zaak De Vlaamsche Stem deelde hij vertrouwelijk mede dat Marcellus EmantsGa naar voetnoot(39) geldinzamelingen deed voor Alberic [Deswarte], welke zoogezegd geheel zijn vermogen zou hebben verloren en in nood verkeeren, ofschoon volgens zeggen van EggenGa naar voetnoot(40) aan Buysse hij wezenlijk over middelen hier zou beschikken. Ik laat het zaakje voor wat het waard is. | |
Bezoek van H. MeertBelangrijker was echter om den rijkelijken voorraad van inlichtingen welke hij mij bracht, het bezoek van Hyp. Meert. Meert is in mijn oogen een man van de grootste eerlijkheid, en van de | |
[pagina 219]
| |
meeste nauwgezetheid in zijn mededeelingen. Hij is puntig en gewetensvol en is beter dan wien ook op de hoogte van wat er in de Vlaamsche wereld te Gent en elders omgaat. Hij verklaarde me omstandig, alles wat van eenig belang mocht wezen, over het ontstaan van De Vlaamsche Post en de verhouding van de Vlamingen tegenover dit blad. Toen na de val van Antwerpen, het schandelijk pamflet La Vérité sur la chute d' AnversGa naar voetnoot(41) werd rondgestrooid - en dat gebeurde volgens Meert op misschien 10.000 ex., werd bij hem en enkele Vlamingen de vraag overwogen of er geen blad tot verweer tegen dergelijke onverantwoordelijke aanvallen zou worden gesticht. Het bleef echter bij een theoretische vraag. Op een zekeren dag ontving hij echter een uitnoodiging om een flamingantenvergadering bij te wonen, waar over de stichting van een blad zou worden gesproken. Zij was belegd door de stichters van De Vlaamsche Post. | |
[pagina 220]
| |
Waren aanwezig o.a. Meert, MaesGa naar voetnoot(42), Jef GoossenaertsGa naar voetnoot(43), DelahayeGa naar voetnoot(44), PicardGa naar voetnoot(45), MinnaertGa naar voetnoot(46), Fons Sevens, e.a. Fons Sevens kwam al gauw uit zijn schulp. ‘Men wil ons eenvoudig een valstrik spannen’, zei hij. ‘De Heeren welke De Vlaamsche Post willen stichten maken hun propaganda met Duitsche automobielen, zij zijn met auto's van de Kommandatur naar H. Verriest en Stijn Streuvels gereden, de medewerker van Het Laatste Nieuws is door de Duitschers rondgevoerd om de verkoopers van Het Laatste Nieuws te gaan opzoeken en ze te verplichten van het nieuwe blad rond te venten. En de Duitschers willen bedektelijk ook de middelen verschaffen.’ Waarna hij de vergadering heeft verlaten. In die voorwaarden heeft H. Meert aan de heeren Picard en Minnaert ten zeerste afgeraden om een blad uit te geven. Deze | |
[pagina 221]
| |
heeren loochenen wel elke finantieele medewerking van de Duitschers - Meert acht het echter wel mogelijk dat het blad voorrechten geniet voor het vervoer - maar de Vlaamschgezinden moeten elke verdenking vermijden. De goede raad mocht echter niet baten. Het blad verscheen. De eerste dagen bevatte het echter geen artikelen welke bijzonderen aanstoot gaven. Maar het werd slechter. Er werd verteld in de kringen der stad dat Picard afscheid was gaan nemen van PirenneGa naar voetnoot(47) en zou hebben gezegd, dat het met Vlaanderen uit was indien België weer verrees, maar dat er 90 % kansen waren dat Duitschland het zou winnen, en dat zij daarom de opinie wilden voorbereiden. Volgens Meert was dit gerucht echter valsch, volgens eigen verklaring van Pirenne en Jef Goossenaerts. Maar het werd gecolporteerd o.a. door Prof. Paul Frédericq en eischte optreden. Er moet kleur worden bekend van de zijde der andere Vlamingen. Maes kwam daarover Meert vinden. Zij gingen onuitgenoodigd naar een tweede vergadering, van welke zij hadden vernomen, en trachtten nogmaals de jonge heeren, maar even vruchteloos als de eerste maal, tot beter inzicht te krijgen. Intusschentijd kwam een stuk in omloop, waarin de Vlamingen zich van De Vlaamsche Post desolidariseerden. Het was reeds onderteekend door Davidsfonds, Willemsfonds, Vlaamsche Volksraad; ook hij met SpeleersGa naar voetnoot(48) teekenden voor Algemeen Nederlandsch Verbond. Later werd hem door Domela NieuwenhuisGa naar voetnoot(49) verzoek gedaan om eenen aanbevelingsbrief bij Dr. Kiewiet de JongeGa naar voetnoot(50), met | |
[pagina 222]
| |
de bedoeling in Nederland geld te vinden voor De Vlaamsche Post; wat de heer Meert weigerde. | |
