Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
(1971)–Frans van Cauwelaert– Auteursrechtelijk beschermdUit het archief van Frans van Cauwelaert 1
[pagina 16]
| |
De Vlaamse Beweging in de eerste jaren van grotere volksmedezeggenschap. 1896-19041
| |
[pagina t.o. 16]
| |
1 / De ouders van Frans Van Cauwelaert: Emilius Philibertus Van Cauwelaert en Seraphina Vossen
| |
[pagina 17]
| |
LejeuneGa naar voetnoot(4) voorgesteld dat de wetten in beide talen zouden worden afgekondigd, maar de Vlaamse wettekst werd maar voorgeschreven als toevoegsel bij het Koninklijk Besluit dat de wet bekrachtigtGa naar voetnoot(5). De miskenning werd door de Vlamingen om zo pijnlijker gevoeld, dat bij de bespreking in de Senaat - in tegenstelling met de welwillende geest die bij de Kamer was gebleken - niet alleen veel onzin was uitgehaald over de noodlottige gevolgen welke uit de wettelijke taalgelijkheid voor het land zouden voortvloeien, maar dat sommige sprekers zich op een voor de vlaamsgezinden zeer krenkende wijze hadden uitgelaten. Oud-minister BaraGa naar voetnoot(6) had zich daarin onderscheiden. Tournay-DetillieuxGa naar voetnoot(7) sprak van de flaminganten als de flamendiants, een benaming die zij - gelijk eenmaal de Geuzen - bij hun verdere propaganda voor de Gelijkheidswet als een eretitel gebruikten. Maar de meeste ergernis werd verwekt door de bespotting waaraan zij werden | |
[pagina 18]
| |
prijsgegeven in de rede van Baron Surmont de VolsbergheGa naar voetnoot(8), senator voor het arrondissement Ieper. Nooit tevoren was in Vlaanderen een zo algemene ontroering rondom een taalaangelegenheid ontstaan. Meetings werden zondag na zondag in alle voorname steden belegd, vele gemeenteraden namen moties aan ten gunste van het wetsvoorstel-De Vriendt-Coremans en de dertien senatoren uit het Vlaamse land, die voor het amendement-Lejeune gestemd hadden, werden duchtig als ‘volksverraders’ uitgekreten. Op 23 februari moest te Brussel een grote volksbetoging plaats vinden, waarvan het initiatief door de Vlaamsche VolksraadGa naar voetnoot(9) werd genomen en waarvan alle partijen konden deelnemen. Zij werd verboden en door schepene De MotGa naar voetnoot(10), die op dat ogenblik de dienst van burgemeester waarnam en die gerust kan worden beschouwd als een typische vertegenwoordiger van het onbegrip dat de Brusselse magistraten al te dikwijls voor de Vlaamse gedachte hebben getoond. De ontworpen volksvergadering mocht wel doorgaan in de Vlaamse Schouwburg, maar er mocht geen manifestatie worden gehouden in de straten van Brussel, uit - zoals hij later zelf moest bekennen - ingebeelde vrees voor woelingen. De volksgezinde burgemeester van Schaarbeek - de heer KennisGa naar voetnoot(11) - was immers zoveel wijzer geweest | |
[pagina 19]
| |
en stelde spontaan het gebied van zijn gemeente ter beschikking voor een betoging, die zowel door het aantal van haar deelnemers als door haar ordelijk verloop de beste indruk op de bevolking had nagelaten. Het was in die gemoedsstemming dat de Davidsfeesten werden voorbereid en gehouden. De burgemeester van Lier, notaris Florent van CauwenberghGa naar voetnoot(12), die tevens volksvertegenwoordiger was voor het arrondissement Mechelen en een hoog aanzien genoot, was verslaggever voor de Gelijkheidswet geweest in de Kamer bij haar eerste behandeling en zou het opnieuw worden voor haar definitieve aanneming. Het Lierse feestcomité, waarvan o.m. de onvermoeibare Vlaamse werker Dr. Aug. LaportaGa naar voetnoot(13) deel uitmaakte, had zowel in de schoot van de regering als bij de Vlaamse katholieke verenigingen uit de provincie Antwerpen en de afdelingen van het Davidsfonds een bereidwillige medewerking gevonden voor een grootse volkshulde, met welke de onthulling van het standbeeld zou gepaard gaan en die als vanzelf een indrukwekkende manifestatie voor het wetsvoorstel-De Vriendt-Coremans moest worden. De HH. BegeremGa naar voetnoot(14), minister van Justitie, en SchollaertGa naar voetnoot(15), minister van Binnenlandse Zaken, die zich - de | |
