Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De emblemen I-LII | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I Men verlangt, wat men heeft verloren.PrentEen man en vrouw staan op een vismarkt voor een blok waarop een doorgehakte aal ligt; de vrouw kijkt naar de man en wijst op het blok. Een wolkenhand houdt boven de in tweeën gehakte vis een hakmes vast. Op de achtergrond staan twee blokken in een overdekte ruimte.Ga naar eind1 Achter het paar zit een hond. In de vier hoeken van de prent buiten de hoofdvoorstelling bevinden zich medaillons. Linksboven de geboorte van Eva uit Adams rib in de tuin van Eden. Adam ligt te slapen en Eva verheft zich met samengevouwen handen uit zijn zij en richt zich tot een hemelse stralenkrans, waarin in Hebreeuwse letters Jahweh staat. Enkele dieren omringen hen. In het medaillon rechtsboven hetzelfde paar, wandelend in het paradijs. Ook hier worden zij vergezeld door een aantal dieren.Ga naar eind2 Op de inzet linksonder loopt een oude man met lange baard en hoed samen met een jong meisje. De grijsaard houdt de hand van het meisje vast en richt zich tot haar. Vanuit de achtergrond wijst een door zijn knieën gezakt jongetje op dit stel. Het vierde medaillon toont een man die, met zijn armen opgeheven, neerknielt. Zijn hoed ligt voor hem op de grond en uit de lucht komen drie bliksemschichten.
Onder, in de binnenste ring: a · v · venne · in · swelinck fecit.
Afmeting: 13,4 × 13,6 cm.
Afmeting medaillons, de buitenste rand: ø 2,6 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.4.a
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.4.b
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.A.4.c
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.B.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijdzaamheid is een edele manier om te overwinnen, wie lijdt, overwint; wie wil overwinnen, moet leren te lijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.C.6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CommentaarCats gaat in dit embleem in op het gedrag van een aal wanneer men die doormidden hakt. Drie zaken valt de beschouwer op: de twee delen van de vis trekken altijd naar elkaar toe, de aal blijft uitbundig spartelen en, hoewel gepijnigd, trotseert hij zijn kwelling. Deze observaties vormen het uitgangspunt voor een aantal overwegingen. Typisch is dat via de medaillons de drie toepassingen nog eens worden gevisualiseerd. Eigenlijk zijn het uitgebeelde pointes van de verschillende uitleggingen die als reeks nauw aansluiten bij de tekst.Ga naar eind25 De eerste twee tonen hoe God Eva uit Adam heeft geschapen en zo man en vrouw voor elkaar heeft bestemd. Het derde medaillon met de bejaarde man en diens dwaze verliefdheid verbeeldt de zinsnede dat ‘het in de arm nemen’ zijn tijd kent en in de laatste inzet zijgt de man, overeenkomstig het derde onderschrift, letterlijk (blootshoofds) neer in het stof. De bliksem is hier een vorm van het hemelse, louterende, vuur.Ga naar eind26 Het advies aan de lezer om een korte tijd stil te staan bij wat is voorgesteld, wordt binnen de prent versterkt door de twee wijzende figuren, de vrouw en het ventje. De jongen wijst de oude man - die in de uitleg samenvalt met de kronkelende aal - spottend na. Het lijkt alsof hij een genoegen beleeft, maar in werkelijkheid toont hij zijn laatste stuiptrekkingen. Een dergelijke uitbeelding en afkeuring van de ongelijke liefde was een geliefd thema zowel in de literatuur als in de beeldende kunst.Ga naar eind27 Centraal in de embleemprent staat de vrouw die door middel van de aal op de goddelijke oorsprong van de liefde tussen man en vrouw wijst. Man en vrouw vormen samen één geheel, in Genesis 2:24 aldus verwoord: ‘en zij zullen tot één vlees zijn.’Ga naar eind28 De deiktische rol die het zeventiende-eeuwse paar vervult, heeft tot gevolg dat de les die wordt verbonden aan de voorstelling, niet alleen op hen, maar ook op hun gelijken van toepassing is. Dat Cats meteen al aan het begin van zijn bundel eigentijdse mannen en vrouwen als zogenaamde ‘Hinweiser’ of handelende personen laat functioneren, is opvallend. Het in menig opzicht verwante tweede embleem heeft in zijn nieuwe gedaante ook zeker als versterking gediend: de toevoeging van het paar voor de haard (in de editie-1618 bepaalde enkel de fakkel zelf de pictura (zie afb. 2.3)), met wederom een wijzende vrouw, zal ook hier de betrokkenheid van de lezer hebben