Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 131]
| |
6 Ad lectorem, de fine huius opusculi. praefatio.Voorrede tot de lezer, over het doel van dit werkje.Ga naar eind361Als u in spel niet enkel speelse zaken en van het kindGa naar eind37 dat ik u voorstel niet al te 2kinderachtige dingen verwacht, maar de bedoeling hebt hier iets te vinden wat men 3zelden op één en dezelfde plaats gezocht heeft, beste lezer, blijf dan even staan in 4deze ingang. Want voordat u verder gaat, wil ik u van te voren in een paar woor-5den iets vertellen over de titel van dit boekje en over de reden van mijn onderne-6ming. Redelijke lieden vinden het redelijk dat ieder zelf uitlegt wat hij gezegd of 7geschreven heeft. De Grieken eerst en daarna de Romeinen die de Grieken hebben 8nagevolgd, hebben dit soort geschrift emblemata genoemd. Uit het idee om het nu 9zelf aan anderen over te laten de oorsprong van dit woord na te speuren en een 10angstvallig onderzoek naar de benaming achterwege te laten en ze op basis van de 11praktijk te beschrijven, verklaar ik dat emblemata, met kennis van zaken uitgege-12ven, stomme beelden zijn die toch spreken; dat ze lichtvoetig schijnen, maar toch 13gewicht hebben; dat ze lachwekkend lijken, hoewel ze niet zonder wijsheid zijn; en 14tenslotte dat hierin meestal iets meer gelezen wordt, dan er geschreven is; meer 15gedacht, dan gelezen. 16Maar misschien zal iemand zich erover verwonderen, ja er zelfs buitengewoon 17boos over worden, dat ik bepaalde dwaasheden van die glibberige leeftijd niet 18alleen aan de degelijke zedenleer, maar ook aan godsdienstige overdenkingen 19verbonden heb, en zover uiteenlopende en op het eerste gezicht tegengestelde 20zaken om zo te zeggen in één bundeltje heb verzameld. Laat het mij vergund zijn, 21waarde lezer, om aan deze tegenwerping tegemoet te komen en enkele zaken met 22u te bespreken over mijn plan in deze zaak en over het doel van dit werkje. 23Ten eerste beken ik ruiterlijk dat het eerste deel van deze emblemen aan de 24stormachtige branding van mijn jeugd ontsprongen is. Deze had immers, toen zij 25door de bij die leeftijd behorende hartstochtelijkheid spoedig tot de dichterlijke 26sirenen en hun verleidingen meegesleept werd,Ga naar eind38 zo nu en dan enkele liefdesemble-27men, dat wil zeggen jeugdige onbezonnenheden op papier gezet. Andere bezighe-28den die zich voordeden hebben me destijds gedwongen deze, evenals andere van 29dat soort letteroefeningen, terzijde te leggen. Toen deze dingen mij onlangs bij het 30ontrollen van enkele oude papieren weer in handen gekomen waren (en dit juist 31toen ik reeds door de buitengewone weldadigheid van de hoogste en verhevenste 32God begonnen was enigszins verlost te raken van de last van mijn vroegere leven), 33vond ik bij het herlezen daarvan, dat ik mijzelf daar heel beeldend afgeschilderd 34zag: hoe ik was geweest, dat wil zeggen een onervaren jongeling door jeugdige 35passies ellendig heen en weer geslingerd. Niettemin merkte ik intussen dat vurige 36sprankeltjes van die bekoorlijke letterkunde in mij als het ware opgerakeld werden 37en zoals de dichter ... ‘herkende ik de sporen van de oude vlam.’Ga naar eind39 38Toen ik door deze zoete verleiding van de vroegere passie de controle over 39mezelf enigszins had verloren, begon ik het plan op te vatten om, tot oefening en 40onderricht van mijn geest, die jeugdige en