[pagina 20]
| |
eerste vooralGa naar voetnoot(16) - voor de verwezenlijking van de wettelijke taalgelijkheid verdienstelijk hadden gemaakt, werden rond half twaaf vóór het station bij hun aankomst te Lier opgewacht en konden nadien, van de pui van het stadhuis, samen met de ontwerpers van de oorspronkelijke voorstellen, E. Coremans en J. De Vriendt, de geestdriftige hulde en de nadrukkelijke gelijkheidseisen in ontvangst nemen van de duizenden betogers - Het HandelsbladGa naar voetnoot(17) telde zesennegentig deelnemende groepen - die de straten van de anders zo rustige Nethestad van hun gelijkheidsgeroep en hun Vlaamse strijdzangen deden weergalmen. Ook de studenten lieten zich bij deze gelegenheid niet onbetuigd. Het Vlaamsch Katholiek StudentenverbondGa naar voetnoot(18) had een oproep tot deelneming aan de Davidsfeesten tot de studerende jeugd gericht. Het Klein-Seminarie van Hoogstraten, waar Eerw. Heer Th. SpaeninckxGa naar voetnoot(19) als jong leraar sedert een goed jaar in alle stilte | |
[pagina 21]
| |
een actie was begonnen, die van grote invloed is geworden op de degelijkheid en de voornaamheid van de studentenbeweging in het aartsbisdom, was op zijn aansporing door een dertigtal studenten vertegenwoordigd. Zo zijn de Davidsfeesten voor mij de eerste grote Vlaamse betoging geworden, waaraan ik heb deelgenomen. Ik was er in gezelschap van mijn vriend en klasgenoot, de later zo gunstig bekende bijbelgeleerde Dr. Theodoor van TichelenGa naar voetnoot(20). Het is voor mij een onvergetelijke dag gewordenGa naar voetnoot(21).
Er volgden weldra op de Davidsfeesten twee andere opwekkende gelegenheden. Op zondag 29 augustus werd te Eeklo het standbeeld onthuld van LedeganckGa naar voetnoot(22), een werk van onze grote West-Vlaamse beeldhouwer Julius LagaeGa naar voetnoot(23), aan wiens kunstvaardigheid wij ook het beeld van Guido Gezelle te Kortrijk en Albrecht Rodenbach-met-de-blauwvoet te Roeselare te danken hebben. Op zondag 12 september vierde Antwerpen op uitbundige wijze Meester Peter Benoit naar aanleiding van de verheffing van de Antwerpse muziekschool tot Koninklijk Vlaams ConservatoriumGa naar voetnoot(24). | |
[pagina 22]
| |
Deze feestelijkheden vertoonden een meer algemeen Vlaams karakter dan de viering van Kanunnik David, die begrijpelijkerwijze een meer overwegend katholiek uitzicht had aangenomen, alhoewel de godsdienstige plechtigheden, op welke Kardinaal GoossensGa naar voetnoot(25) persoonlijk aanwezig was, slechts op de maandag werden gehouden. De viering van Ledeganck verkreeg ook een meer officiële betekenis door de aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Albert, die door het vroegtijdig afsterven van Prins Boudewijn de troonopvolger was gewordenGa naar voetnoot(26). De feestrede werd gehouden door Zeereerwaarde Heer ClaeysGa naar voetnoot(27), lid van de Koninklijke Vlaamse Academie, en na hem spraken de burgemeesters van de drie zustersteden, de HH. BraunGa naar voetnoot(28) voor Gent, Graaf | |
[pagina 23]
| |