vergroot. Ondanks (of dankzij) de aanwezigheid van de dood ligt in de uitleg de nadruk op drie belangrijke aspecten van de wellevenskunst, namelijk de levenbrengende liefde voor alle gehuwden, de amoureuze terughoudendheid in de ouderdom en de godvruchtige lijdzaamheid bij tegenspoed.Ga naar eind29 Het beeld van de aal wordt in de eerste twee toepassingen als analogie gegeven bij de beschrijving van het menselijk handelen (retorisch gezien een locus a simili); in de derde uitleg vormt het een tegenstelling (een argumentum a contrario). Het ontwerp dat Adriaen van de Venne maakte voor de nieuwe editie die in 1629 verscheen, is bewaard gebleven. De doorgekapte aal is nu meer op de voorgrond geplaatst, terwijl het paartje, dat erbij is gaan zitten, vanaf wat grotere afstand de handeling in beschouwing neemt (afb. 1.1).Ga naar eind30 Dit openingsembleem wordt in de literatuur wel aangemerkt als inleidend, maar een reden voor juist dit embleem wordt niet geopperd.Ga naar eind31 Van belang is dat Cats in dit eerste embleem de nadruk legt op de oorsprong van de liefde en het leven, en de verklaring waarom de mens altijd op zoek blijft naar zijn wederhelft voert hij terug op het eerste bijbelboek. Zo begint hij aan het begin van zijn bundel met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
datgene waarmee de geschiedenis van de mensheid ook begonnen is. Elders verwoordt hij deze almacht van de liefde als volgt: De liefde bint het volck, de liefde voeght de zielen,
Die sonder dat verbant in duysent stukken vielen.Ga naar eind32
Dat ouderen verliefd raken is dwaasheid en in strijd met de natuur. Met de dood in het vooruitzicht zal die verliefdheid dan ook van korte duur zijn. Cats besluit zijn interpretatie door te wijzen op de waarde van de ootmoed. Het beeld van de kronkelende aal is in die zin treffend dat het kan verwijzen naar de zoekende jongeling, de lachwekkende oudere en de nederige gelovige. De verschillende lezersgroepen voor wie het boek bedoeld was, zijn met dit embleem meteen ook onderscheiden. Ten slotte is het niet uitgesloten dat Cats met dit toegevoegde openingsembleem eveneens het belang van de samenhang van de bundel als geheel heeft willen onderstrepen. Een van de redenen waarom hij in 1627 een nieuwe uitgave maakte, was immers zijn behoefte de structuur te herzien.Ga naar eind33 Hij wilde in plaats van de drie afzonderlijke delen één deel, om zo de scheiding tussen de afdelingen op te heffen. In de ‘Aenspraecke tot den leser’, opgenomen in deze uitgave, spreekt Cats van veranderingen ‘[...] so wel ten aensiene vande gedichten, als vande gestalte [= structuur] selfs’ (r. 2-3). Hij stelt er prijs op wanneer de lezer de door hem gewijzigde volgorde respecteert en hoopt dat die het werk als geheel beschouwt: ‘[...] ende sich niet te laten verveelen onse driederley veranderinge op haer ordre [= volgorde] na te lesen’ (r. 42-43). Hierdoor kon het bijzondere karakter van het werk, waarin verschillende delen op elkaar betrokken worden - de eenheid in verscheidenheid - door de toevoeging van het eerste embleem sterker naar voren worden gebracht. Bovendien hebben het begin en het eind nu nadrukkelijker betrekking op elkaar: de combinatie van liefde en dood aan het begin onderstreepte de cyclische structuur van de gehele bundel. In het laatste embleem over de vlinder die zich heeft ontpopt, gaat het namelijk om de opstanding na de dood. De bundel sluit zo tevens aan bij een structuur die in diverse emblematische werken inmiddels gebruikelijk was. Als visuele voorloper dient zich een prent aan in de verzameling Thesaurus philo-politicus van Daniel Meisner, een bundel die twee jaar voor Proteus verscheen. Op de achtergrond is de stad Winterthur voorgesteld, op de voorgrond - naast een personificatie van de Hoop - een wolkenhand die, zo blijkt uit een verklarende toelichting elders in het boek, een slang doormidden heeft gekapt (afb. 1.2). Erboven staat ‘Dum spiro spero’, en het onderschrift wijst erop dat lijdzaamheid en hoop overwinnen: Weil man nur kann ein athem fassn,
Soll man sich auff Gotts hilff verlassn.
In der Hoffnung Ich uberwind,
Wenn man im Glaubn mich gduldig fin.
Ook Cats' godsdienstige toepassing vertoont overeenkomst met deze uitleg van het emblematisch stadsgezicht van Meisner en het is daarom niet uitgesloten dat hij, of Van de Venne, deze voorganger onder ogen heeft gehad.Ga naar eind34 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|