op de liefde betrekking hebbende emble-41mata in een dichterlijk spel naar omstandigheden te veranderen en over te brengen 42in mannelijker overdenkingen op het gebied van de moraal en op het gebied van 43de godsdienst die horen bij de volwassen leeftijd. Ik dacht immers dat ik door op 44die manier te spelen een niet onbetrouwbaar beeld van het menselijk leven aan mij-45zelf en aan anderen zou geven, vooral als ik de mens in een drievoudig boekje, op 46een drievoudige manier voor ogen zou stellen, namelijk als een natuurlijk, een 47sociaal en een christelijk wezen. Ik maakte me dus op voor het werk en geef in het 48eerste boekje mijn jeugd weer, beste lezer, dat wil zeggen een eerlijk beeld van die | |
[pagina 132]
| |
49natuurlijke mens, gericht op zijn voortplanting (wie ontkent dat dit eigen is aan de 50natuur?) en zo met zijn eigen kleuren geschilderd. Want waarom zou ik ontkennen 51dat ik zo geweest ben? Laat hij maar bang zijn zijn ondeugden te erkennen, die ook 52nu nog daarin verkeert. ‘Om een droom te vertellen’, zegt hij, ‘moet je wakker zijn.’Ga naar eind40 53In het tweede boek geef ik een beeld van een burger, dat wil zeggen een sociaal 54wezen dat in onderling gezelschap van mensen leeft. Een christelijk man, dat wil 55zeggen van het ware geloof doortrokken, schets ik tenslotte in het derde boekje. 56En dit in alle gevallen onder handhaving van dezelfde prenten. Om andere redenen, 57maar ook hierom, namelijk om mijzelf en anderen ervan te overtuigen dat de mens 58(ook al behoudt hij de uiterlijke vorm van zijn lichaam) de innerlijke gaven van de 59geest moet veranderen, en om te laten zien hoe wij van die onstuimige en woelige 60jeugd tot de bedaarde standvastigheid van de volwassen leeftijd en vandaar met een 61prijzenswaardige verandering naar de ernstige ouderdom over moeten gaan die de 62andere leeftijden tot voorbeeld zal strekken; en hoe wij telkens weer naar het betere 63en het hogere moeten streven, zolang totdat die standvastige en oprechte ernst 64dezelfde plaats in onze geest heeft ingenomen als de ijdele lichtzinnigheid en ijdel-65heid van het jeugdige karakter daar vroeger heeft ingenomen, zoals het geweten (na 66het maken van een vergelijking tussen het vroegere en het huidige leven) ieder zal 67vertellen. Zo moet uiteindelijk de leefwijze van ieder van ons niet langer aan ver-68dorven menselijke hartstochten, maar geheel aan de goddelijke wil worden 69gewijd.Ga naar eind41 70Daar echter een niet gering gedeelte van onze jeugd al zover afgegleden is dat 71zelfs een fatsoenlijke en stichtelijke titel van een boek haar, wanneer zij wil lezen, 72datzelfde boek gewoonlijk al uit de handen doet vallen, en haar, als een door een 73vooroordeel bezwaarde lezer, zozeer van verdere lezing afschrikt (want naar het 74schijnt kunnen de jeugdige oortjes van de meesten niets anders verdragen dan half-75zachte versjes van losbandige dichters), leek het mij goed op grond hiervan de titel 76en het uiterlijk van het boekje te gebruiken om hen te strikken. Daarom heb ik 77ervoor gezorgd dat op de titelpagina en enkele prenten een afbeelding van Cupido, 78zoals die bij dichters voorkomt, en andere dwaasheden van de liefde werden afge-79drukt, zodat een genotzuchtig iemand die hier toevallig op stuit, niet vermoedt dat 80hier iets anders dan paradijselijkheden en louter heerlijkheden van Venus en Ado-81nisGa naar eind42 in schuilen, en op die manier elke nietsnut tot verdere lezing van het werk, 82als tot voedsel dat bij zijn smaak past, kan worden uitgenodigd. Ik pleeg dus 83bedrog, beste lezer, maar naar ik hoop voor iedereen onschadelijk. Want ook lieve 84voedsters hebben vaak de gewoonte hun pleegkinderen op ongeveer deze manier 85tot hun voordeel te bedriegen, doordat zij namelijk het sap van een bitter medicijn 86stiekem in dingen doen die kinderen lekker vinden, toedienen en, zoals hij zegt:
