| |
| |
| |
XI Een zachte peer valt al vanzelf.
Prent
Vanuit een wolk blaast een wind, in antropomorfe gedaante, tegen een appelboom. Sommige appels hangen nog in de boom, andere vallen eruit of liggen tussen een paar afgewaaide takken op de grond. Half in de schaduw van de boom is Cupido op zijn knieën bezig de appels op te rapen met naast hem zijn boog en pijlkoker. Links op de achtergrond staat een huis met bijgebouwen, rechts loopt een landweg (waarlangs enkele paaltjes); er staan bovendien enkele schuren. In het midden tussen bomen en bossen is een houten poortgebouw te zien, aan één kant onderstut met een schoor.
Middenonder de initialen js.
Afmeting: 12,3 × 12,3 cm.
| |
XI.A.1
motto |
Spreekwoord: ‘Als het appeltje rijp is, valt het vanzelf’, voor: alles gebeurt op zijn tijd, men moet zijn tijd afwachten (wnt ii, 1, 552). |
1 |
met korte swieren: binnen korte tijd, of: zonder al te veel omhaal |
2 |
dieren: meisjes |
3 |
op een spronck: resoluut |
4 |
daer: in zo'n geval (vgl. r. 1-2) |
6 |
u lief: uw meisje |
|
vlugghe: huwbare, rijpe (wnt xxi, 2512-2513). Vgl. a.2, r. 3. |
7-8 |
Vgl. de commentaar en het onderschrift op een zeventiende-eeuwse prent met een vrijsterboom (een boom die vol hangt met vrijlustige meisjes) dat besluit met de - waarschijnlijk op Cats gebaseerde - regels: |
't Geen te jong is laat dat rijpen,
Kiest een vryster op haar tijt,
Die na groene peeren grypen,
| |
XI.A.2
Een zachte peer valt al vanzelf.Ga naar eind2
Als je ernstig gemoed terugschrikt voor een langdurige verkering,
als je graag het witte eindpunt van het huwelijk ziet,
zorg er dan voor dat je een meisje bemint dat door een huwbare zuster op de hielen gezeten wordt.
| |
| |
Dat zie je toch wel? Loof komt tot wasdom als loof het opdrijft.
5[regelnummer]
Laat zij je vriendin zijn, voor wie de gevorderde leeftijd oprukt:
geloof me, de tijd bepleit de zaak van de minnaar.
Zachte peren vallen vanzelf, onrijpe peren blijven steviger aan de tak zitten:
een druif die nog groen is, pluk je niet zo gemakkelijk. Ga naar eind3
| |
XI.A.3
Groen fruit valt niet gemakkelijk.
Minnaar, als je niet wilt smachten in een langdurige hartstocht, richt dan je liefde op één of andere rijpe vrouw. Ziet men in de boomgaardGa naar eind4 niet dat rijp fruit zo in de hand valt en dat men aan te groen fruit vaak vergeefs trekt?
| |
XI.A.4.a
Horatius, Ode, II, V, 9-10, 13, 15-16.
weldra zal zij u volgen, weldra zal dan Lalage
met een schaamteloze blik uitzien naar een echtgenoot. Ga naar eind5
| |
XI.A.4.b
De eerste regel is mogelijk van Cats zelf; de tweede is een variatie op Vergilius, Georgica, III, 267.
Aan de vroege en tot volwassenheid komende jaren heeft
| |
XI.A.4.c
Tertullianus, De virginibus velandis, XI, 5.
Iets wrangs is een onrijpe maagd.Ga naar eind7
| |
XI.B.1
motto |
haest gherooft: gemakkelijk gestolen (geplukt); het kan ook betekenen: gemakkelijk ontroofd (door de Dood); wnt xiii, 1367. Vgl. ook r. 5-8. |
4 |
scheyt: laat los |
|
van stonden aen: onmiddellijk |
5-6 |
wanneer ... ziel: wanneer zijn laatste, krampachtige bewegingen en trekkingen hem benauwen, met andere woorden: wanneer hij in doodsangst is. Vgl. wnt xvi, 288, dp. |
8 |
Vgl. wnt xii, i, 888 - evenals de commentaar - voor de vergelijking van het levenseinde met het vallen van een peer. |
| |
XI.B.2
De mens is gelijk een appel.Ga naar eind8
Appels die omstreeks de herfst de takken doen doorbuigen door hun last,
vallen al in de manden wanneer ze maar nauwelijks met een vinger aangeraakt zijn:
maar de ruwe boerin schudt de hele moederboom heen en weer,
5[regelnummer]
Pas na veel wonden maakt de overwachte dood de zich hevig verzettende ziel los,
wanneer hij het gemunt heeft op baardeloze wangen.
Maar de Schikgodin hoeft maar even de levensdraad van een bevende oude man
aan te raken, en hij glijdt meteen zijn graf in.
| |
| |
| |
XI.B.3
Een oude man is als een rijpe appel.
