Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
[pagina 5]
| |
InleidingEen staatsman van formaat laat niet noodzakelijker wijze een belangrijk archief na, en ook indien veel overgebleven is, wordt zijn leven en werk er soms zeer onvolledig in teruggevonden. Omgekeerd kan men zich zonder moeite een kostbaar archief voorstellen, dat meer het werk is geweest van een verdienstelijk verzamelaar dan het gevolg van een betekenisvol politiek en sociaal engagement. In het geval van Frans Van Cauwelaert evenwel hebben we te maken met een archief, dat in kwalitatief en kwantitatief opzicht merkwaardig mag worden genoemd. De kwaliteit komt van het niveau waarop zich, gedurende meer dan een halve eeuw, zijn ‘openbaar leven’ heeft afgespeeld. Waar men ook uit zijn nalatenschap een document ophaalt, telkens wordt het een verwijzing naar zijn belangrijke en veelzijdige loopbaan. Wie enigszins vertrouwd is met de Belgische politiek en de Vlaamse Beweging van de twintigste eeuw, weet dat Van Cauwelaerts naam er niet meer kan worden uit weggedacht, daar hij beide sterk heeft beïnvloed en mede bepaald. Werd hij niet onlangs nog door een gezaghebbend historicus, eertijds een politiek tegenstander, ‘wellicht de belangrijkste Vlaamse figuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw’ genoemd, en door een letterkundige-diplomaat met grote naam als degene die ‘met kop en schouders ver boven vele politici uitstak’?Ga naar voetnoot(1) Wat de kwantiteit betreft, deze vloeit niet alleen voort uit de genoemde volheid van zijn carrière, maar komt tevens daarvan, dat Van Cauwelaert - hoezeer een man van woord en daad - ook in hoge mate met de pen in de hand heeft geleefd en dat hij, vooral vanaf zijn intrede in het parlement in 1910, vrij systematisch een eigen archief heeft bijgehouden. Het was bovendien een karaktertrek van hem, veel te bewaren: uit wat een massa brieven, notities, knipsels en documenten allerlei zijn archief (thans in bewaring bij zijn dochter in Antwerpen) al niet is samengesteld! Voor de historicus een boeiende speurtocht, en een voorrecht voor wie er publicaties uit verzorgen mag. | |
[pagina 6]
| |
Al kan men voor een reconstructie en beoordeling van Van Cauwelaerts leven en voor een onderzoek naar zijn rol en betekenis ook terecht in menige andere nalatenschap en vooral in een uitvoerig gedrukt bronnenmateriaal - men denke inzonderheid aan de Handelingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, of aan de dag- en weekbladen waaraan hij medewerkte of die hijzelf heeft geleid -, toch blijft het onvervangbaar, dit alles aan te vullen met wat zijn archief aan briefwisseling, journaalnotities, gedenkschriften en documenten bevat. Ook wat tot nu toe van en over Van Cauwelaert werd gepubliceerd - hoe waardevol ook -, maakt deze aanvulling niet overbodig. Uitgaande van teksten van zijn hand - doorgaans betrof het reeds gedrukt materiaal, slechts uitzonderlijk een aanhaling uit archiefstukken - hebben R. Roemans en H. Van Assche een zeer geslaagd levensbeeld van hem opgehangenGa naar voetnoot(2). Van Cauwelaert is ook zelf aan het woord in de publicatie van een voorbereidend gesprek, dat als leidraad heeft gediend voor een televisie-uitzending op 13 mei 1960Ga naar voetnoot(3). Over Van Cauwelaert verscheen bij zijn zeventigste verjaardag een vriendenhulde, bestaande uit biografische artikels door kroongetuigen van zijn levenGa naar voetnoot(4). Een jaar na zijn dood gaf H. Borginon een beknopte visie op Van CauwelaertGa naar voetnoot(5), terwijl als grondiger essay vooralsnog alleen een studie van H.J. Elias kan worden vermeldGa naar voetnoot(6). Voor Van Cauwelaerts bio-bibliografie beschikken we over de uitstekende maar toch nog te vervolledigen lijst van P. Van MolleGa naar voetnoot(7). | |
