Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
[pagina 13]
| |
Vlaamse gedachte en Vlaamse strijd aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw | |
[pagina 14]
| |
Hoe mijn Vlaamschgezindheid begonnen is. 1895Mijn VlaamschgezindheidGa naar voetnoot(1) is begonnen met een paar klappen om mijn ooren. Toen ik met Paschen 1895 tehuis kwam van het Klein-Seminarie van HoogstratenGa naar voetnoot(2), had ik mijn prijs van goed gedrag verloren, omdat ik bij mijn aanloop voor het glibberbaantje geroepen had ‘laat me los!’. Een speelkameraad had me bij mijn vest gepakt, en er stond juist een ‘surveillant’ die mijn onbewaakt protest gehoord had. Een prijs van goed gedrag was geen kleinigheid voor een buitenjongen, die gedeeltelijk met een beurs studeerde. Mijn vaderGa naar voetnoot(3) was woedend omdat hij niet in de oprechtheid van mijn uitleg had kunnen gelooven. Ik voelde dees vernedering als een groote grief en met gewettigde verontwaardiging tegenover het onwaardige taalregiem, aan hetwelk we toen in alle katholieke middelbare scholen van het Vlaamsche land nog waren onderworpen. Met deze persoonlijke ervaring verbond zich een herinnering, die me was bijgebleven uit eenige jaren te voren. Een arme dompelaar van mijn dorp, die leed aan de vallende ziekte, was uit het leger ontvlucht. Hij werd ontdekt onder eenige stroobusseltjes boven den geitenstal van het oudershuis en kreeg bij het zicht der gendarmen een ontzettenden aanval. Hij werd gebracht in ons huis, maar er werd uit zijn omgeving niemand binnengelaten, zelfs niet de moeder. Het dreigde te ontaarden tot een gewelddadige volksopstoot, wanneer de gewapende macht de verwoede vrouw, die met een doornelaar wilde toeslaan, met een kolf van het geweer wilde treffen. Geheel deze onmenschelijke scene was het gevolg geweest van het feit dat de bevelhebber der gendarmen, in | |
[pagina 15]
| |
het Vlaamsche kanton Lennick, geen gebenedijd woord Vlaamsch verstond en vermoedelijk ook niet een deel van zijn manschappen. Zonder de tusschenkomst van mijn moederGa naar voetnoot(4), die in het Fransch de noodige opheldering kon brengen, ware misschien een ongeluk gebeurd. Een kind heeft scherpe voelhorens voor al wat onrecht is, en kleine incidenten veropenbaren hem soms een nieuwe wereld. Wanneer men eenmaal zijn oogen had geopend voor de miskenning van onze taal in de jaren 1890, was het niet moeilijk om zich te vullen met afschuw. |
|