Wil je zien op welke wijze mensen sterven? Kijk dan naar een gaard waarin men appels plukt. Het fruit zit vast aan de tak zolang het groen is, terwijl de rijpe appel bij het geringste zuchtje wind valt.
| |
XI.B.4
Cicero, De senectute, XIX, 71.
‘Jonge mensen sterven volgens mij op dezelfde manier als een sterke vlam waarop men opeens water giet, oude mensen daaerentegen zoals een vlam die vanzelf dooft, opgebrand en zonder het gebruik van enig geweld. Vergelijk maar met vruchten, die je met geweldGa naar eind10 moet plukken zolang ze nog onrijp zijn, maar die vanzelf afvallen als ze volgroeid en zacht zijn geworden. Op dezelfde manier wordt jong leven door geweld weggenomen, het leven van ouderen door rijpheid.’Ga naar eind11
| |
XI.B.5
Een rijpe valt al vanzelf.Ga naar eind12
Mij dunkt dat het passend is hier een Franse uitdrukking aan te wenden, waarvan de Heer Du Vair melding maakt in zijn tractaat over de verhandelingen van Epictetus (uit genegenheid voor hem zal ik voor deze keer Frans spreken). Een mens is als een appel, zegt hij, en hij voegt er deze versregels aan toe:
Onze lichamen, als vruchten hangend aan bomen,
Dus is de mens in wijze van sterven, niet ongelijk een appel. Het komt me voor dat de aangehaalde vergelijking passend en levendig is om de wijze van sterven uit te drukken zowel voor een krachtige jongeling die nog in de bloei van zijn jeugd is, als voor een man op leeftijd die reeds naar de grond gebogen loopt. Alles wat overeenkomstig de natuur gebeurt, zegt de filosoof, moet onder de goede dingen gerekend worden.Ga naar eind14 Maar alles wat ons tegen de loop van de natuur overkomt, is normaal gesproken onaangenaam. Het lijkt erop dat Cicero deze zelfde manier van spreken, waarvan hij zich in zijn boek over de ouderdom bedient, heeft overgenomen van Epictetus, maar in puntiger en verhevener taal.Ga naar eind15 Hoor dus deze
grote redenaar in zijn eigen taal spreken: [in het citaat onder b.4].
| |
XI.B.6
4 |
lijckwel: evenwel |
5 |
Epicteti: van Epictetus. Zie noot 13. |
8 |
werwaerts [...] heenen: waarheen |
12 |
sick: (neven)vorm van het wederkerend voornaamwoord ‘zich’. Over deze vorm: Weijnen, 49, § 51; evenals Hermkens en Van de Ketterij 1980, 95, § 2.4. |
13-14 |
druypen ... henen: vallen daar vanzelf af (wnt iii, ii en iii, 3481, 2, dp) |
| |
XI.C.1
motto |
Filippensen 1:23, ‘Hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste.’ Vgl. ook c.5, r. 9: cupio ... Christo, evenals embleem xxvii.c.4.c. |
3 |
vaste peyl: stellig teken (wnt xii, i, 930, dp; wnt xviii, 651, a, 2, 14) |
|
wranghen: onrijpe |
| |
| |
4 |
even: juist |
5 |
de bleecke doot: Ook Horatius heeft het over de bleke dood, de ‘pallida Mors’ (Ode, i, iv, 13). Vgl. verder wnt iii, ii en iii, 2835; wnt ii, ii, 2815; en Ripa 1644, 93-94a, 343b. Dit epitheton ook in embleem xlvi.b.1, r. 4. |
6 |
strevigh: weerbarstig, weerstrevig |
8 |
wranghe sucht: hardnekkige ijver [om het leven te behouden] |
| |
XI.C.2
Wat onrijp is, is ook vasthoudend.
Wanneer de tuinman de geschenken van de bevloeide tuin Ga naar eind16 verzamelt,
geeft de boom vanzelf royaal de last prijs als deze rijp is:
als enkele appels zich tegen deze wet verzetten en aan de vasthoudende takken blijven zitten,
zullen ze ongetwijfeld slecht van smaak zijn.
5[regelnummer]
Wanneer de dood met begerige handen de lichamen van de mensen wegrukt,
zegt een verstandig man: Ga niet zo woest tekeer! wij zullen uit eigen beweging volgen.
Wie ontkent dat hij weggerukt kan worden en zich tegen God verzet,
vertoont, ach, de kenmerken van een onrijp hart.
| |
XI.C.3
Ecclesiasticus (Jezus Sirach) 41:4, Vrees het oordeel des doods niet.Ga naar eind17
De appel blijft stevig aan de tak vastzitten wanneer hij nog niet rijp is; het fruit, zacht om te eten, laat zich gemakkelijk plukken. Wie zich tegen het lot verzet en bang is voor de dood, laat merken dat de gesteldheid van zijn gemoed niet in orde is.Ga naar eind18
| |
XI.C.4.a
Seneca, Epistulae morales, XXVI, 4.