[pagina 7]
| |
De uitgaven uit Van Cauwelaerts archief zullen vermoedelijk vier delen bevatten: twee met een keuze uit de zeer omvangrijke briefwisseling, een ander met de dagboeknotities uit de jaren 1921-1961, en dit boekdeel met gedenkschriften over de jaren 1895-1918 waarbij, ter wille van het tijdsverband en dezelfde thematiek, ook een kort verslag uit 1907 en een journaal uit de eerste wereldoorlog worden gevoegd. Lange tijd heeft Van Cauwelaert er niet willen aan denken, mémoires te schrijven; dit genre met zijn al te veelvuldige ‘ik-voorstellingen’ noemde hij een ‘toneelvorm’ voor dewelke hij een ‘grondige afkeer’ hadGa naar voetnoot(8). Dit sloot echter niet uit - het kon haast niet anders -, dat hij in artikels of redevoeringen op vroegere bedrijvigheid terugkwam en aan voorbije belevenissen herinnerde. Het bleef evenwel alles eerder sporadisch of toevallig. Pas in de jaren vijftig is hij systematisch aan de voorbereiding begonnen van een werk over vijftig jaar Vlaamse strijd, en nadien, door politieke vrienden reeds herhaaldelijk ertoe aangemaand, aan herinneringen met betrekking tot de algemenere Belgische politiekGa naar voetnoot(9). Met het oog op deze studies is Van Cauwelaert aan historische lectuur begonnen en heeft hij met grote nauwgezetheid, in zijn archief maar ook elders, eigentijdse documentatie opgespoord. Afkerig van onjuistheden wilde hij ernstig en waarheidsgetrouw werk bieden. Vandaar de behoefte om oorspronkelijke documenten na te kijken; vandaar ook in de marge van zijn manuscript de vraag om nadere verificatie, zonder dewelke de passus niet mocht worden afgedrukt. In dit alles vindt men de man terug die aanvankelijk voor wetenschappelijk onderzoek en een professoraat was opgeleid, maar deze weg niet verder is kunnen gaan wegens onbegrip en onverdraagzaamheid tegenover zijn politieke overtuiging. Jammer genoeg zijn de gedenkschriften in verband met vijftig jaar Vlaamse Beweging grotendeels en die m.b.t. de Belgische politiek voor een goed deel onvoltooid gebleven. Het fragment van eerstgenoemde studie is nauwelijks meer dan de aanloop geworden tot het tijdstip, waarin hij er zelf directer en voller bij betrokken was. | |
[pagina 8]
| |
Dit verklaart, naast de reeds vermelde afkeer voor de ‘ik-voorstellingen’, het vrij onpersoonlijk karakter ervan. De terminus a quo ligt bij de totstandkoming van de Gelijkheidswet van 1898, die naast het Frans ook het Nederlands als officiële taal in België heeft ingevoerd, en bij het jaar 1897, toen Van Cauwelaert als zeventienjarige, na de poësis (voorlaatste klas van de humaniora), de Davidsfeesten meemaakte te Lier en ook door andere vieringen de Vlaamse gedachte in hem liet inwerken. De terminus ad quem ligt ca. 1903-1904 - Van Cauwelaert was toen hoogstudent te Leuven - en eindigt met de volzin, die de behandeling aankondigt van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Wegens zijn rol hierin kan men niet genoeg betreuren, dat zijn geschiedenis ervan ongeschreven is geblevenGa naar voetnoot(10), vooral daar de door hem uit die tijd bewaarde correspondentie bijzonder schaars is. M.b.t. de Vlaamse Beweging in de jaren 1910-1918 daarentegen kan men wel terecht bij zijn briefwisseling en bij de herinneringen aan de Belgische politiek. Voor de bladzijden over ‘de Vlaamse Beweging in de eerste jaren van grotere volksmedezeggenschap’ heeft Van Cauwelaert wel vaker gebruik gemaakt van het werk van Paul FrédericqGa naar voetnoot(11), maar