Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII Minnaars voeden zich met [leven van] rook.PrentEen man zit op een driepotige kruk pijp te roken. Met zijn ene hand houdt hij zijn pijp vast, de andere rust op de leuning van een stoel. Cupido die komt aanlopen, heeft een rolletje gesponnen tabak onder zijn rechterarm en in zijn linkerhand draagt hij drie Nederlandse kleipijpen, gouwenaars genoemd; de man rookt zo'n gouwenaar.Ga naar eind1 De spullen op tafel bestaan uit een bord, een kerfmes, een eivormige tabaksdoos, een beker en een tinnen kan. Rechts hangt een weggeslagen gordijn en achter in de kamer staat een deken-, linnen-, of kleerkist.Ga naar eind2 Door de openstaande deur zijn in de achtergrond een brug, bosschages en twee torens zichtbaar.
Gesigneerd onder in het midden: js.
Afmeting: 12,5 × 12,4 cm. De plaat is (ook in andere exemplaren) rechts van de pluim tabaksrook beschadigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.A.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.A.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.A.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.A.4.a
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.A.4.b
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelijck de krekels doen, die in de bloemkens sweven
En by den soeten dau, en 't nat des hemels leven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.4.a
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.4.b
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij hem op. Men zou de plank niet misslaan als men dit vergeleek met de intriges van het hofleven; daarin komen veel dingen voor die schijnbaar vriendelijk en groots zijn, terwijl ze in werkelijkheid niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk zijn. Dikwijls zal iemand daar, in het openbaar geprezen (om daardoor minder op zijn hoede, bedrogen te kunnen worden), door stiekeme beschuldigingen gesmaad, ook al is hij voor alles op zijn hoede, toch door de schone schijn getroffen worden, zegt Tacitus, die zeer goed op de hoogte is van hofintriges.Ga naar eind14 De fabels vertellen dat de haas enthousiast door het vosje geprezen werd ten overstaan van de leeuw, maar dan wel met betrekking tot zijn malse en heerlijke vlees. Deze lof werd voor het trillende dier spoedig zijn ondergang.Ga naar eind15 Zo'n
bedrog heerst
aan het verheven hof.Ga naar eind16
Hetgeen dus waar is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.B.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hagedis doet zich tegoed aan wind, de krekel aan dauw;
en toch springt de één in de bossen en tsjirpt de ander.
5[regelnummer]
Hoe rustig is iemand die tevreden is met eenvoudig voedsel!
Aangebrande rapen hebben triomferende mannen gevoed.Ga naar eind19
Je moet niet je bezit vermeerderen, maar je begeerte verminderen,
als je je geest met genoegens wilt verzadigen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.4.a
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.4.bSpreuken 27:7, ‘Aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.C.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CommentaarOp het roken van tabak, aan het begin van de zeventiende eeuw een nog tamelijk nieuw verschijnsel, werd ook destijds al zeer uiteenlopend gereageerd. Sommigen schreven er medicinale krachten aan toe en maakten gedichten waarin het heilzame karakter ervan werd geprezen, terwijl anderen het roken verwierpen als een schadelijk bedwelmend middel en het gelijkstelden met overmatig drankgebruik. Volgens de arts Johan van Beverwijck kon het ook de honger verdrijven. Dat Cats speciaal spreekt over rokende zeelui, zal samenhangen met het feit dat de matrozen op hun reizen naar Amerika voor het eerst in contact waren gekomen met tabak.Ga naar eind27 Allereerst stelt Cats in het embleem de minnegod als handelaar in rookwaren voor. Het roken lijkt aangenaam maar wie goed