Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX Hij verjaagt, en pakt niet.PrentIn een duinlandschap loert, vanuit een hol, een fret naar een konijn dat tegen een gespannen net is aangelopen. Vanachter het duin kijkt een man, waarschijnlijk de jager, toe. Hij draagt een muts met een bontrand. In de verte lopen vier mensen. Verder is er een dak van een huis en een torenspits te zien.
Gesigneerd linksonder: js.
Afmeting: 12,2 × 12,2 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.A.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.A.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Je hebt gewonnen hoewel je gepakt bent, allerliefst meisje,
want het was je wens gepakt te worden om niet gepakt te worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.A.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.A.4
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
behaalt geen enkele winst: een ander doet er zijn voordeel mee en u zit met lege handen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.4.a
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.B.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.4
| |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
is.Ga naar eind15 Prediker 5:12 zegt: ‘Er is een andere, ernstige zwakheid die ik gezien heb onder de zon: rijkdom, bewaard tot het onheil van de bezitter; rijkdom gaat immers in zeer grote ellende ten onder. Zoals de bezitter naakt uit de moederschoot gekomen is, zo zal hij terugkeren en hij zal niets van zijn inspanning meenemen. Wat baat het hem dus, dat hij zich heeft afgetobd voor de wind, al de dagen van zijn leven?’Ga naar eind16 ‘Ik weet’, zegt dezelfde in hoofdstuk 3:12, ‘dat er niets beters is dan zich te verheugen en goed te doen in zijn gehele leven; dat is dan immers een gave van God.’Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||||||||
XXX.C.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||
CommentaarZoals ook bij enkele andere emblemen in de Sinne- en minnebeelden het geval is, blijkt Cats zich hier op een embleem van Joachim Camerarius te hebben geïnspireerd. Onder het motto ‘Undique insidiae’ (Altijd dreigt er gevaar) jaagt in de bundel Symbolorum et emblematum ex animalibus quadrupedibus een man met behulp van een fret aan een lijn op konijnen; zijn buit ligt op de voorgrond (afb. 30.1). In het onderschrift stelt Camerarius de retorische vraag: Wie kan hopen dat hij veilig is voor hinderlagen?Ga naar eind18 Sprekend over de konijnen die de wortels van planten opeten op en rondom Iberia, beschrijft Strabo reeds in zijn Geographica hoe men destijds een oplossing voor dit probleem vond: ‘Zij maken gebruik van speciaal gefokte Libische fretten die ze muilkorven en in de holen loslaten. De fretten krabben met hun klauwen alle konijnen die ze gevangen hebben naar buiten, of anders dwingen ze de konijnen naar buiten te vluchten waar mannen, die zich hebben opgesteld voor het gat, ze vangen als ze uit hun holen gedreven worden.’Ga naar eind19 Ook Plinius vermeldt de bijzondere populariteit van de fret bij de konijnejacht. Met het woord fretteren wordt het jagen met deze dieren aangeduid; de periode september tot het einde van februari beschouwt men hiervoor als de beste tijd, vooral bij triest weer omdat de meeste konijnen zich dan in hun holen bevinden.Ga naar eind20 In zijn eerste toepassing vergelijkt Cats de drie partijen van de jacht, degene die jaagt, de prooi en de ontvanger van de buit met een situatie binnen de vrijerij. Een minnaar, die meer dan eens is afgewezen, kan zijn beminde toch nog krijgen wanneer zijn boerse rivaal - een dommige sul die weliswaar in de smaak | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