13 November 1915Brief geschreven naar De ClercqGa naar voetnoot(51) naar aanleiding van de mededeeling van den Heer Rietjens in De Vlaamsche Post dat ik namens de Regeering eenen dreigbrief zou hebben geschreven aan een onzer eerlijkste voormannen. 's Avonds samenkomst bij mij aan huis met de heeren Persyn, J. Hoste, L. GevaertGa naar voetnoot(52) en H. JacobsGa naar voetnoot(53). Fr. LuytenGa naar voetnoot(54) uit Brussel was toevallig bij mij op bezoek en bleef aanwezig. Er werd natuurlijk veel over de laatste gebeurtenissen in de Vlaamsche Beweging gepraat. Persijn was er voor dat Vrij BelgiëGa naar voetnoot(55) het ingezonden stukje zou opnemen uit De TijdGa naar voetnoot(56) van 11 No- | |
[pagina 223]
| |
vember over De Clercq en mij. Hij vindt den maatregel der Regeering tegen De Clercq onpolitiek en is van meening dat De Clercq het niet onaangenaam heeft gevonden, om deze martelaarskroon op zijn hoofd te ontvangen. Ook Hoste acht het ontslag van De Clercq ongelukkig, al kan hij hem van regeeringsstandpunt verrechtvaardigen. H. Jacobs zegt dat De Clercq zich op voorhand aan dezen maatregel verwachtte. Den avond van onze samenkomst voor het definitief goedkeuren van het Manifest heeft De Clercq hem gezegd: ‘Ik heb nog tweeduizend frank op zak en zal het daarmee wel lang genoeg kunnen uithouden.’ F. Luyten had van Frans Reinhard hooren zeggen dat hij het schandalig vond dat Van Cauwelaert, een volbloed katholiek, en J. Hoste, een volbloed liberaal, samen een blad uitgaven. In het Algemeen Nederlandsch Verbond te Brussel had Meester ThelenGa naar voetnoot(57), die voorzitter is, reeds een paar keer beproefd om een Bestuursvergadering te houden, om positie te nemen in de Vlaamsche kwestie. Maar de andere heeren van het bestuur o.a. DelpireGa naar voetnoot(58), E. DeveenGa naar voetnoot(59) en hijzelf waren er tegen opgekomen. Onlangs nu kreeg Luyten een kaartje waarop werd meegedeeld dat hij in café X... komen konde als hij wilde. Mr. Luyten heeft begrepen dat zijn aanwezigheid minder gewenscht was en bleef weg. - Hij bevestigde ons ook nog dat het volk van separatisme niets wil hooren op dit oogenblik. Van een dame - wier naam hij niet mocht noemen - had Luyten gehoord dat Ch. Woeste tegen haar gezegd had: ‘Vous verrez, Madame, l'Allemagne sera victorieuse partout et sur tous les points.’ - Aan mijzelf heeft Woeste op 4 Augustus in de Kamer, op mijn | |
[pagina 224]
| |
protest tegen Duitschland geantwoord: ‘l'Allemagne mène une politique de grande nation’, en verder aangaande België ‘que l'on ne pouvait pas sacrifier toute sa jeunesse’. Ook op den KroonraadGa naar voetnoot(60), na het ultimatum, had hij een gereserveerde houding aangenomen; en vóór de vergadering had hij Schollaert op zij genomen, om hem te suggereren dat het wijs zou zijn om even af te wachten en niet te haasten met het nemen van positie. | |
15 November 1915Ik heb de aandacht van Poullet gevestigd op den goeden indruk dien hij kon verwekken met op het Koningsfeest van het Belgisch ComiteitGa naar voetnoot(61) (Haag) ook in 't Vlaamsch te spreken. Hij deed het en zijn verklaringen zijn van groote waarde. Zie Vrij België van deze week, waar ze tekstueel zijn verschenen, van de hand van Poullet zelf.Ga naar voetnoot(62) | |
20 November 1915 / Bezoek Camille HuysmansVolgens Huysmans heeft de flamingantische scheurmakerij in België volstrekt geen invloed. De menschen vragen maar één zaak: vrij te zijn. Teekenend wat hij ondervond met de Politische Abteilung van de Duitsche K.Ga naar voetnoot(63). Hij kreeg namelijk vorige maand geen paspoort, omdat hij ‘eenen slechten invloed uitoefende op de flaminganten in Holland en de politieke plannen van Duitschland tegenwerkt’. Dit doelde op de laatste vergadering welke wij voor | |
[pagina 225]
| |