kijkt ziet dat rokers dikwijls zitten te huilen vanwege de prikkelende rook. Zo is het, aldus de amoureuze uitleg, ook met de liefde: zij oogt zo aardig maar het kan zijn dat je uiteindelijk niets bestendigs overhoudt. De tweede interpretatie verplaatst de aandacht naar het hofleven. Hier zijn de gunsten die men krijgt ook even vluchtig als rook, reden waarom men het hof maar beter kan mijden. Cats kan bij zijn omschrijving gedacht hebben aan het spreekwoord ‘Fumos vendere’ (Rook verkopen) dat Erasmus in zijn Adagia geeft, of aan de in dat verband genoemde zegswijze van Martialis: ‘Vendere nec vanos circum Palatia fumos’ (Rondom het hof ijdele rook verkopen).Ga naar eind28 In zijn algemeenheid werd het verband tussen roken en ijdelheid in de zeventiende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw wel vaker gelegd.Ga naar eind29 De moraal die aan de roker wordt gekoppeld, is dat schijn bedriegt en de uitleg in proza verhaalt nogmaals over de vermakelijke aanblik die een figuurblazende roker biedt. Iemand die er ooit bij heeft gestaan weet echter dat de rook binnen de kortste keren blijkt te stinken en de ogen erdoor geïrriteerd raken. In de derde, religieuze uitleg ligt de nadruk op de matigheid. De mens moet geen stoffelijke zaken najagen, hij kan maar beter bidden ter beteugeling van zijn begeerten en tevreden zijn met weinig, zoals de roker tevreden is met zijn pijp. Hier krijgt de pijproker dus een positieve betekenis omdat hij functioneert als beeld voor de mens die leeft met wat God hem aanreikt. Een aantal bijbelverwijzingen ondersteunt dit pleidooi voor de soberheid en het afzien van één van de hoofdzonden, de ‘Gula’ (gulzigheid).Ga naar eind30 Cats doet observaties waarbij hij ervan uitgaat dat meerdere mensen die doen; tot twee keer toe zegt hij: ‘Wie en sieter niet met een verwonderende vermakelickheyt’, en: ‘Wie en sieter niet, met gelijcke bedenckinge, der schameler luyden kinderkens dunnekens gekleet.’ Door zich zo direct tot de lezer te richten en te stellen dat wat beweerd wordt voor iedereen herkenbaar is, vergroot de dichter de betrokkenheid van de lezer en haalt hij hem over zijn zienswijze te delen. In het proza redeneert Cats als een ware emblematicus: ‘Dit soude misschien niet qualijcken passen op soodanige hoofsche streken, die nu en dan in den schijn wel soo wat aensienlijck, ende oock vriendelick haer laten aensien, maer eyndelick in der daet niet alleenlijck ydel ende beuselachtich, maer oock gantsch schadelijck werden bevonden.’ Hij zegt hier dus dat men, als men wil, de voorstelling van zo'n tafereel, zo'n alledaags moment als dit, op kan vatten als symbool voor het hof waar alles mooi en leuk lijkt, maar bedrogen is voor men het weet. Aan de hand van dit klassiek spreekwoordelijke bedrog aan de hoven (dat en passant ook nog eens in verband wordt gebracht met het dierenbedrog uit de fabel), verruimt Cats de interpretatie. Het spreekwoord ‘Iong hovelingh, out schoveling’ dat zowel Roemer Visscher als Johan de Brune emblematisch hebben verwerkt, staat in direct verband met deze toepassing; als variant bedacht De Brune: ‘Huyden hovelingh, morgen verschovelingh’.Ga naar eind31 Een indringende roker, aan zijn muts te zien een matroos of schipper, had Roemer Visscher reeds in 1614 onder het motto ‘Veeltijdts wat nieuws, selden wat goets’ opgenomen in zijn bundel Sinnepoppen (afb. 13.1). De inzet van Cats' tweede uitleg sluit bij Visschers bijschrift aan. Ook hij spreekt immers zijn twijfel uit over het genot van het roken en zegt dat de mens zich door zijn nieuwsgierigheid van alles wijs laat maken: ‘Nu zy soo volkomen houden, dat de roock van Toeback een lecker dingh is: datse segghen dat zy goet ende medicinael is, om veelderley kranckheden te ghenesen, dat mochte wesen: maer dat het smaeckelijck is, geloof ick ende Paep nimmermeer.’Ga naar eind32 Amor is vaker in de weer met rokertjes, zoals