‘Wat is een betere manier van heengaan dan langzaam naar zijn einde weg te glijden omdat de natuur ons loslaat? Geleidelijk afgevoerd worden is de zachte weg.’Ga naar eind19
| |
XI.C.4.b
Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, XXV, ex capite 10, 28.Ga naar eind20
De dood is een onontkoombaar geschenk van de al bedorven natuur, waarvoor men niet moet vluchten, maar die men veeleer moet omarmen, zodat wat onontkoombare toekomst is, vrijwillig aanvaard wordt.
| |
XI.C.4.c
Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, XXV, ex capite 10, 28.Ga naar eind21
Laten we God ten geschenke geven, wat we als schuld moeten inlossen.
| |
XI.C.5
Wat onrijp is, is ook vasthoudend.
Men hoeft een wilde vogel die in een kooi opgesloten zit niet te verdrijven of tot vertrek te dwingen, want zodra de kooi geopend is, vliegt hij meteen het vrije veld in. Wij, ongelukkige stervelingen, zijn in de kerker van het lichaam opgesloten.Ga naar eind22 God ontsluit voor ons de zuivere en open lucht in de dood. Waarom blijven wij staan? Wanneer van ons het veergeld geeist wordt, is dat
| |
| |
toch een teken dat wij in veilige haven zijn?Ga naar eind23 We zien iedere dag de zon opkomen en ondergaan en dit maakt ons niet ongerust, omdat we eraan gewend zijn en deze kringloop van de natuur kennen. Waarom denken we dan niet hetzelfde over leven en dood? Wat is ook maar ergens aangenamer dan met een gerust hart met Simeon te kunnen zeggen: Nu laat uw dienstknecht gaan, HeerGa naar eind24 of met Paulus: Ik verlang ernaar ontbonden te worden en met Christus te zijn?Ga naar eind25 Maar uit afkeer van het leven de dood te wensen, omdat we tegenslag ondervinden naar lichaam of geest, zou noch moedig, noch aanbevelenswaardig zijn.Ga naar eind26 ‘Het is even laf niet te willen sterven wanneer de situatie daartoe dwingt als te willen sterven wanneer dat niet nodig is’, zegt Josephus.Ga naar eind27 Welaan dan, christenmens, laat het verdriet niet zo groot zijn dat het u in de dood drijft voor het uw tijd is te sterven, en laat de zucht naar genot niet zo groot zijn dat zij u vasthoudt wanneer het uw tijd is om te sterven. Dit leven wordt niet weggerukt, maar onderbroken om teruggegeven te worden voor een beter leven, de geest wordt niet vernietigd maar naar zekerder dingen gezonden.
| |
XI.C.6
1 |
hutte: kooi (wnt vi, 1329, 4, c, dp, hapax) |
2 |
de selve: Nl. hutte (r. 1). |
2-3 |
sal ... ghenoech: zal hij zeker van zelf |
4 |
muyte: vogelkooi (een muite is ook een gevangenis, wnt ix, 1215) |
5 |
desen kercker: Nl. het lichaam (r. 3). Vgl. noot 22. |
3-6 |
Wy ... komt: Vgl. Psalm 124:7, ‘Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit de strik van de vogelvangers.’ |
6 |
veerschat: Zie noot 23. |
7 |
daer ... poochden: waarheen wij op weg waren (n.l. de hemel) |
9 |
ghemeenen: gewone |
11 |
met vollen mont: volmondig |
12 |
Simeon: De woorden van de oude Simeon, de rechtvaardige en godvrezende man die de jonge Christus zegende toen Hij werd opgedragen in de Tempel; zie noot 24. |
|
Paulo: Zie noot 25 voor deze woorden van Paulus. |
14 |
Door: Vanwege |
16 |
waert noch kloeckmoedelijck: zou het noch teken van geestelijke kracht zijn |
17-18 |
en [...] en: zowel... als |
21 |
eerselen: terugdeinzen |
22-23 |
Ons ... herstelt: Vgl. voor deze gedachte van het vernieuwen van lichaam en geest o.a. 1 Corinthiërs 15, i.h.b. vs. 40-58; verder 1 Thessalonicensen 5:19. |
| |
Commentaar
Zoals rijp fruit zich moeiteloos losmaakt en laat plukken, dienen jongelui bij het maken van de keuze van een meisje te letten op de mate waarin het volgroeid is: wanneer je bij een te jong meisje begint met je vrijerij, staat je beslist een lange weg of tegenslag te wachten. Een rijpe, jonge vrouw daarentegen geeft niet alleen minder zorgen maar zal zich ook veel gemakkelijker gewonnen geven. Dat is het liefdesadvies dat Cats in eerste instantie verbindt aan de afgevallen appels die Cupido vergaart.