het goedkeuren van het Vlaamsch manifest hebben gehouden en waar Huysmans aanwezig was en zich scherp tegenover de Vlaamsche Post-mannen en tutti quanti had uitgelaten. Er was dus overgebracht. Aanwezig waren de heeren De Clercq en JacobGa naar voetnoot(64). Dit feit laat zich van zelfs in verband brengen met wat wij ondervonden hadden op de eerste vergadering te Amsterdam. Ook deze was vertrouwelijk. Waren ook aanwezig vorige heeren. Onmiddellijk na onze bijeenkomst werd er een tweede gehouden met mannen van De Vlaamsche Post - Gerretson, HoekGa naar voetnoot(65), RietjensGa naar voetnoot(66), CantillonGa naar voetnoot(67), enz. - en Jacob vertelde er alles over wat ik gezegd had. Ten halve van de week verschenen mijn woorden reeds - merkelijk verdraaid natuurlijk - in De Vlaamsche Post. Volgende maand komt Camille Huysmans zich definitief vestigen in Holland. Hij voorziet een volledige scheuring in de Sociaal-Democratische Duitsche Partij. De anti-oorlogsfractie - volgens hem veruit de talrijkste - gaat positie nemen tegen de Regeering en de nationalistische groep der socialisten, en dan is zijn aan- | |
[pagina 226]
| |
wezigheid als algemeen secretarisGa naar voetnoot(68) op vrijer terrein noodig voor het contact met Frankrijk en Engeland. O.a. vertelde hij van voorbesprekingen welke afgevaardigden uit verschillende groepen op dit oogenblik voeren, over de politiek na den oorlog. Van katholieke zijde nemen er o.a. deel aan BraunGa naar voetnoot(69), TimmermansGa naar voetnoot(70), enz. Worden besproken: herziening van de Grondwet, wijzigingen aan schoolwet, enz. Ook de Vlaamsche Kwestie. De noodzakelijkheid van een Vlaamsche Hoogeschool wordt algemeen ingezien. Zelfs is men van niet Vlaamsche zijde geneigd, volgens C. Huysmans, om de Fransche universiteit te laten vallen of langzaam ten onder te gaan, indien het om praktische redenen noodzakelijk blijkt. | |
Poullet / Broqueville en de Vlaamsche HoogeschoolOok de ministers Poullet en de Broqueville blijven van het recht der Vlamingen op een Vlaamsche Hoogeschool te Gent overtuigd. Poullet wenscht alleen niet dat de verdwijning van de Fransche universiteit zoo ruw weg gedecreteerd wordt als in ons ontwerp 't geval is, maar is bereid om de gelegenheid tot het afsterven der Franse Universiteit te openen. De Broqueville verklaarde mij bij mijn laatste bezoek in Le Havre, dat de kwestie der Vlaamsche Hoogeschool heel spoedig in de allereerste maanden na den oorlog moest worden opgelost. De leiding van deze hervorming, zegde hij, moest worden toevertrouwd aan mannen, welke tegelijkertijd volkomen op de hoogte zijn van het Hooger Onderwijs en het vertrouwen der Vlamingen genieten. Hij wilde aan mij - beweerde hij - deze taak hoofdzakelijk opdragen. Dit sloot aan bij hetgeen hij mij reeds had bevestigd in de maand juli 1914, toen hij mij bij gelegenheid van | |
[pagina 227]
| |
een korten terugkeer uit Castel-LyonGa naar voetnoot(71), te Brussel ontbood over die kwestie en eenige andere te spreken. Wij zullen ons in den slaap niet laten wiegen, maar deze teekens zijn in elk geval vertrouwenwekkend. | |
Bij Prins de LignePrins de LigneGa naar voetnoot(72), onze gezantschapsraad, vertelde mij als een open geheim dat de zusters van den Duitschen Keizer o.a. de Koningin van Griekenland en de Vorstin van Schaumburg-LippeGa naar voetnoot(73) als echte lichtekooien hun jeugd hebben doorgebracht. 's Avonds bezoek ten mijnent van J. Persijn, de Heer en Mevrouw HosteGa naar voetnoot(74) en H. Jacobs. Op 18e kreeg ik bezoek van Pater MolkenboerGa naar voetnoot(75), die me zeer vertrouwelijk kwam ondervragen over Pastor Verriest. René De Clercq vertelde namelijk aan wie 't hooren wilde dat Pastor Verriest sedert jaren geen geloof meer had en huichelde. Een jong Hollandsch kunstenaar was reeds aan 't wankelen gebracht in zijn Katholiek geloof door dit verhaal. Ik heb aan Molkenboer gezegd | |
[pagina 228]
| |
dat ik geen aanleiding had om geloof te hechten aan De Clercq's bewering, maar dat het feit op zichzelf dat De Clercq, een beschermeling van H. Verriest, zulks vertelde, afschuwelijk was. | |
19 Februari 1916Brief van De Broqueville ontvangen over verkoop Vrij België. Brief - samen met Hoste - van WaxweilerGa naar voetnoot(76) over onze politiek. Baron PeersGa naar voetnoot(77) heeft aan A. Buysse en mezelf mededeelingen gedaan over zijn vroegere ervaringen met SchellekensGa naar voetnoot(78) als handelsman. - Prof. van HeckeGa naar voetnoot(79) en de Heer Liebaert zijn me hun plannen komen voorleggen voor de meubeltjes, welke ik voorgesteld had te maken voor ons vluchtelingen en arbeiders in België (na terugkeer). - Vergadering van het Officieel ComitéGa naar voetnoot(80). - Eerw. Heer A. BruynseelsGa naar voetnoot(81) vestigt mijn aandacht op de groote | |