Visart de BocarméGa naar voetnoot(29) voor Brugge en Jan van RijswijckGa naar voetnoot(30) voor Antwerpen. Maar het hoogtepunt van de plechtigheid was de toespraak van Prins Albert zelf, die het jaar tevoren ook aanwezig was geweest op de 10e verjaringsplechtigheid van de Koninklijke Vlaamse Academie en er zijn redevoering, op stormachtige bijval, geëindigd had met de tot slagwoord geworden verzen: ‘Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden.’Ga naar voetnoot(31) Bij beide feestgelegenheden was het tevens opvallend hoe de Prins zich bezorgd had getoond, om zich uitsluitend en op keurige wijze van de Vlaamse taal te bedienen, hetgeen door de Vlamingen, die tot dan toe zo weinig aanmoediging en waardering van hogerhand hadden mogen ondervinden, als een verblijvend omen voor de toekomst werd aanvaard. De Eeklose herdenking stond aldus minder in het teken van de strijd dan deze van Lier, en de frisse gelegenheidscantate door Peter Benoit getoonzetGa naar voetnoot(32) en door meer dan duizend zangers uitgevoerd beantwoordde volkomen aan de opgewekte atmosfeer, waarin de viering werd gehouden. Maar bij de opening had zich een tragicomisch incident voorgedaan. Volksvertegenwoordiger Flor HeuvelmansGa naar voetnoot(33) was er in geslaagd op onverwachte wijze | |
[pagina 24]
| |
bij de behandeling van de wet op de burgerwacht een amendement te doen aannemen waarbij de Vlaamse taal voor het beheer en de aanvoering van de burgerwacht in de Vlaamse gemeenten werd voorgeschrevenGa naar voetnoot(34). Het zou nu bij het bezoek van Prins Albert te Eeklo de eerste maal zijn dat de wet bij een officiële plechtigheid van toepassing zou worden. Met begrijpelijke nieuwsgierigheid werd het aantreden van de burgerwacht gevolgd, wanneer ze zich ging opstellen vóór het stadhuis. Toen een der wachten bij de naamafroeping op spottenden toon antwoordde met present, riep Maurits JossonGa naar voetnoot(35), een flamingant uit Brussel, hem verontwaardigd toe: ‘spreek Vlaams!’ Woedend sprong de kapitein van de compagnie met blanke sabel op hem toe. Een paar wachten en de politiecommissaris sprongen, en Josson, die duchtig had tegengesparteld, werd met verhakkelde en verscheurde kleren binnen het stadhuis gebracht en opgesloten, vanwaar hij weldra triomfantelijk door een groep Vlamingen werd te voorschijn gehaald. Op 13 juni 1909 deed zich te Antwerpen in gelijkaardige omstandigheden het berucht gebleven geval voor van Majoor Kopaf, waarbij Majoor AlbrechtGa naar voetnoot(36), die de jagers-verkenners nog steeds in het Frans aanvoerde, met zijn sabel de hoed doorkliefde van de jongeheer GroteGa naar voetnoot(37), die hem eveneens tot den eerbied van de wet openbaar had aangemaand. Het ontbreekt de Vlamingen niet aan zin voor humor en de vermakelijke zijde van | |
[pagina 25]
| |
beide incidenten bleef niet onbenut. Dergelijke toevalligheden mogen wel als tekenend worden beschouwd voor de geestesgesteldheid waarin de burgerij van onze Vlaamse provinciesteden in die tijd verkeerde. De moedwil met welke zekere officieren van de burgerwacht de wettelijke taalvoorschriften bleven miskennen, heeft tot meer incidenten aanleiding gegeven. Te Gent was het Karel van der CruyssenGa naar voetnoot(38) (die na een heldhaftige deelneming als vrijwilliger aan de strijd aan de IJzer de beroemde heropbouwer en abt van de abdij van Orval is geworden) - hij maakte deel uit van het artilleriecorps van de burgerwacht - die op 29 april 1900 aan de Franse bevelen weigerde te gehoorzamen. Hij werd als straf voor zes maand naar het onderrichtingspeleton verwezen, maar de maatregel bleef na tussenkomst van volksvertegenwoordiger Heuvelmans bij de minister zonder verder gevolg. Te Leuven was het L. ScharpéGa naar voetnoot(39), professor aan de hogeschool, die aan de Franse bevelen weigerde te gehoorzamen. Hij werd eenvoudig naar huis gezonden maar bleef verder zonder bestraffing.