Vervolgens steunt de gehele tweede uitleg op de woorden van Cicero en Epictetus in de vergelijking tussen het afvallen van het fruit en het levenseinde van
| |
| |
de mens. Het plukken van het groene fruit gaat moeilijk, evenals de jonge mens weerstrevig is als hij vroegtijdig moet sterven; rijp fruit valt uit zichzelf en hetzelfde kan gezegd worden van de mens in zijn ouderdom: hij valt ‘natuurlijk’ en moeiteloos.Ga naar eind28 Pas in het tweede, Franse, gedicht is er een directe aansluiting van de tekst bij de prent: D'un petit chocq du vent la meure pomme chet.
Het afvallen van de vruchten en het sterven is in het godsdienstige deel uitgewerkt in de houding van de mens tegenover de dood. Het is niet goed naar de dood uit te zien, maar men moet er ook niet bevreesd voor zijn. De cyclus van leven en sterven is nu eenmaal eigen aan de loop van de door God gegeven natuur. De dood verlost de mens en biedt hem de weg ter eeuwige zaligheid. Daarom dient hij ervoor te zorgen dat hij er zich volkomen op heeft voorbereid.
Het hier tot embleem verwerkte motief komt meer dan eens voor in antieke Latijnse grafschriften. Bekend zijn onder andere:
De menselijke aangelegenheden zijn zoals ‘appels van de citroenboom’: of ze vallen rijp, of ze worden onrijp geplukt.
En:
Zoals appels die aan een boom hangen, zo zijn onze lichamen:
of ze vallen rijp, of ze vallen, te vroeg, groen terneer. Ga naar eind29
Enkele jaren voor Cats' Sinne- en minnebeelden was het thema ook door Denis Lebey de Batilly (Dionysius Lebeus-Batillius) in zijn Emblemata tot een embleem verwerkt. Onder het motto ‘Homo pomo similis, aut maturus cadit, aut si cito acerbus ruit’ (De mens is gelijk een appel: of hij valt rijp, of hij is, als hij te vroeg geplukt wordt, bitter), toont de vijfde embleemprent behalve een paartje waarvan de man een appel omhoog houdt, een man die een appel van een boom plukt, evenals een paartje op de achtergrond. Onder de boom ligt een aantal afgevallen appels (zie afb. 11.1).Ga naar eind30
Lijkt deze prent vanwege de paartjes te verwijzen naar de liefde, in de uitleg wordt ze nadrukkelijk geplaatst in een memento mori-kader. De duiding die Cats in zijn prozadeel geeft, vindt ook direct aansluiting bij Lebeus' commentaar, want dat gaat, aan de hand van precies hetzelfde Cicero-citaat, eveneens in op het onverwachte moment van sterven, gekoppeld aan de levensfasen van de mens.
Theodor de Bry had op een van de embleemprenten in zijn bundel Emblemata secularia de liefde wel onomwonden verbonden met een fruitboom. Op de pictura is te zien hoe enkele mannen met behulp van knotsen rijp fruit uit een boom proberen te gooien; het fruit bestaat hier evenwel uit jonge vrouwen die hun verkiezing, turend door de bladeren, afwachten. Eén is juist getroffen en valt naar beneden. Een wat oudere man kijkt welwillend toe (afb. 11.2). Het hier aangebrachte motto is maar voor één uitleg vatbaar: ‘Felices iuvenes, quibus haec est arbor in hortis’ (Gelukkig zijn de jongelingen die deze boom in hun tuin hebben staan). In het bijschrift wordt uitgenodigd de meisjes, nu aangeduid als rijpe pruimen, uit de maagdenboom te schudden:
Der jungfrawen Baum.
Auff diesem Baum, die Meidlein fein,
Gewachsen wie die Pflaumen seyn,
| |
| |
Begerstu ihrer, com herbey,
De appel, reeds in de oudheid het symbool van liefde en vruchtbaarheid, was niet alleen het attribuut van Venus maar ook van amoretten. Het kan zijn dat Cats vertrouwd is geweest met Philostratus' Imagines, i, 6 want hierin wordt een uitvoerige beeldbeschrijving gegeven van een speels kunstwerk - waarschijnlijk betreft het een reliëf - waaruit is op te maken hoe daarop amoretten in een tuin appels aan het verzamelen zijn. Terwijl de zoete geur van de appels de beschouwer tegemoet komt nodigen, aldus Philostratus, ‘gouden, rode en gele appels aan het eind van de takken de amoretten uit om ze te oogsten. De pijlkokers zijn versierd met goud en van goud zijn ook de pijlen die erin zitten.’