[pagina 229]
| |
verdiensten van den Heer VerviersGa naar voetnoot(82) voor het onderwijs van onze vluchtelingenkinderen. Hijzelf kan me belangrijke gegevens bezorgen over het ontstaan van vele Belgische scholen voor vluchtelingen, waarvan vele tot stand kwamen door zijn initiatief met dat van jhr. Ruys gecombineerd. - 's Avonds bezoek van Prof. en Mevr. van HeckeGa naar voetnoot(83). Deze laatste vertelde me o.a. dat ons gouvernement maandelijks frs. 100.000 betaalt voor onderhoud van onze Belgische soldaten op het Russisch front!Ga naar voetnoot(84) FrancquiGa naar voetnoot(85), voorzitter van het Nationaal ComitéGa naar voetnoot(86), is in de stad. Hij liet me telefoneren dat hij me om 6u30 zou verwachten ‘Hôtel des Indes’Ga naar voetnoot(86bis. Hij was er echter niet, en heb hem mijn kaartje met de noodige aanwijzigingen achtergelaten. | |
[pagina 230]
| |
7 April 1916's Avonds in de Litteraire SociëteitGa naar voetnoot(87) met Fleskens, RutgersGa naar voetnoot(88), kamerleden en oud-premier Heemskerk. Deze vertelde even van de eerste algemeene vergadering van de Hollandsch-Belgische commissie in 1907Ga naar voetnoot(89). Beernaert zat met hem voor. Op een gegeven oogenblik liet Beernaert zich tegenover Heemskerk ontvallen dat de bijeenkomst niet bijzonder aangenaam was aan de Duitsche regeering. Aan Frankrijk en Engeland integendeel wel. De secretarissen van de legaties dezer twee laatsten zitten in de tribunes. Heemskerk zette een stalen gezicht en deed of de bemerking hem langs liep. De Nederlandsche commissieleden wilden geenszins met deze samenkomsten een buitenlandsch politiek doel vervolgen, dat raken zou aan de plannen der groote mogendheden. | |
21 Mei 1916Camille Huysmans deelde me telefonisch zijn plan mee om voor ‘Le livre du soldat’Ga naar voetnoot(90) uitgaven van Vlaamsche boeken als feuille | |
[pagina 231]
| |
littéraire te laten uitgeven. Door den heer L. De PaeuwGa naar voetnoot(91) is dat initiatief daartoe reeds genomen, door de school voor verminkten. De eerste uitgave was deze van De arme edelman van Conscience. Eerw. Heer Bruynseels had ontmoeting met Pater TarcitiusGa naar voetnoot(92), secretaris van Mgr. HeylenGa naar voetnoot(93). Ofschoon de bisschop van Namen zich zeer vrijmoedig tegenover de Duitschers houdt, ondervindt hij van hen geen last. Maar de priesters worden veel geplaagd, om op die wijze zich tegenover de bisschoppen te wreken. Volgens Pater Tarcitius zou Van VollenhovenGa naar voetnoot(94) zich met de Duitschers te vertrouwelijk toonen. Hij gaat met Von BissingGa naar voetnoot(95) kaartspelen. Tarcitius betwijfelde overigens of hij indertijd de nota van Mgr. Heylen tegen het Duitsche WitboekGa naar voetnoot(96) aan zijn regeering zelfs had overgemaakt en had minister Loudon op de hoogte gesteld | |
[pagina 232]
| |
van den toestand. Loudon had beloofd dat aan het kaartspelen met von Bissing dadelijk een einde zou komen, maar liet zich niet uit over de ontvangst van de nota van Heylen. | |
11 Juni 1916 (Sinxen) /Onderhoud met MelisGa naar voetnoot(97), secretaris van de stad AntwerpenMelis was ten mijnent van 9.15 tot 11.15 's morgens en van 2.15 tot 4 uur. J. Hoste was bij het grootste deel van het gesprek aanwezig. Melis begon met mij den toestand van de Vlaamsche Beweging in België zelf uiteen te zetten. Algemeen was men gekant - op zeer enkele uitzonderingen na - tegen ieder blijvende connectie met Duitschland en vermeed ook elke samenwerking en gunst van dien kant. Maar de vervlaamsching der Hoogeschool tijdens de bezetting werd door zeer veel en vooraanstaande Vlamingen niet als een Duitsche gunst maar alleen als een nationaal recht beschouwd, en een belangrijke groep spande zich nu in om de verwezenlijking ervan te verzekeren. Nu of nooit, was hun overtuiging. De tegenstanders van deze hervorming verweten de anderen vroeger te heulen met den vijand. Nu is er over en 't weer meer verdraagzaamheid. Melis dacht echter niet dat de uitvoering van het plan mogelijk zou zijn. Studenten zouden er genoeg komen. Er bestaan nu reeds propagandacomités. Maar het zou ontbreken aan Professoren. Slechts zes hadden zich onder de tegenwoordige Gentsche hoogleeraars bereid verklaard om op te treden. De VreeseGa naar voetnoot(98) was er niet bij. Dat wist hij van Meert en Speleers. Deze laatste en ook Lod. DosfelGa naar voetnoot(99) zouden bereid zijn | |