valt bij de moeder - het angstig geworden meisje opjaagt en haar bij zijn concurrent-minnaar in de armen speelt.Ga naar eind21 Vervolgens verschuift het perspectief naar de alchemie. Die kunst mag dan wel nuttige zaken opdiepen, maar terwijl anderen er voordeel uit halen, blijft de zoeker zelf berooid achter. Cats uit hier kritiek op de geldverslindende bezigheden die de alchemist inclusief zijn gezin tot de armoede brengen. De laatste uitleg heeft betrekking op de mens die zich, vol zorgen, uitslooft om voordeel na te jagen. Hij zou zich moeten realiseren dat een dergelijke jacht naar aardse zaken zinloos is; anderen gaan op de buit zitten azen en aan het eind van het leven valt er toch niets mee te nemen. De werkelijke, dat wil zeggen onvergankelijke, beloningen zijn immers niet hier maar elders te vinden. Een waardige geest richt zich daarom ook op het hogere.Ga naar eind22 Cats stond met zijn oordeel over de alchemie niet alleen. Ook in de prentkunst werden de desastreuze gevolgen van de werkzaamheden van de alchemist weergegeven. Van omstreeks 1558-1559 is de door Pieter Bruegel de Oude ontworpen voorstelling De alchemist, waarschijnlijk door Philips Galle gegraveerd. In een wanordelijk vertrek is de alchemist, een man met een verwarde haardos, bezig met het verwarmen van een smeltkroes. Zijn vrouw bemerkt dat haar opgehouden hand, hoe ze haar beurs ook schudt, leeg blijft en hun kinderen treffen een lege provisiekast aan. De toekomstige staat van het gezin is zichtbaar in een doorkijk waar de alchemist met vrouw en kinderen in het armenhuis belandt. De prent bevat verder een woordspeling op zijn professie: de kopregel boven een boek dat een man zit te bestuderen, luidt ‘Alghe mist’.Ga naar eind23 Onder het motto ‘Paupertatem alius fugit, ast hic advocat ipsam’ (De één vlucht voor de armoede, maar de ander roept haar op) verwerkte Theodor de Bry ditzelfde thema in zijn Emblemata secularia uit 1611 (afb. 30.2). De prent (naar een ontwerp van Maerten de Vos) en de Duitse, Franse en Nederlandse bijschriften geven ook precies die strekking weer die Cats aan het alchemistenbedrijf zou verbinden. Het derde onderschrift luidt: Van den Alcomist.
Den Alcomist, seer veel verquist, aen goet en tyt
Ghelt, goet, en schat, heeft hy ghehat, maer ist nu quyt.
Hy vint int vier, gans niet een sier, dan syn bederven
In d'eynde dan, moet hy arm Man, int gasthuys sterven.Ga naar eind24
Verrassend in verband met de tweede duiding van Cats, is dezelfde combinatie die Steffan Michelspracher kort daarvoor had gegeven van het fretteren en de alchemie. Op één van de vier illustraties in de Cabala, Spiegel der Kunst und Natur: in Alchymia laat de derde gravure, getiteld ‘Coniunctio’, de zeven treden van de initiatie zien die de adept dient te beklimmen (afb. 30.3). Daartoe moet hij kennis hebben van de Materia Prima, het volgende axioma indachtig: ‘Bezoek het binnenste van de aarde en door te destilleren zul je de verborgen, ware medicinale steen vinden.’Ga naar eind25 Zoals het konijn gefretteerd moet worden, moet de alchemist op zoek naar de Materia Prima. De jacht met de fret dient in deze, in 1616 verschenen Cabala, te worden opgevat als een symbool van het zoeken naar de oerstof van de steen, ook wel vitriool genoemd, waarbij de geblinddoekte man op de voorgrond de onwetende verbeeldt.Ga naar eind26 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het thema van de frettenjacht werd vaker uitgebeeld. Het komt voor in dertiende-eeuwse bestiaria, en bijvoorbeeld op het tapijt Boeren die met fretten op konijnen jagen (Glasgow, Burrell Collection) dat mogelijk is vervaardigd in het atelier van Pasquier Grenier te Tournai (ca. 1450-1475). Hier is een voorbereiding voor een konijnejacht voorgesteld. De fretten worden uit hun kooitjes gehaald en een pin wordt gewet. Intussen leggen jagers netten over de holen en houden ze de honden in bedwang. Ook het Roi-Modushandschrift uit de eerste helft van de vijftiende eeuw (Berlijn, Kupferstichkabinett) toont in een miniatuur hoe een jager de techniek succesvol aanwendt om de konijnen te vangen (afb. 30.4).Ga naar eind27 Het verhaal over de begrafenis van Saladinus dat Cats aanhaalt, werd verbeeld in Le miroir qui ne flate point van Jean Puget de la Serre (afb. 30.5). In de banderolle op de prent staat: ‘Le Grand Saladin Dompteur de Lasie et monarque de Lorient, n'emporte dans le tombeau que cete chemise que vous voyes apres tant de victoires’, en eronder: ‘Saladini, Dompteur de lasie faict crier a Son de trompe au milieu de Son Armee quil n'emportoit en mourant q'une Chemise pour Recompense de Toutes Ses Victoires.’ Cornelis Galle ii (1615-1678) graveerde de prent naar een ontwerp van Nicolaes van der Horst (1587-1646).Ga naar eind28 | |||||||||||||||||||||||||||||||
Bewerking en navolging
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|