Appels worden over en weer gegooid, een teken dat de verliefdheid openbaar wordt; anderen gebruiken appels als doel om op te schieten, wat er op wijst dat ze hun liefdesverlangen op peil houden. De amorini zullen de eerste geoogste appels, samen met een haas die ze hebben gevangen, aanbieden aan Aphrodite.Ga naar eind32 Cats zou de beschrijving indirect gekend kunnen hebben via bijvoorbeeld Gyraldus, De deis gentium (Basel 1548); Cartari, Imagines deorum. (Lyon 1581) of Valerianus, Hieroglyphica (Basel 1575).Ga naar eind33 Verder zijn er ook voorbeelden in de prentkunst waaruit blijkt dat dit thema navolging vond. Op een gravure in de trant van L. Davent (naar Primaticcio) evenals op een ets in de trant van Despèches, beide uit de School van Fontainebleau, komt een appelrapende Amor voor. Sporen van deze iconografie zijn bovendien terug te vinden op Caritas-voorstellingen, zoals op het schilderij van Lucas Cranach de Jongere, getiteld Caritas.Ga naar eind34
In de Mignault-uitgave van Alciato's embleembundel komt de combinatie terug: op een van de prenten verschijnt Cupido bij een fruitboom. Hij draagt onder de ‘Cotonea’ een mand met kweeperen; Hymen, de god van het huwelijk, een bruiloftsfakkel in de hand, staat links van hem. Het onderschrift gaat in op de harmonie tussen pasgetrouwden onder verwijzing naar het verhaal over Solon die wilde dat aan een kersvers bruidspaar deze verleidelijke ‘Poma Cydonia’ zouden worden aangeboden (afb. 11.3).Ga naar eind35 Bewust of onbewust vindt de uitbeelding van Cats bij dit type voorstellingen aansluiting. Zowel bovengenoemde uitwerkingen als de aangehaalde citaten (van Tertullianus en met name die van Cicero) evenals de vergelijking van Epictetus (via Du Vair), kunnen hem de toepassingen hebben ingegeven van achtereenvolgens de rijpheid in de liefde als geschikte weg naar het huwelijk, de ouderdom die zo plotseling weggerukt kan worden en het gewillige, lijdzame sterven.
Een typische bewerking van Cats' elfde embleemprent heeft Goossen van Vreeswyk in De roode leeuw, of het sout der philosophen gegeven. Onder het kopje ‘Van de vruchten des lands’ gaat hij, terwijl hij verwijst naar vele bijbelplaatsen en het werk van Raymondus Lullus, in op de alchemistische betekenissen van de gemerkte onderdelen van de prent. Zo brengt hij de boomstam in verband met gecalcineerde wijn-steen, de appel met zwavel en het teken dat balanceert op het achterwerk van Cupido met Mercurius en ‘Quiksilver’ (afb. 11.4).Ga naar eind36
In de Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt kwam Cats nog eens terug op het plukken van fruit. Bij een ongeïllustreerd embleem nam hij de volgende omschrijving op: ‘Het beeldt moeste zijn een vryster die een porceleyne schotel met fruyten een vryer aanbiedt, de vryer sich van de vryster tot een fruyt-boom
| |
| |
keerende om selfs te plucken.’ Pas later werd de prent ook daadwerkelijk opgenomen. De peermetafoor dient hier als een aansporing voor een man in de liefde het initiatief te nemen, terwijl het meisje bescheidenheid en terughoudendheid sieren. Tevens gebruikt Cats in zijn Spiegel de peer in twee andere emblemen als beeld voor de eerbaarheid van de jonge vrouw. Het best en lekkerst is de peer, en dus de vrouw, als ze precies rijp genoeg is. Verder moet er moeite voor gedaan worden haar eigenhandig te plukken: als ze je in de schoot valt, is ze minder lekker en wie weet misschien ook al te rijp, zodat aan haar maagdelijkheid getwijfeld zou kunnen worden.Ga naar eind37
| |
Bewerking en navolging
Van Vreeswyk 1672, 91. |
Moral emblems 1862, 115. |
| |
Literatuur
Emblemata 1967, 179-181, en 232 appelboom met vruchten. |
H. Luijten, ‘“Swiren vol van leer, amblemsche wijs geduijt”. Een opmerkelijk zeventiende-eeuws poëzie-album van Gesina ter Borch.’ In: Bulletin van het Rijksmuseum 36 (1989), 315-342, i.h.b. 332-333, en afb. 14-16. |
Kent en versint 1989, 57-59, en afb. 63, 64a-b en 68. |
|
-
eind1
- In: Kent en versint 1989, 57 (afb. 64a). Al eerder had G.J. Boekenoogen op deze plaats gewezen, zie: ‘Waar de kinderen vandaan komen (vervolg).’ In: Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche folklore 22 (1911), 149. Latere ‘arbres d'amour’ ook in P.L. Duchartre en R. Saulnier, L'Imagerie populaire ... Paris 1925, 33-34, 77-78, en 205. Vgl. verder Cats' ‘Wie met appels vrijt, wort met klockhuysen geloont’, adw 1712, i, 564, b, en wnt vii, ii, 4240 (zonder toelichting).
-
eind2
- Mogelijk een variatie op Ovidius, Amores, II, XIV, 25: ‘Sponte fluant matura sua’ (Wat rijp is, valt uit zichzelf). Vgl. ook B.2, r. 4.
-
eind3
- Letterlijk: volgt niet de makkelijke hand. Deze omschrijving komt onder andere bij Ovidius voor (zie bijvoorbeeld Ars amatoria, i, 160). De laatste regel, een pentameter, zou een citaat kunnen zijn, maar een toespeling op de inzet van a.4.a is evengoed mogelijk.