[pagina 233]
| |
eenen leerstoel te aanvaarden. Er had zich ook onder ouders een ‘eedverbond’ gevormd waarvan de leden op hun eer beloofden hun kinderen liever naar Holland te zenden dan ze nog prijs te geven aan een verfranscht onderricht. De Vlamingen zijn zeer verbitterd. Daarvan was de campagne van de xxe Siècle en de Franschdolheid van de Belgische besturen de schuld. De stad Antwerpen ontving b.v. van Kunsten en Wetenschappen (bestuurder Nicolai)Ga naar voetnoot(100) uitsluitend Fransche formulieren voor onderwijzerspensioenen. Melis verzoekt om Vlaamsche. Achter zijn rug om schrijft Nicolai naar StraussGa naar voetnoot(101) om te vragen of het college wel degelijk eens is met het verzoek van de burgemeester en erop wijzende dat zij nu toch niet toegeven aan ‘zekeren’ (Duitschen) invloed en nieuwe Vlaamsche formules laten drukken. Bespreking in 't college. Franck verdedigt Melis. Er wordt beslist Vlaamsche formules te vragen, zodra de stock Fransche uitgeput is. En eenige dagen later ontving het college eenen brief in dien zin terug - ondertekend door von SandtGa naar voetnoot(102)! - aan wien Nicolai dus zijn zienswijze had weten te onderschuiven. Van Poullet ontving Melis nochtans de mondelingsche verzekering dat de Vlaamsche formules bestonden en toelating om aan Nicolai namens den Minister mede te deelen dat zijn handelwijze hem zeer onaangenaam was. Ik ontwikkelde op mijn beurt aan Melis mijn standpunt en gaf | |
[pagina 234]
| |
hem een overzicht van mijn handelingen. Hij was zeer gelukkig de inlichtingen te vernemen, die ik hem gaf en verzekerde dat hij volkomen met ons standpunt instemde. | |
14 Juni 1916 / Bezoek bij PoulletDe mededeelingen van Melis hadden indruk op den minister gemaakt. Hij bevestigde nogmaals dat de regeering onmiddellijk na den oorlog de vervlaamsching van het hooger onderwijs zou beginnen. Maar hij zegde dat het verblinding was vanwege de Vlamingen om dit met de Duitschers te ondernemen. Hij betreurde aan Melis niet het volgend argument te hebben gegeven: veronderstel dat de Duitschers de Fransche kloosterlingen in Noord-Frankrijk toelaten, zal er één zijn die er gebruik zal van maken? Poullet ontving ook het bezoek van Persijn en was zeer verontwaardigd over de nalatigheid van HubertGa naar voetnoot(103) die Persijn sedert maanden verstoken liet van zijn wedde. Ik heb de laatste tijd aan Poullet uittreksels medegedeeld van soldatenbrieven over het Vlaamsch en de Vlamingen in het leger. Hij heeft beloofd over de huidige mistoestanden met grooten aandrang te spreken met den Koning en met generaal WielemansGa naar voetnoot(104) en de Broqueville. | |
Audiëntie bij Minister Loudon, met Buysse en HuysmansNaar aanleiding van de beslissing van het Duitsche bestuur, in het Etappengebied vooral, om allen invoer naar België uitsluitend te doen loopen over de Duitsche organisatie en het verbod aan gemeenten en particulieren om nog iets afzonderlijk te gaan aankoopen, hebben B. en H. en ikzelf audiëntie gevraagd en genoten bij Loudon. Wij hebben aangedrongen dat de Hollandse regeering | |
[pagina 235]
| |
de onafhankelijkheid van hare grenscommissie (Fleskens) zou verdedigen. Het was in het belang van de goede gezindheid der Belgen in het bezet gebied, die zich gekrenkt voelen uit de hand van de Duitschers te moeten leven en een gevaar voor de onafhankelijkheid van onze arbeidersbevolking, op wie de Duitschers met meer of min voedsel drukking konden uitoefenen. Maar het is ook een politiek Nederlandsch belang dat België voelt dat Holland het rechtstreeksch bijstaat en dat Engeland niet den indruk krijgt dat de Duitschers een soort monopool over het teveel aan voedingsmiddelen van Holland zouden willen oprichten. Loudon was het volkomen eens dat de commissie-Fleskens hare werkzaamheid en onafhankelijkheid moest behouden. Hij liet Mr. Fleskens onmiddellijk opbellen in de Tweede Kamer, en hem uitnoodigen tot een samenkomst met ons in Buitenlandsche Zaken. Wat dan ook geschiedde. 