eerst nog de rand van de beker rondom bestrijken
met vloeibare honing, heerlijk en goudgeel.Ga naar eind43
89Zo heeft ook een chirurg zijn lancet, verborgen in een spons (terwijl hij doet alsof 90hij de wond zachter maakt en reinigt), met succes in de borst van een prinses 91gedrukt, zo vertelt de overlevering.Ga naar eind44 Wie zou niet toegeven dat dit soort bedrog 92niet alleen geoorloofd, maar zelfs ook goed is? 93Anderzijds, terwijl ik er volledig op gericht was dat ik de jongelieden met een 94aantrekkelijke vormgeving, dat wil zeggen, met een lieflijk en de jeugdige ogen | |
[pagina 133]
| |
95aansprekend titelblad zou aanlokken, was ik bang dat ik de ernstige en streng fron-96sende mannen, doordat er een zo belachelijk en nutteloos schouwspel al op de 97drempel zelf getoond werd, van dit werk zou weren en dat ik op die manier door 98het een te vermijden juist op het andere zou stoten. Het scheen me de moeite waard 99aan dat bezwaar met een verzwegen, niet voor iedereen evenzeer duidelijke remedie 100het hoofd te bieden. Daarom heb ik dit boek de duistere, niet voor iedereen door-101zichtige, titel Silenus Alcibiadis gegeven. Maar wat dat en het hele werkje daarna 102betekenen, heb ik voor de niet al te ongeletterde lezer door twee emblemen aan de 103titelprent toe te voegen voldoende aangegeven.Ga naar eind45 Waarom is het nodig deze dingen 104tot in detail uit te leggen? Dit is mijn wens: dat dit werkje hoewel iemand het 105gemakkelijk kan veroordelen, omdat het aan de oppervlakte (zoals dat heet) 106belachelijk is en niets dan jeugdige onzin bevat, toch heel anders is voor iemand die 107het niet alleen maar oppervlakkig beziet;Ga naar eind46 de welwillende lezer zal merken dat, 108hoewel het eerste boekje dat mijn jeugdig enthousiasme heeft voortgebracht slechts 109liefdeszaken behandelt, toch veel dingen daarin niet op een liefdesmanier, dat wil 110zeggen dwaas en smakeloos behandeld worden, maar dat er bijna overal het zout 111van de zedenleer over gestrooid is, vooral echter als hij er geen bezwaar tegen heeft 112vaak die bloempjes van geleerden, die we ter opluistering en ter uitleg hebben 113toegevoegd, te raadplegen.Ga naar eind47 114U zult elders, dat beken ik ook, geestigheden vinden, maar zoals het onmogelijk 115is zonder kleuren te schilderen, zo is het ook onmogelijk de gewoontes van de 116jeugd te beschrijven, of de natuurlijke mens weer te geven, zonder die scherts. We 117zouden door anders te doen niet doen wat we doen. Zij zullen de verslapte geesten 118uit hun matheid halen, naar ik hoop, de weg plaveien naar het betere en de geest 119van de jeugd geleidelijk aan daarheen voeren, waar hij uit zichzelf niet heen had 120durven klimmen. De ervaring zelf maakt duidelijk dat mensen, zoals meestal wan-121neer moeilijke, ernstige, ja zelfs gewijde zaken behandeld worden, geestelijk ver-122slappen en in slaap vallen, maar bij genoeglijke zaken, jeugdige mallepraat, onzin 123en kluchten wakker blijven, hun slapheid afwerpen, hun oren spitsen en hun geest 124oprichten. 