-
eind4
- Ook destijds vormden fruitbedrijven een vertrouwd beeld. Al in de zestiende eeuw bestond onder meer in Brabant en Zeeland een bloeiende appelteelt die ook gericht was op export, vooral naar Engeland. Zie tent. cat. Beuckelaer 1986, 72.
-
eind5
- Vgl. de vertaling van Van de Laar 1987, 62. De naam Lalage komt vaak voor in liefdespoëzie en suggereert jeugdige opgewondenheid (R.G.M. Nisbet en M. Hubbard, A commentary on Horace: Odes, book i. Oxford 1970, 268; en: R.G.M. Nisbet en M. Hubbard, A commentary on Horace: Odes, book ii. Oxford 1978, 88).
-
eind6
- Een alternatieve vertaling is: ‘Venus zelf laat bij mensen in hun eerste en groeiende jaren de gedachte nog niet opkomen.’
-
eind7
- Het citaat gaat terug op het volgende fragment: ‘Et ideo penes Israelem illicitum est ad virum tradere nisi post contestatam sanguine maturitatem; ita ante hunc indicem acerba res est. Igitur si tamdiu virgo, quamdiu acerba est, desinit virginem, cum matura cognoscitur, et ut non virgo iam legi applicatur sicut et nuptiis.’ In: Opera. Ed. A. Kroymann en V. Bulhart. Wien 1957, iv, 95, r. 18-21 (csel lxxvi). De vertaling van H.U. Meyboom. Leiden 1931, 182 luidt: ‘Daarom ook is het bij Israël ongeoorloofd (haar) aan een man uit te leveren, tenzij dan na het getuigenis van rijpheid door bloed; zoozeer is zij vóór deze aanwijzing een onrijp ding. Indien zij dus zoo lang maagd is als zij onrijp is, heeft zij opgehouden maagd te zijn, wanneer zij als rijp erkend wordt. En in hoedanigheid van niét-maagd wordt op haar de wet toegepast, even goed als door huwelijken.’
-
eind8
- Zie B.5 voor de ontlening aan Guillaume du Vair (en indirect Epictetus). In de commentaar wordt een gelijkluidende regel bij Lebeus-Batillius aangehaald.
-
eind9
- De woorden acerba manu zijn mogelijk een variatie op Ovidius, Amores, ii, xiv, 24-25: ‘Quid [...] pomaque crudeli vellis acerba manu?’ (En waarom pluk je het onrijpe fruit hardhandig af?). Vgl. ook het motto boven a.2.
-
eind10
- Cicero heeft niet vi (met geweld), maar ‘vix’ (met moeite).
-
eind11
- Vert. Peters 1989, 52-53. De gedichten in deze afdeling zijn duidelijk op dit Cicero-fragment gebaseerd. Vgl. verder b.5, r. 12 ev. (Ciceron semble ...). Ook Langius geeft het citaat onder het lemma ‘Senectus’ (1203 a); de laatste regel had hij al eerder aangehaald onder ‘Adolescentia’ (24 b). Tevens geciteerd door Montaigne, Essais, iii, xiii (ed. Villey 1978, ii, 1102). Zie voor een aantal andere verwijzingen waar deze vergelijking wordt gebruikt Cicero, Cato Maior de senectute. Ed. J.G.F. Powell. Cambridge 1988, 244.
-
eind12
- Walther, 8, 378, nr. 38134l geeft: ‘Matura poma egerrime custodias’ (Je moet een rijpe appel pijnlijk goed bewaken).
-
eind13
- Zie [Guillaume du Vair], La philosophie morale des stoiques, avec le manuel d'Epictete. S.l. 1599 [Le manuel. S.l. 1598], in de afdeling ‘Les responces d'Epictete aux demandes de l'Empereur Adrian’, 45-46: ‘Qu'est-ce que l'homme? C'est comme une pomme.’ Guillaume du Vair of Duvair (1556-1621) was een Frans redenaar, moralist en wijsgeer. Zie over hem o.a.: Larousse, 6. Paris 1870, 1449, c en d.
De vergelijking gaat mogelijk terug op Epictetus, Diatribae, iv, viii, 35-40: ‘Ἄνϑρωπε, [...] Ὅυτως καρπὸς γίνεται· [...] Τοιου̂τον εἶ καὶ σὺ ϕυτάριον· ϑα̂ττον του̂ δέοντος ἥνϑηκας, ἀποκαύσει σε ὁ χειμών’ (Mens, dat is de wijze waarop fruit voortgebracht wordt [...]. Dat is het soort plant dat ook jij bent; je hebt te vroeg gebloeid, en de winter zal je volkomen te gronde richten). In: Arrian's discourses. Ed. W.A. Oldfather. London etc. 1928, ii, 388-389. Cats verwijst ook in zijn Spiegel uit 1632 twee keer naar het werk van Du Vair (iii, 77 en 123; adw 1712, i, 633 en 648).