's Avonds vernam ik van den Heer Fleskens dat hij, na overleg met Loudon, den volgenden dag onmiddellijk naar Brussel vertrok. Hij deelde me bovendien mede, dat zijn commissie niet alleen van Duitschen kant, maar vooral van Amerikaansch-Engelschen kant in 't nauw dreigde te komen. De Engelschen schijnen te hebben bedongen, dat 50% van den uitvoer van Nederland bestemd wordt voor de geallieerden. Daar echter Engeland zelf niet voordelig de hooge prijzen kan besteden, tegen welke de Duitschers koopen op de Hollandsche markt, zou deze 50% gereserveerd worden voor België en Noord-Frankrijk, maar met dien verstande dat zij door de ReliefGa naar voetnoot(105) worden ingevoerd. Op die wijze zou de commissie-Fleskens zo goed als uitgeschakeld worden. Bij een toevallige ontmoeting met Baron Fallon, had deze mij op den middag te verstaan gegeven dat er door de geallieerde mogendheden iets op touw was gezet om den uitvoer van Holland naar Duitschland te belemmeren. | |
[pagina 236]
| |
Gevaert - PersijnGevaert sprak me vandaag over het inzicht van Persijn om te Gent onder Duitsche bezetting te doceeren. Hij had het vernomen van Leo MeertGa naar voetnoot(106), maar was er volkomen tegen dat Persijn zou gaan. | |
23 Juni 1916J. Hoste bezocht Min. Poullet en heeft zijn aandacht gevestigd op de gevaren welke de eendracht van België bedreigen, indien er niet krachtig halt wordt geboden aan de campagne der annexionisten en indien de bezetting van België nog een winter moet duren. Poullet gaf hem onder andere de verzekering dat Min. Hymans partijganger is van een zeer voorzichtige politiek. Deze had geschreven ‘que si la Belgique devenait dépendante de la France ou de l'Allemagne à quelque point de vue que ce soit, le pays périrait par la désunion’. Hoste vertelde mij ook dat hij vernomen had dat L. FierensGa naar voetnoot(107) gelast was door de Broqueville om een onderzoek in te stellen in Zeeuwsch-Vlaanderen naar de gezindheid der bevolking tegenover een mogelijke inlijving bij België. Bij een bezoek door een Hollandsch-Limburger op het Belgisch gezantschap te Parijs gebracht werd hem, naar het schijnt, door een neef van De Broque- | |
[pagina 237]
| |
ville - naar het heet Van CaloenGa naar voetnoot(108) - ook onmiddellijk gevraagd naar de stemming van de Limburgsche bevolking in dit opzicht. - Dat de groep van de xxe Siècle ook Baron BeyensGa naar voetnoot(109) verdacht maakt, bleek hem uit de vraag van volksvertegenwoordiger A. Buysse, of het waar was dat Baron Beyens, tijdens zijn gezantschap te Berlijn, bij onze regeering ten gunste van Duitschland zou hebben geïntrigeerd. Deze beschuldiging kwam hem blijkbaar uit het ‘Office belge’Ga naar voetnoot(110), met welk Buysse nog regelmatig samenwerkte op het oogenblik dat hij Hoste daarover sprak. | |
24 Juni 1916Lunch genomen bij Poullet met E.H. Bruynseels en E. Verviers. Na den lunch ben ik nog eenen tijd met den minister alleen blijven ven doorpraten. In den loop van het gesprek liet de minister hooren dat in een ministerraad, tijdens zijn verblijf gehouden, de Broqueville bekend had dat zij de middelen in handen hadden om den xxe Siècle het zwijgen op te leggen en dat er toen gemeenschappelijk beslist werd aan de campagne een einde te stellen. Doch er blijken ministers zich niet aan de afspraak te houden en achter den rug tegen de beslissing der meerderheid in te werken. Tot deze behooren vooral Renkin en Segers. Cam. Huysmans was den vorigen dag ook bij Poullet geweest en was zeer opgewonden. Hij had zelfs gedreigd de regeering in het openbaar op te vorderen met het ‘Office belge’ op te doeken. In verband met de verhouding tusschen vluchtelingen en Neder- | |
[pagina 238]
| |