een nader onderzoek wijst uit dat hij ook dan, in de gedane feitenselectie, vanuit eigen herinnering en oordeel aanvult of weglaat. Ook het Antwerpse Handelsblad, waarvan het belang voor de studie van de Vlaamse Beweging wordt onderstreept, werd regelmatig als bron gebruikt. Van Cauwelaert schreef dit stuk na 1950 en vóór eind 1955. Het wordt integraal afgedrukt en voorafgegaan door een kort stukje (geschreven vóór de invoering van de nieuwe spelling), waarin hij vertelt hoe en wanneer hij Vlaamsgezind geworden is, en gevolgd door een al even kort verslag uit 1907 over een bezoek bij kardinaal Mercier in verband met de Nederlandse Vacantieleergangen te Leuven. Veel omvangrijker dan het deel over de Vlaamse gedachte en strijd rond de eeuwwisseling zijn de gedenkschriften over de jaren 1910-1918. In een Woord Vooraf vraagt Van Cauwelaert, ze niet ‘mémoires’ te noemen maar ‘losse aantekeningen over de Belgische politiek sedert 1910 en over de persoonlijke belevenissen in dat verband’. In feite nochtans gaat het om meer dan dat, en gezien hij | |
[pagina 9]
| |
zelf naderhand meer dan eens de uitdrukking ‘herinneringen’ gebruikt, mag deze beslist in de titel worden aangewend. Wij verdelen de herinneringen in twee: tot en sedert het uitbreken van Wereldoorlog I. Van Cauwelaerts verhaal begint met de omstandigheden waarin hij zijn professoraat in Freiburg opgeeft en te Antwerpen tot volksvertegenwoordiger wordt gekozen. Nadien volgen, met de Kamer-verslagen als belangrijke bron, persoonlijk gekleurde uiteenzettingen, maar zonder apologetische bekommernis, over het politieke leven in de Wetstraat. Ook vindt men enkele bladzijden over Van Cauwelaerts extra-parlementaire activiteiten met o.m. zijn optreden als vooruitstrevend katholiek inzonderheid in Nederland, of als maatschappelijk geëngageerde in dienst van de algehele ontvoogding van het Vlaamse volk. De herinneringen aan de eerste wereldoorlog worden voorafgegaan door de tekst van een onregelmatig bijgehouden oorlogsdagboekje, waarin de eerste notitie van oktober 1914, de laatste van maart 1918 dateert. Het is nergens beter op zijn plaats dan hier, zowel ter wille van tijdskader en thematiek als omdat het als bron heeft gediend voor enkele bladzijden in de herinneringen; de herhaling die hiervan het gevolg is, hebben we om praktische en principiële redenen in de tekst gelaten. Voor de herinneringen aan de oorlogstijd in Nederland heeft Van Cauwelaert zeer vaak gebruik gemaakt van zijn artikels uit die tijd, gepubliceerd in het door hem en Julius Hoste jr. uitgegeven weekblad Vrij België; het worden dus citaten van zijn eigentijdse commentaren. De terminus ad quem van dit deel, en meteen ook die van de gedenkschriften in hun geheel, ligt in april 1918, toen Van Cauwelaert in opdracht van de regering naar de leiders van de Frontbeweging ging en, eens te meer, met het Vlaamse drama aan de IJzer werd geconfronteerd. De gedenkschriften worden getrouw en integraal weergegeven volgens het handschrift van Van Cauwelaert, vergeleken met een getikte copie waarop verbeteringen van hem voorkomen. Wel werden door ons enkele wijzigingen van louter vormelijke aard aangebracht. Zo werd, voor een beter begrip en grotere leesbaarheid, de tekst in de drie hogergenoemde delen en verder in paragrafen ingedeeld, die door ons werden voorzien van titels, waarvan de formulering zoveel mogelijk aan woorden of uitdrukkingen van de tekst werd ontleend. Ook de schikking in alinea's of punctuatie diende | |
[pagina 10]
| |