-
eind14
- Cicero, De senectute, xix, 71; deze sententie staat bij Cicero net boven het citaat dat Cats onder b.4 aanhaalt. De formulering, die Cicero nogmaals geeft in De finibus bonorum et malorum, iv, 72 en v, 89 is door Antiochus herleid tot gedachten van Plato en Aristoteles. Zie ed. Powell 1988 (op. cit., noot 11), 243-244. Vgl. verder ook Seneca, Epistulae morales, cxviii, 12: ‘“Bonum est, quod secumdum naturam est.” Attende, quid dicam: quod bonum, est secundum naturam; non protinus quod secundum naturam est, etiam bonum est.’ In de vertaling van Verhoeven 1980, 469: ‘“Goed is wat in overeenstemming is met de natuur.” Let op wat ik zeg. Wat goed is, is in overeenstemming met de natuur. Wat in overeenstemming is met de natuur is daarom niet meteen ook goed.’
-
eind15
- In De senectute (Over de ouderdom) dus; het omgekeerde ligt vanzelfsprekend meer voor de hand: Epictetus leefde van (ca. 55-135 n.Chr.) en Cicero (106-43 v.Chr.).
-
eind16
- Over de hortus irrigus: Cato, De agri cultura, i, 7.
-
eind17
- In Bible 1610 staat ‘Ne crain’.
-
eind18
- Dat hij, in de woorden van Cats, geen bereyt ghemoet (c.6) heeft. De mauvais humeurs au coeurs, kunnen duiden op het feit dat de levenssappen (‘humores’) zich niet goed verhouden.
-
eind19
- Vert. Verhoeven 1980, 80.
-
eind20
- In: Opera omnia, VI. Paris 1862, 762 (PG LVI): ‘Quare non ante modicum in causa Dei cum gloria morimur, ut fiat voluntarium, quod futurum est necessarium, ut offeramus Deo pro munere, quod redditur a te pro debito?’ (Waarom sterven we niet, als het vroegtijdig is, in de zaak Gods met glorie, zodat vrijwillig wordt, wat een onontkoombare toekomst is, zodat we God als geschenk bieden, wat door u als schuld wordt ingelost?) Vgl. ed. Basel 1504, fol. LXXI. Cats geeft de formulering van Langius (846 A); ook de volgende regel, het citaat onder C.4.c, ontleende Cats aan deze tussenbron.
-
eind21
- In: Opera omnia, VI. Paris 1862, 762 (PG LVI). Cats haalt dit citaat, evenals het vorige, aan via Langius (846 A): in diens Polyanthea staat het direct nà het citaat dat Cats hier afzonderlijk onder C.4.b. geeft.
-
eind22
- Zie voor het vaker gebruikte beeld van het lichaaam, dat als de kerker van de ziel wordt voorgesteld (wnt vii, i, 2315-2317). Vgl. verder de betekenissen gevangenis én dierenkooi voor kerker.
-
eind23
- Een combinatie van een antiek en een christelijk motief: in de klassieke voorstelling vraagt de veerman Charon een penning (obool) om de schimmen der gestorvenen over de rivier de Styx te zetten (vgl. wdo 629-630 en wnt xviii, 1293, dp); tevens een verwijzing naar Psalm 107:30, het danklied der verlosten: ‘Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven van hun begeerte geleid heeft.’
-
eind25
- Vgl. ‘desiderium habens dissolvi et esse cum Christo’, Filippenzen 1:23. Ook als motto boven c.1.
-
eind26
- Dezelfde gedachte, aan de hand van uitspraken van Epicurus, in: Seneca, Epistulae morales, xxiv, 22-23.
-
eind27
- Vert. Meijer en Wes 1992, 286. Het citaat is afkomstig uit Flavius Josephus, Joodse oorlog, iii, 365: ‘Δειλὸς δὲ
ὁμοίως ὅ τε μὴ βουλόμενος ϑνήσκειν ὅταν δέῃ καὶ ὁ βουλόμενος, ὅταν μὴ δέῃ’, en komt letterlijk overeen met het Latijn in de editie Opera ... Frankfurt 1617, 697 (hier boek iii, hoofdstuk 14).
-
eind28
- Vgl. voor de symboliek van de boom, in samenhang met de levensboom: Schrijnen 1930-1933, i, 249 en O. Mazal, Der Baum. Ein Symbol des Lebens in der Buchmalerei. Graz 1988. Ook in het laatste embleem van Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt 1632, iii, (geheel achteraan, met aparte nummering), 14-16, formuleert Cats deze gedachte naar aanleiding van een prent met een fruitboom, onder het motto ‘Van thien niet een’:
De Boom is 't aertsche dal, de Vruchten sijn de menschen [...].