land, was de minister zeer ingenomen met mijn plan om een huldigingsfeest in te richten voor de Commissie tot Steun, en vooral voor Mr. Th. StuartGa naar voetnoot(111). Hij bekende dat indien men moest voortgaan met tegen Nederland te ageeren, hij verlegen zou zijn om langer in dit land te blijven. Want de Nederlanders geven zich goed rekenschap - na de onthulling van Jean BaryGa naar voetnoot(112) - dat er ministers zijn welke met de annexionistische groep relaties onderhouden, vermits er verschillende ambtenaren onder zijn. Op de zitting van het Officieel Belgisch Comité heb ik in het bijzijn van verschillende leden zeer scherp aan Terwagne mijn gedacht gezegd over de perfide aanval welke Het Belgisch DagbladGa naar voetnoot(113) tegen mij wederom den dag te vooren had gericht in verband met de oproeping van alle Belgen tot 40 jaar. 's Avonds bij thuiskomst vernam ik toevallig dat op den middag J. Persijn het bezoek had ontvangen van René De Clercq en Picard. Zij kwamen bij hem middagmalen. Eenige dagen tevoren had hij het bezoek gehad van Hip. Meert uit Gent, die bij hem is komen avondmalen (met Leo Meert vermoedelijk). Over dit alles heeft Persijn tegenover mij echter een volstrekt geheim bewaard. Na 't souper bezoek van J. Hoste met vrouw en schoonmoeder. J. Hoste had vernomen dat Gerretson reeds aan De Nieuwe CourantGa naar voetnoot(114) had geschreven, dat de activisten in onderhandeling waren | |
[pagina 239]
| |
met de Belgische Regeering over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Een scheeve voorstelling blijkbaar van het feit dat J. Persijn eenige dagen geleden bij Min. Poullet was gegaan om over de kwestie te spreken in verband met zijn persoonlijke positie. Toen J. Hoste daarvan kennis gaf aan Persyn, bleek deze over dit misbruik dat van zijn mededeelingen was gemaakt zeer ontstemd. De onbetrouwbaarheid van Gerretson was een paar dagen geleden aan J. Hoste eens te meer gebleken uit het volgende feit. Onlangs ontmoette hij Gerretson in De Witte Sociëteit en sprak met hem in tegenwoordigheid van advocaat BellemansGa naar voetnoot(115) over de toestanden. Gerretson kwam met zijn gewone bewering af dat geheel zijn groep België ongerept wilde behouden en z.m. Maar enkele dagen later - zijn gewoon procédé toepassend - schreef hij aan J. Hoste eenen brief, waarin hij eenige punten van hun gesprek ophaalde en eenige verklaringen van J. Hoste, b.v. over den nieuwen oproep der Belgische regeering, in een valsch daglicht stelde. Hij deed het o.a. voorkomen alsof ook in het gemoed van Hoste de loyale Belg met den consequenten Vlaming te kampen had. Hoste heeft voorzichtigheidshalve onmiddellijk per brief geantwoord dat de voorstellingen van Gerretson onjuist waren. | |
29 Juni 1916Volgens den Heer L. Gevaert had J. Persijn van het Duitsch gezantschap een uitnoodiging ontvangen om te Gent te doceeren. Doch Juul was nog onbeslist, en hij zag zelfs beter dan eenige dagen geleden de bezwaren in welke met de heropening van de Universiteit te Gent zouden verbonden zijn, wanneer de overige gesloten bleven. | |
[pagina 240]
| |
het leven. Elk student zou gemiddeld 3000 fr. hebben gekost. De gunstige verwachting welke men had gehad, was 25 professoren en 500 studenten. Zelfs dat dorst men nu niet meer te verhopen. | |
10 Juli 1916Bijeenkomst van de Schaepman-vrienden te Rijsenburg. J. Persijn voerde het woord. In zijn korte aanspraak raakte hij de gebeurtenissen van heden aan. Over de schuldvraag wilde hij niet rechten. In verband met onze verhouding tot Nederland legde hij sterken nadruk op onze eenheid door beschaving. In vragenden vorm liet hij doorschemeren dat hereeniging van Vlaanderen en Nederland de weg der historie was. Voor het diner sprak ik lang met HoogveldGa naar voetnoot(116) over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Hoogveld was zeer beslist van meening dat wanneer de Vlamingen die hervorming uit de handen der Duitschers aanvaardden zij zelfmoord pleegden en algemeen in Nederland zouden worden afgekeurd. Mgr. van SchaickGa naar voetnoot(117), president van het Seminarie, een der meest hoogstaande Nederlanders, sloeg zijn handen van verbazing in elkaar toen hij hoorde dat er Vlamingen waren die zoo blind zouden handelen. Hoogveld zou ook aan Persijn met alle sterkte afraden om een professoraat te Gent te aanvaarden. Hij deelde mij mede dat toen Persijn rond Paschen naar Cuelemborg was gegaan hij verklaard had dat hij zijn medewerking zou hebben verleend. Persijn had | |
[pagina 241]
| |