De viering van Peter Benoit was natuurlijk in de eerste plaats een Antwerpse aangelegenheid. Hij was weliswaar geen Antwerpenaar van geboorte en zijn benoeming aan het hoofd van de Antwerpse Muziekschool in 1867 was niet zonder moeite gegaan. Zij werd in feite aan het Antwerps gemeentebestuur, dat zich wilde vergenoegen met een muziekliefhebber die zich bereid verklaard had de school zonder bezoldiging te besturen, opgedrongen door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Vlaamsgezinde Alfons VandenpeereboomGa naar voetnoot(40), die een jaarlijkse staatstoelage beloofde indien | |
[pagina 26]
| |
de plaats werd toevertrouwd aan de jonge toonkunstenaar P. Benoit, die met zijn oratorio ‘Lucifer’Ga naar voetnoot(41) pas te Brussel een overweldigende bijval had geoogst. Maar sedertdien was Peter Benoit door zijn inmiddels beroemd geworden kunstscheppingen, de merkwaardige ontwikkeling welke hij aan zijn muziekschool had gegeven en door de bezielende invloed die van zijn Vlaamse en volkse kunstvernieuwing was uitgegaan, een lievelingszoon geworden van de Scheldestad. Met ConscienceGa naar voetnoot(42) en Baron LeysGa naar voetnoot(43) behoorde hij tot de trits van kunstenaars op welke het Antwerpen van de negentiende eeuw zich het meest heeft beroemd. De Antwerpse muziekschool was bij zijn aanstelling een onbeduidende onderwijsinrichting en de taal was er Frans zoals overal elders. Benoit begon met ze te vervlaamsen zowel in haar geest als in haar taalgebruik. Hij gaf haar zulke aantrekkingskracht dat zij, niettegenstaande haar geringe geldmogelijkheden, al de conservatoria van het land in aantal van leerlingen ver overtrof. Toen zij in 1897 tot Koninklijk Vlaams Conservatorium werd verheven, telde zij niet minder dan twaalfhonderd leerlingen. Desniettemin was er een lange en volhardende strijd nodig, vooraleer deze zo natuurlijke voldoening werd verkregen. De zaak werd voor het eerst in het openbaar gebracht in 1878 op een toneelcongres, dat te Antwerpen plaats greep. Op 18 oktober 1879 besliste de gemeenteraad van Antwerpen, zich officieel tot de regering te wenden met het verzoek, van de Antwerpse Muziekschool een Koninklijk Vlaamsch Conservatorium te maken, aldus | |
[pagina 27]
| |
gevolg gevend aan een wens van het Nederlands Congres dat in augustus van dat jaar te Mechelen werd gehoudenGa naar voetnoot(44) en aan het verzoek van Jan van BeersGa naar voetnoot(45) om in de titel zelf van het verhoopte conservatorium het Vlaams karakter van de instelling te vermelden. De kwestie bleef voortaan aan de orde van de dag. Bij elke bespreking van de begroting voor Binnenlandse Zaken werd zij te berde gebracht, maar het kostte nog acht jaar van inspanning, van onbevredigde onderhandelingen en van steeds door de Vlaamse verenigingen vernieuwde aandrang en protesten vooraleer het verhoopte doel werd bereiktGa naar voetnoot(46). Het opgestapelde ongeduld bracht om zo uitbundiger enthousiasme teweeg, wanneer eindelijk het goede nieuws de openbaarheid bereikte. Peter Benoit bereidde zich voor om in de Dierentuin een laatste herhaling te dirigeren van zijn ‘Rubenscantate’Ga naar voetnoot(47) - het was op zaterdag 