125Hij heeft dit gezien, die alles ziet, de eniggeboren zoon van God, Christus de 126Verlosser, dit ontging de heilige mannen niet, en het ontsnapte ook niet aan de aan-127dacht van de geleerden. Zij allen hebben de gewoonte telkens wanneer ze tot het 128volk moeten spreken en telkens wanneer ze de aandacht van de toehoorders moeten 129trekken of hen er weer bij moeten halen, hun eigen voorbeelden doorgaans met 130luchtige en volkse zaken af te wisselen, hun kunst met kunst verbergend.Ga naar eind48 We zien 131toch vaak in het Evangelie dat Christus weliswaar met kinderspel, een mosterd-132zaadje en dergelijke dingen begint, maar tenslotte met een ernstig en goddelijk slot 133eindigt? Wie weet niet dat Paulus en andere heilige mannen herhaaldelijk iets 134dergelijks hebben gedaan en ter wille van hun toehoorders versregels van heidense 135dichters in de hoogheilige mysteriën van het goddelijk woord hebben gevoegd?Ga naar eind49 136Van de voorbeelden van geleerden noem ik de snedige uitspraak van Demosthe-137nes.Ga naar eind50 Toen in Athene de toehoorders, te weinig oplettend, hem overschreeuwden 138terwijl hij iemand voor een halsmisdrijf verdedigde, zei hij: ‘Luister nu eens even 139goed: ik zal een ongekende zaak, die aangenaam is om te horen, naar voren bren-140gen.’ Toen op deze woorden terstond een diepe stilte en de hoogste oplettendheid 141van de toehoorders was ontstaan, zei hij: ‘Een jongeman had een ezel gehuurd om | |
[pagina 134]
| |
142enkele bezittingen van hem van Athene naar Megara te vervoeren. Toen hij onder-143weg echter door de hevige hitte van de zon gekweld werd en er nergens enige scha-144duw was, ging hij tenslotte, terwijl hij het beest tussen hem en de zonnestralen 145zette, onder de ezel zitten om de warmte te ontvluchten; toen schold de ezeldrijver, 146verzette zich tegen de daad, dreef het beest weg en zei dat de ezel was gehuurd om 147een reis, niet om voor schaduw te zorgen. Daartegenover zei de ander weer dat hij 148het recht had de ezel te gebruiken en er, als hij dat wenste, het voordeel van te heb-149ben gedurende de gehele huurtijd.Ga naar eind51 Om kort te gaan: de zaak begon met woorden 150en liep uit op slaanGa naar eind52 en werd uiteindelijk voor het gerecht gebracht.’ Nadat hij dit 151gezegd had - allen wachtten met de grootste aandacht de afloop van de zaak af - 152maakte hij zich op, zo leek het tenminste, om weg te gaan. Toen de Atheners zich 153daartegen verzetten en van hem eisten dat hij de rest van het verhaal zou vertellen, 154zei hij: ‘Gaat jullie een verhaal over de schaduw van een ezel zo ter harte, maar lijkt 155het jullie niet de moeite waard naar serieuze dingen te luisteren?’ 156Ik zal nu besluiten, niet dan nadat ik eerst hetzelfde of iets dergelijks in het oor 157gefluisterd heb bij hen die, zodra ze met een opgewekt oog en een rimpelloos voor-158hoofd het eerste deel van dit werkje hebben gelezen, in de volgende delen als bijen 159die hun angel verloren hebben, zullen beginnen te verslappen. U lezer, als u mijn 160woorden ter harte neemt, en uzelf liefhebt, zorg er dan voor dat u deze regel in uw 161geest ingeprent houdt: Men mag de staart niet van de kop scheiden, c. Maiores de 162Baptis.Ga naar eind53 Vaarwel. |
|