dan ook verteld dat de Regeering zijn wedde had geschorst, maar dat de ministers hun eigen wedde op 50.000 fr. hadden gebracht. Ik heb die zaken recht gezet, maar aan Hoogveld medegedeeld dat ik weinig afgeweten had van den gedachtengang van Persijn in deze zaak van de Hoogeschool. Na het eten sprak Hoogveld geruimen tijd met Persijn, en daarna weer met mij. Hij was eenigszins onder den indruk van hetgeen Persijn hem had verteld over den geestestoestand der Vlamingen in het bezet gedeelte en vroeg mij of het niet mogelijk was dat de regeering een verklaring zou afleggen, die de Vlamingen zou geruststellen omtrent de vervlaamsching van Gent. Persijn had hem gevraagd mij daarover te polsen. Ik heb aan Hoogveld uitgelegd waarom stappen naar dat doel mij zonder uitkomst schenen te zullen blijven zoowel van de zijde der regeering als van de zijde der Vlamingen zelf, die in die verklaring toch altijd graten zullen vinden. Van Hoogveld vernam ik bovendien dat J. Persijn naar het bezet gedeelte eenen brief had geschreven, over zijn onderhoud met Poullet, en dat afschrift van de brief bij Piet SteenhoffGa naar voetnoot(118) was, en dat in Roosendael een bijeenkomst van Vlamingen zou hebben plaats gehad in verband met de hoogeschoolkwestie. J. Persijn sprak me bij den terugkeer 's avonds echter alleen van zijn plan om Dosfel o.a. eens te vragen om naar Roosendael te komen en vroeg of ik iets er zou tegen hebben om deze daar te ontmoeten. Hij verklaardde zich zeer aarzelend over de kwestie om naar Gent te gaan en twijfelde aan het welgelukken van het ontwerp der vervlaamsching door de Duitschers. Maar wel was hij van zin, zegde hij, om tot het laatste oogenblik zooveel mogelijk chantage op de regeering uit te oefenen om ze een gunstige verklaring te doen afleggen. Op zijn vraag hoe ik dacht over het stellen van een verzoek aan de regeering om een verklaring te doen, heb ik mijn meening uitgesproken tegenover Hoogveld herhaald; ik heb bijgevoegd dat ik wel bereid was om het verzoek eenvoudig in te reiken, maar alleen geen persoonlijke bemoeiing verder geven aan de zaak, wanneer ik niet op voorhand wist welke de conclusie zou zijn die door de stellers zou worden getrokken indien het verzoek onbeantwoord of slechts onbe- | |
[pagina 242]
| |
vredigend beantwoord bleef. Want het was de gewoonte bij de Vlaamsche politiek van vragenstellen, dat uit een stilzwijgen van de regeering, ook uit zuiver opportuniteitsredenen, een reden werd gehaald om dan zich maar in de tegenovergestelde richting te werpen en dat ik in geenen deele wou medewerken om onze Vlaamsche Beweging eenen weg op te voeren, waar voor ons slechts onheil is te vinden. | |
SleeswijkGerard van SpanjeGa naar voetnoot(119) wist te vertellen dat Louis van GorkomGa naar voetnoot(120) door professor SleeswijkGa naar voetnoot(121) is gevraagd, of hij hem met mij soms in aanraking niet kon brengen. | |
Woensdag 7 maart 1918, 12 uur-1 uurOnderhoud met Engelsche consul-generaal RotterdamGa naar voetnoot(122). Heb hem getracht te doen begrijpen dat over de Vlaamsche kwestie valsche voorstellingen werden gewekt, waarom Vlaamsche volk wantrouwend was en redenen waarom de Engelschen in het bijzonder den schijn niet mogen nemen de Franschgezinden in Vlaanderen tegen het volk in bescherming te nemen. Integendeel Vlamingen en Engelschen hebben van elkander niets te vreezen maar | |
[pagina 243]
| |
wederkeerigen steun. Heb hem uitgelegd waarom tegen ‘Union douanière’Ga naar voetnoot(123). Hij vroeg uitleg waarom in 1830 de Vlamingen van de Hollanders zoo afkeerig waren. Reden: vrees voor Calvinisme, taaldwang, invloed van Frankrijk, belastingen, oude veeten. De consul zegde zich ten uiterste tevreden over ons onderhoud en stelde voor dat ik mijn gedachten in een brochure zou hebben samengevat welke in 't Engelsch, Fransch en Nederlandsch zou worden verspreid. Ik heb hem geantwoord dat mijn gedachten in Nederland genoeg bekend waren, niet echter in Engeland en Frankrijk, waar ik ze gaarne verspreiden zou; maar dat ik zou beginnen met een nota voor hem persoonlijk. Dat vond hij een zeer gelukkig idee en beloofde mij de nota over te maken aan zijn regeering. Hij verzocht om nog een onderhoud. Wat ik hem beloofde zoodra mijn nota zou klaar zijn. Ik verklaarde mij tevens bereid hem te woord te staan op alle vragen over politieke informatie welke het hem behagen zou mij te stellen.Ga naar voetnoot(124). |
|