Hoe menigh jongelingh wort van de doot vertreden,
Schoon dat hy vrolick is, en van gesonde leden:
Hoe menigh jonk-gesel wert haestigh wechgeruckt,
Gelijck men met gewelt onrijpe vruchten pluckt.
adw 1712, i, 665-666. Vgl. voor een andere interpretatie met betrekking tot deze metafoor ook Cats' gedicht ‘Op 't afplucken van rijpe, en onrijpe Fruyten’ in Hof-gedachten (adw, 1712, ii, 357).
-
eind29
-
res hominum sic sunt ut citrea poma:
aut matura cadunt aut immatura leguntur.
En:
Quo modo mala in arbore pendent, sic corpora nostra:
aut matura cadunt aut cito acerba ruunt.
In: Carmina latina epigraphica. Ed. F. Buecheler. Vier dln. Leipzig 1895-1897, 11-1, 218, nr. 465b; 11-2, 703, nr. 1490, evenals 736, nr. 1543. Zie tevens: B. Lier, ‘Topica carminum sepulcralium latinorum.’ In: Philologus. Zeitschrift für das classische Altertum 62 (1903), 445-477 en 563-603, i.h.b. 583-584, § 29.
-
eind30
- Ed. Frankfurt am Main 1596, nr. v. Vgl. voor een ander appelembleem in deze Franse bundel ook nr. x en zie verder Emblemata 1967, 232.
-
eind31
- Ed. Oppenheim 1611, nr. 44; en al vroeger in de ed. Frankfurt am Main 1596, nr. 23. Zie voor andere, uiteenlopende voorbeelden: Kent en versint 1989, 57-59, en afb. 63 (een koekplank met het opschrift ‘Sy is ryp’), 64a-b en 68. Een parallel bevat Adriaen van de Vennes schilderijtje ‘Lente’ uit 1615 (J. Paul Getty Museum, Malibu, California) dat als thema de verlokkingen en gevangenschap van geliefden heeft: roekeloze, verliefde jongemannen duiken verkleed als narren vanuit bomen naar beneden waar ze opgevangen worden in netten; jonge vrouwen wachten zingend in een omheinde tuin af. Zie: Bol 1989, 22-24, afb. 9 (hier abusievelijk ‘Zomer’); Dawn of the Golden Age 1993, 270 en 655-657, cat. nr. 328.1.
-
eind32
- Philostratus, Imagines. Callistratus, Descriptions. Ed. A. Fairbanks. London etc. 1931, 21-29. Vgl. voor de symboliek ook Langlois 1584, 105r en Martinus Koning in zijn Lexicon hieroglyphicum (Koning 1722-1727, i, 117-120).
-
eind33
- Vgl. Tervarent 1958, 311-312. Valerianus, Hieroglyphica (ed. 1602, 634, d-e) verwijst voor de spreuk ‘Homo arbori similis’ naar Plato, en ook hij bespreekt het verband tussen Venus en de appel (577 a). Zie voor Cartari: Imagini delli dei degli antichi, ed. 1647, 261 en de afb. op 309. Vgl. ten slotte ook Porteman 1983, 144-145 naar aanleiding van het achterplan van embleemprent ii in Hoofts Emblemata amatoria.
-
eind34
- Resp. afgebeeld in Italian artists of the sixteenth
century. School of Fontainebleau. The Illustrated Bartsch, 33 (Formerly vol. 16, part 2). Ed. H. Zerner. New York 1979, 388, nr. 63 en 345, nr. 70; en Cranach: Katalog der alten Metster der Hamburger Kunsthalle. Hamburg 1956, 44, nr. 299.
-
eind35
- Ed. Padua 1618, 364, nr. cciii. Plutarchus haalt dit voorschrift van Solon drie keer aan. Hij stelt echter nadrukkelijk dat de bruid voordat ze de echtelijke slaapkamer betreedt de vrucht moet opeten: Moralia (‘Coniugalia praecepta’), 138 d; Moralia (‘Quaestiones Romanea’), 279 f en Vitae (‘Solon’), xx, 3.
-
eind36
- Ed. Amsterdam 1672, 91.
-
eind37
- Ed. 's-Gravenhage 1632, 62 (adw 1712, i, 508). Het Italiaanse motto werd later vertaald met ‘Peeren en vrouwen die niet en kraken, die plagten alderbest te smaken’. Vgl. Luijten 1988, 332-333 met overeenkomstige citaten uit het werk van Jan Harmensz Krul en Jan de Brune, en De Jongh 1974 met betrekking tot de symboliek van de druif. Zie ook: J.B. Bedaux, ‘Fruit and fertility. Fruit symbolism in Netherlandish portraiture of the sixteenth and seventeenth centuries.’ In: Simiolus 17 (1987), 150-168 (later opgenomen in: The reality of symbols. Studies in the iconology of Netherlandish art 1400-1800. 's-Gravenhage 1990, 71-108). De oranjeappel geldt eveneens als symbool van kuisheid en liefde: Portretten van echt en trouw 1986, 192, noot 3. Zie ook Franits 1987, 80 (noot 50) met een verwijzing naar J.B. Houwaert.
|