Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
2
| |
[pagina 79]
| |
caat RobertGa naar voetnoot(44), die toen een van de meest aanzienlijke leden was van de balie van Parijs. Zij werden echter alle drie door de omstandigheden slecht gediend. Vooreerst zij spraken in het Frans voor een vergadering die voor de vier-vijfden uit Vlaamse volksmensen bestond en, tot overmaat van ongeluk, geen van hen had stem genoeg om zich zonder luidsprekers - die toen nog niet in gebruik waren - in een voorlopige zaal, waar de stem in het ijle verging, hoorbaar te maken voor een menigte van duizenden personen. Ik had dan ook geen moeite om een luide bijval te oogsten van een gehoor dat anderhalf uur, in eerbiedige stilte, had moeten wachten vooraleer het een woord te snappen kreeg! Zonder de aanwezigheid van de Koning en de Kardinaal zou het alvast niet zo rustig zijn vergaan! Op 29 augustus hield ik voor de Derde Sociale Week te Leuven een voordracht over ‘Volksontwikkeling en Volkswelvaart’, als aanvulling op de les die ik het jaar te voren had gegeven over ‘Volksontwikkeling’Ga naar voetnoot(45). Ik heb een dankbare herinnering behouden van de roerende wijze, op welke ik de dank van de deelnemers van de Sociale Week mocht ontvangen uit de mond van een jonge houtarbeider uit Boom, die later mijn collega als volksvertegen-woordiger is geworden, de heer Hubert MampaeyGa naar voetnoot(46), die om de adel van zijn karakter steeds in mijn aandenken een piëteitvolle plaats zal behouden. Op zondag 4 september nam ik het woord op de algemene namiddagvergadering van het congres van het Davidsfonds te Sint-NiklaasGa naar voetnoot(47), nadat ik in de loop van de week | |
[pagina 80]
| |
die voorafging op de Nederlandse Vacantieleergangen te Leuven voor de dames-afdeling een les had gegeven over ZielkundeGa naar voetnoot(48). Ik moest te Sint-Niklaas eveneens spreken op de algemene landdag van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond dat op 5 september vergaderdeGa naar voetnoot(49). Maar het voornaamste gebeuren was evenwel mijn optreden voor de drie Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen - het Zesde Vlaamsch Rechtskundig, het xivde Vlaamsch Genees- en Natuurkundig en het Eerste Vlaamsche Taal- en Geschiedkundig Congres, die voor de eerste maal gelijktijdig en in gezamenlijk overleg hun studiedagen hielden te AntwerpenGa naar voetnoot(50). Deze wetenschappelijke dagen zijn onbetwistbaar het hoogtepunt geweest in ons Vlaams geestesleven vóór de eerste wereldoorlog en hebben op indrukwekkende wijze beantwoord aan de bedoeling, die de drie congressen had samengebracht, namelijk een machtige inzet te verzekeren aan de campagne voor de vervlaamsing van de Gentse hogeschool, die vanaf dat ogenblik de Vlaamse Beweging heeft beheerst. Prof. Arthur Van GehuchtenGa naar voetnoot(51), van de hogeschool te Leuven, wereldberoemd om zijn studiën op het gebied der zenuwleer, sprak voor de geneesheren. Oud-minister Lejeune nam deel aan het congres van de rechtsge- | |
[pagina 81]
| |
leerden en gaf op het banket, dat aan het einde van de studievergaderingen plaats vond, luid uiting aan zijn leedwezen dat hij onze taal niet machtig was. ‘Het zou’, zo verklaarde hij, ‘voor de Walen als een eer moeten gelden uw taal te kennen en, als Waal, ben ik beschaamd mijn onkunde te moeten belijden’.Ga naar voetnoot(52) Ik zelf voerde het woord op de gemeenschappelijke vergadering die op de zaterdagavond werd gehouden in de feestzaal van het Koninklijk Atheneum en nam als thema ‘De Universiteit en het Volksleven’. Het voorstel om mij als spreker voor de grote slotvergadering van de drie Congressen uit te nodigen, was uitgegaan van het Genees- en Natuurkundig Congres, op ingeving van Dr. A. van de Perre, aan wie het algemeen voorzitterschap door de drie congressen was opgedragen, maar het gaf aanleiding tot moeilijkheden die een betekenisvol licht werpen op wat de geestesgesteldheid van het toenmalig liberaal-socialistisch stadsbestuur van Antwerpen was. Een liberaal bestuurslid van het Genees- en Natuurkundig Congres had Dr. van de Perre verwittigd dat indien ik als spreker zou worden gevraagd, hij zich heel wat ongenoegen vanwege het stadsbestuur op de hals zou halen. En werkelijk, elke subsidie werd geweigerd aan het Genees- en Natuurkundig Congres terwijl aan het Congres voor Taalkunde en Geschiedenis dat zijn aanvraag deed vóór dat mijn optreden bekend was, reeds 1500 fr. waren toegezegd. Zelfs mocht er over de feestzaal op de Meir niet worden beschikt voor de tentoonstelling van geneeskundige instrumenten. Maar Dr. van de Perre was geen man die zich gemakkelijk van de wijs liet brengen. Hij dreef zijn opzet door, op gevaar met eigen middelen in de kosten van het Congres ruimer te moeten bijdragen, en mijn naam werd op het program van de Congressen behouden. Terwijl ik aan het woord was, ging plots het elektrisch licht in de zaal uit, zodat ik een tijdje in het pikdonkere moest voortspreken. Ik heb evenwel geen geloof gehecht aan het vermoeden dat werd geopperd, dat dit tussengevalletje iets met de onvriendelijkheid van het stadsbestuur zou hebben te doen gehad. De tekst van mijn rede kan men terugvinden in de Tweede Reeks van mijn Verhandelingen en VoordrachtenGa naar voetnoot(53). Ik geloof, | |
[pagina 82]
| |
zonder onbescheidenheid te mogen aannemen, dat zij aan de aandacht van de intellectuele Vlamingen uit die dagen niet is ontgaan. In elk geval zij werd door de congresleden op levendige wijze toegejuicht. Het Handelsblad schreef op 22 september in verband met de avond: ‘Wellicht zal Van Cauwelaert nooit meer volksvertegenwoordiger zijn dan hij daar was in dit grootsch moment, toen katholieken, liberalen, socialisten, alles vergetend om nog enkel zich te herinneren dat boven alles hun Vlaming-zijn staat, in eindelooze vervoering hem toejuichten. In dit oogenblik is het eedverbond der Vlamingen gesloten.’Ga naar voetnoot(54) |
|