22 juli - wanneer de heuglijke tijding te Antwerpen bekend werd. Een machtige ovatie begroette zijn verschijnen op het podium en men schat dat niet minder dan vijfentwintig duizend mensen aanwezig waren, bij de uitvoering die de volgende dag in openlucht plaats vond, om de Vlaamse meester een enthousiaste begroeting te brengen. Maar de gebeurtenis was te schoon en te gewichtig om er niet een grootse hulde van te maken voor de man die aan Vlaanderen door zijn kunst zoveel eer, door zijn strijdvaardige en zijn opwekkende liefde zoveel levensvreugde en fiere zelfbewustheid had geschon- | |
[pagina 28]
| |
ken. Benoit was reeds enkele jaren tevoren, op 23 juli 1892, ter gelegenheid van zijn zilver jubileum als bestuurder van de Antwerpse muziekschool, het voorwerp geweest van een indrukwekkende hulde, aan welke door geheel Vlaanderen en ook van Nederlandse zijde werd deelgenomen. Maar nu was er een gelegenheid, die niet kon worden overtroffen en die niet meer zou weerkeren, om aan Benoit de tol van dankbaarheid en verering te betalen, welke het Antwerpse volk en het strijdende Vlaanderen zich tegenover hem schuldig wisten. De feestelijke betoging werd aangekondigd voor zondag 12 september. Het Vlaamse Antwerpen kwam onmiddellijk in beweging om er een onvergetelijke dag van te maken. De politieke tegenstellingen, welke zich toen heel wat scherper lieten gevoelen dan thansGa naar voetnoot(48) het geval is, werden op zij gezet. De parochie van St.-Joris stelde haar jaarlijkse processie uit en de muziekmaatschappijen gingen om wedijver oefenen, ten einde de volksbetoging uitsluitend met muziek van de meester op te wekken en op te luisteren. Reeds op de vooravond werd het feest ingeluid door het machtig gebons van de Carolus-klok. De toren van O.L.V.-Kerk bracht opgewekte stemming door het uitzenden van het zo geliefde ‘Beiaardlied’Ga naar voetnoot(49) en door de bewoners van de buurt van Benoit werd aan de viering ook de maandag toegevoegd, met straatverlichting en volkse serenades. Maar de grote dag bleef natuurlijk de zondag. Prof. P. Frédericq schreef dat ‘het alles overtrof wat Vlaamsch België had te zien gekregen sedert Hendrik Conscience's verheerlijking te Brussel in 1881.’Ga naar voetnoot(50) De stad was in feesttooi. Triomfbogen waren ter ere van Benoit opgericht. In de harmonie werd door 1 200 zangers en orkestleiders zijn ‘Feestzang’Ga naar voetnoot(51) uitgevoerd onder leiding van Lod. Mortel- | |
[pagina 29]
| |
mansGa naar voetnoot(52) en in de grote zaal van de Dierentuin was het Edw. KeurvelsGa naar voetnoot(53) die voor een groot concert had gezorgd met werken van de meester. Maar het toppunt van de hulde werd bereikt bij de ontvangst op het stadhuis, waar Benoit op plechtige wijze, in de beroemde Leyszaal, door de magistraat van de stad, onder het voorzitterschap van Jan van Rijswijck als burgemeester, de gouverneur van de provincie baron OsyGa naar voetnoot(54), de militaire bevelhebber generaal MarchalGa naar voetnoot(55), de consul-generaal van NederlandGa naar voetnoot(56), allen in ambtsgewaad, en in de aanwezigheid van de meest vooraanstaande genodigden werd gehuldigd. Een machtige