een anonieme kopergravure laat zien. Cupido, heimelijk met een vinger op de lippen, ontbrandt met behulp van zijn liefdesfakkel de lange pijp van een dromerige dame (afb. 13.2).Ga naar eind33 Een afbeelding van een rook- en drinkgelag met aan de muur voorstellingen met betrekking tot het roken komt voor in Dirck Pietersz Pers' Bacchus wonder-werken (afb. 13.3). Op deze prent zijn allerlei (lichamelijke) gevolgen van het roken (en drinken) onverbloemd uitgebeeld.Ga naar eind34 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een bewerking van Cats' embleem is onder het gelijkluidende motto ‘Fumos vendit Amor’ terug te vinden in de bundel Amoris divini et humani antipathia, gedrukt te Antwerpen in 1629 (afb. 13.4). Nu is het Cupido zelf die met zijn liefdestoorts in de hand rookt, terwijl hij gekluisterd op de wereldbol zit; hij dient dan ook meteen als beeld voor de dwaze minnaar die zich voedt met rook en zich verbindt aan aardse, ijdele goederen. Een andere figuur heeft intussen de rol van handelaar op zich genomen. Een nieuwe verschuiving toont de embleemprent in het door Johannes van Vloten uitgegeven Verzameld werk van Cats uit 1862. Op deze staalgravure is Cupido nu als decoratie voorgesteld, gezeten op een wijnvat midden in een café (afb. 13.5). Er lijkt een overeenkomst te bestaan met de aanprijzende rol die Cupido op de dertiende embleemprent bij Cats speelt, en een overgeleverd zeventiende-eeuws toonbankbeeldje van een negertje met tabaksbladen en drie Goudse pijpen.Ga naar eind35 Tijdens een recente restauratie is gebleken dat het oorspronkelijke indiaantje - dat later, toen de import van tabak zich had verplaatst, is overgeschilderd tot moriaan - alleen tabaksbladeren droeg. Wanneer de pijpen aan het ventje zijn toegevoegd, is niet bekend. Daarnaast zijn er voorbeelden van zeventiende-eeuwse tegeltjes waarop Cupido met rookwaar in de weer is. Hoogstwaarschijnlijk gaat de iconografie ervan terug op Cats' embleemprent (afb. 13.6).Ga naar eind36 In de achthonderd stadsgezichten, opgenomen in de Thesaurus philo-politicus (later Sciographia cosmica) van Daniel Meisner, zijn verrassende verwerkingen van embleemprenten terechtgekomen. De serie, eerst in Frankfurt tussen 1625-1626 en 1627-1631, daarna in Nürnberg tussen 1638-1642 uitgegeven, bevat onder meer vele bewerkingen van Roemer Visschers Sinnepoppen. De enige navolging van een pictura uit Cats is de roker (inclusief het eerste Latijnse motto), voorgesteld op het voorplan van het gezicht op slot Starckenberg (afb. 13.7), in de buurt van de stad Heppenheim aan de Bergstrasse (ook wel ‘Strada Montana’ genoemd; de smalle strook land tussen Heidelberg en Darmstadt). Het Latijnse onderschrift luidt: ‘Fumo vivit amans, est fumus forma puellae, Et fumus iuvenum corda dolore premit’ (De verliefde leeft van rook, de schoonheid van een meisje is rook, en rook maakt de jongensharten verdrietig); en het Duitse: Gleich wie ein grosser Rauch vergeht
Vom starcken Wind, und nicht besteht,
Also die Venus lieb thut schwebn,
Im Rauch und Windt, in diesem lebn.Ga naar eind37
Cats' dertiende embleem is meer dan eens gebruikt om voorstellingen van rokers in de beeldende kunst van de zeventiende eeuw mee te duiden. Zo is de uitdrukking op het gezicht van een jonge man op een schilderij van Pieter Codde (gedateerd rond 1628) omschreven als ‘tevreden met weinig’, gekoppeld aan het bescheiden huisraad. De stoel, de tafel en de aangename tabak zouden dan tot uitdrukking brengen dat weinig al voldoening schenkt in een sober, contemplatief leven. Wat telkens weer opvalt, is dat men bij de interpretatie van schilderijen met overeenkomstige motieven één van de drie toepassingen van Cats isoleert, in dit geval de derde uitleg met de goedkeurende reactie.Ga naar eind38 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bewerking en navolging
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|