soms te worden bijgewerkt of aangepast. Verder werden sommige van Van Cauwelaerts voetnoten naar de tekst overgebracht; meer bijzonder slaat dit op oorspronkelijke citaten, die aldus de Nederlandse vertaling vervangen. Ten slotte weze vermeld, dat de orde van de uiteenzetting een keer werd gewijzigd: een langere passus waarbij reeds werd uitgeweid over 1918, werd aan het eind van de gedenkschriften geplaatst. Op stuk van spelling en taal werd Van Cauwelaerts tekst eveneens steeds geëerbiedigd. Vandaar twee spellingen, naar gelang de datum van het opstelwerk. In de stukken volgens de voorkeurspelling werd, ter wille van de eenvormigheid en ook omdat Van Cauwelaert in die spelling wenste te schrijven, de nog vaak gebruikte buigings-n, waarvan Van Cauwelaert veel hield, geschrapt. Anderzijds hebben wij de oorspronkelijke oude spelling hersteld, waar deze in citaten door de auteur was gemoderniseerd. Te dier gelegenheid werden alle aanhalingen geverifieerd in de bron, en dienden ze derhalve soms te worden verbeterd of vervolledigd. Voor het bijzonder geval van namen van instellingen of bladen volgen wij steeds de oorspronkelijke spelling tenzij deze naderhand werd aangepast; volledige consequentie echter - men denke bv. aan herstichting of voortbestaan met licht gewijzigde namen - kon niet steeds worden bereikt. Al komt de taal van Van Cauwelaert niet altijd overeen met het zgn. A.B.N. van onze dagen, toch voelden we ons alles behalve gerechtigd, daarin wijzigingen aan te brengen; men weet in deze aangelegenheid nog wel waar men begint, maar vaak niet waar men eindigt. Alleen werd ingegrepen in geval van kennelijke contaminatie van twee zegswijzen of in geval van duidelijke verschrijving. We deden hierbij slechts wat de auteur zelf zou hebben gedaan, indien hem daarvoor de tijd zou gegund geweest zijn. Wetend hoezeer Van Cauwelaert bij het voorbereiden en uitschrijven van zijn gedenkschriften door wetenschappelijke normen werd geleid, maar ook om deze uitgave een bijkomende waarde te bezorgen, hebben we niet nagelaten, de tekst van een uitvoerig kritisch apparaat te voorzien. Dit bevat ruim achthonderd vijftig aantekeningen; enkele tientallen zijn van Van Cauwelaerts hand, in welk geval ze gesignaleerd worden door het bijvoegen van zijn initialen. In de voetnoten was het er ons vooral om te doen, alle verwijzingen | |
[pagina 11]
| |
naar Kamer-debatten of citaten uit bronnen precies op te geven of aan te vullen, vooral echter alle vermelde personen en instellingen nader voor te stellen. Zo hebben we, op twee na, alle dramatis personae kunnen identificeren, o.m. met opgave van plaats en datum van hun geboorte en overlijden. Ter wille van de eenvormigheid en het gemak hebben we dit ook gedaan voor bekende figuren, waarmee dan uiteraard niet veel werk gemoeid was. Voor de meesten nochtans waren tijdrovende opzoekingen en correspondenties nodig. Voor de parlementairs was dit reeds gebeurd vóór het verschijnen van Paul Van Molles repertoriumGa naar voetnoot(12), wat niet belet dat we dit unieke naslagwerk ter aanvulling nog hebben geconsulteerd.
Het ware ondoenlijk al de correspondenten te vermelden, die ons voor de aantekeningen inlichtingen hebben doorgegeven. Toch wensen wij bijzonder prof. Jhr.P.J. van Winter uit Groningen te vernoemen, die zeer bereidwillig m.b.t. Noordnederlandse personen en zaken talrijke gegevens heeft bezorgd. Vooral echter gaat onze dank naar Mevrouw de Schepen Mia Van Cauwelaert te Antwerpen, bij wie wij, voor de opzoekingen in het archief van haar vader, talloze malen gastvrijheid mochten ondervinden en die zo vaak vanuit haar herinnering of door persoonlijke naspeuring gewaardeerde hulp heeft geboden.
R. De Schryver (Heverlee, oktober 1970) |
|