volksstoet, voor welke de grote markt niet eenmaal voldoende ruimte kon bieden en waaraan delegaties en muziekkorpsen uit geheel Vlaanderen met vlaggen en bloemen deelnamen, was meester Benoit naar het stadhuis voorafgegaan. Wanneer hij voor een open venster van de Leyszaal de toejuichingen van het volk kwam in ontvangst nemen, werd door de talloze menigte, op het teken van Edw. Keurvels een machtige ‘Strijdzang van de Vlamingen’Ga naar voetnoot(57) aangeheven zoals er zelden in Vlaanderen ten gehore werd gebracht. Het was in deze roes van geestdrift dat Benoit het hoogtepunt | |
[pagina 30]
| |
van zijn populariteit bereikte. Het was, eilaas, ook het einde van zijn zo moedig volgehouden en zegerijk gevoerde levensstrijd. Weldra begonnen de lichaamlijke en zedelijke kwellingen, die slechts op 8 maart 1901 met zijn leven eindigden.
Het is mogelijk, aan de feestelijkheden die de zomer van 1897 hebben gekenmerkt, een oordeel te ontlenen omtrent de plaats welke de Vlaamse gedachte op dat ogenblik reeds had ingenomen in de bekommernis van het volk. Men zou ze ten onrechte beschouwen als een louter dagverschijnsel. Voorzeker, de taalstrijd had nog op verre na het belang niet verkregen, welke hij enkele jaren later, o.m. bij de keuze van de openbare mandatarissen, zou aannemen. Maar de ontwaking van het Vlaamse volksbewustzijn was zichtbaar begonnen, en het jaar 1897 mag in de ontwikkeling van de Vlaamse strijdbeweging een goed jaar worden geheten. Wij zullen verder zien hoe de zucht naar een eigen geestesleven en de daartoe noodzakelijke hervormingen zich voortaan in een versnellend tempo bij de studerende jeugd en de hogeschoolgediplomeerden heeft laten gelden. De snel voortschrijdende democratische omvorming van ons politiek en maatschappelijk leven heeft op beslissende wijze bijgedragen om van de Vlaamse eisen weldra een volkszaak te maken. Wij waren evenwel op dat ogenblik nog vrij ver verwijderd van een volledig en principieel programma van vervlaamsing van ons volksleven. Er werd bij gelegenheid gesproken van een Vlaamse hogeschool, maar aan de stelselmatige vervlaamsing van de Gentse universiteit werd nog niet gedacht, laat staan een ontdubbeling van de hogeschool te Leuven, welke nog vele jaren voor een chimera zou worden gehouden. Men wilde meer ruimte geven aan het onderwijs van en door de moedertaal in het middelbaar onderwijs, maar een algemene verplichting om het Vlaams als onderwijstaal te gebruiken werd niet als een bereikbaar doel beschouwd. Wat het gerecht, het leger en 's lands bestuur betreft, bleef men vrij algemeen bij hervormingen, die nodig waren voor de bescherming van de burgers en soldaten tegen al te schreeuwende misbruiken. Het zo ingrijpend program van taalregeling, dat door de officiële taalcommissie in 1856 werd ingediend, scheen sedert de brutale uitlating van RogierGa naar voetnoot(58) ‘il n'y a plus de griefs flamands’ voor | |
[pagina 31]
| |
goed uit het zicht te zijn verdwenenGa naar voetnoot(59). De Vlaamse hervormingen, die sedertdien waren bereikt, werden als bij stoten en zonder algemeen plan naar voren gebracht. Het zag eruit alsof nog lang op deze weg zou worden voorgegaan. |
|