Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermdIntroductie tot de ‘inhout vande privilegie’.Niet alle uitgaven van de Sinne- en minnebeelden bevatten een privilege en de drukgeschiedenis van de bundel maakt duidelijk dat vele van de goedkope edities, meestal zonder naam van een drukker, jaar of plaats van uitgave, illegaal op de markt werden gebracht. Al in Proteus uit 1629 wordt een uitvoerige waarschuwing opgenomen tegen de roofdrukken die van Cats' werken in omloop waren gebracht; Van de Venne en Ockerss. schrijven: ‘[...] mede de Emblemata ende Sinnebeelden zijn verscheyden mael slecht en kladdich uyt-gekomen’.Ga naar eind3 Het eerste privilege voor de bundel werd opgenomen in de uitgave Silenus Alcibiadis sive Proteus [...]. Amsterodami, ex officina typographica Guiljelmi Ianssonij. Anno 1619. Dit privilege, voor zes jaar aan de Middelburgse drukker Ian [= Hans] van der Hellen toegekend, was gedateerd 17 april 1618 en luidde als volgt:
De Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, hebben gheconsenteert ende gheoctroyeert, consenteeren ende Octroyeren midts desen Ian van der Hellen Boeckdrucker der Stadt Middelburch, dat hy voorden tijdt van ses Iaren naestcomende alleene inde Vereenichde Nederlanden sal moghen drucken ofte doen drucken ende uytgeven seker Boeck gheintituleert Silenus Alcibiadis, sive Proteus humanae vitae Imaginem, Emblemate Trifariam variato oculis subiiciens, behelsende Officium Puellarum in Amoribus. Ghestelt in Ghedichten van drie talen, te weten: Nederlandts, Latijn ende François. Verbiedende alle ende een yeghelijck deser Landen Ou[= n]dersaten binnen den voort[= s]z tijt van ses Iaren, 't voorsz boeck (in 't geheele oft ten deele in 't groote ofte kleyne, ofte in eenighe Spraecke, hoedanich die zijn) nae te drucken ende te verkoopen, ofte elders naeghedruckt inde Vereenichde Provintien te brenghen, om te verkoopen, sonder consent vanden voorsz Ian van der Hellen, Opte verbeurte van de naeghedruckte Exemplaren, ende alsulcke somme van penninghen, als blijct by de brieven van Octroy daer van verleent. In 's Gravenhaghe den 17 April, 1618. Onderteeckent C. Aerssens.
Op 21 augustus 1619, zo blijkt dan uit de toevoeging, droeg Van der Hellen het privilege over aan Willem Jansz [Blaeu]:Ga naar eind4 | ||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||
Ick ondergheschreven hebbe ghetransporteert, ghelijck ick transportere by desen aen Willem Iansz Boeckdrn[= u]cker tot Amsterdam, alle het recht dat my competeert uyt het Privilegie by de Groot Mogende Heeren Staten aen my verleent, hier boven gementioneert. Actum tot Middelburgh den 21 Augusti 1619. Hans van der Hellen Boeckdrucker
Dezelfde bepalingen, met verbetering van eerdere drukfouten, werden tevens afgedrukt voorin de uitgave: Silenus Alcibiadis sive Proteus [...]. Editio altera ac auctior. Amsterodami, ex officina typographica Guiljelmi lanssonij. Anno 1620 én, met enkele veranderingen in spelling en interpunctie, voorin Silenus Alcibiadis sive Proteus [...]. t'Amsterdam, by Willem Iansz Blaeuw, inde vergulde sonnewyser. Anno 1622. De volgende gedocumenteerde stap in het toekennen van de privileges is die aan Jan en Adriaen Pietersz van de Venne, opgenomen voorin Proteus [...]. Rotterdam 1627, en gedateerd 22 maart 1625. Dit octrooi wordt gevolgd door de overdracht aan Pieter van Waesberge op 26 juli 1626. Jan Pietersz van de Venne was inmiddels overleden, vandaar dat deze overdracht werd ondertekend door Adriaen van de Venne en Jans weduwe, Catharina de Gheyn (zie de annotatie bij r. 33). Daarop verscheen in 1629 ‘Proteus [...]. In 's Graven-hage, gedruckt ende te koop by Adriaen vander Venne, ende Ioost Ockerss. woonende op den fluweele burchwal. Met privilegie voor 15. iaren.’ In deze uitgave werd een ‘Inhoudt van de tweede nieuwe Privilegie’ afgedrukt. Het was de tekst van 22 maart 1625 met de namen van Adriaen van de Venne en Joost Ockerss. (de laatste verving dus die van Jan Pietersz van de Venne), waarop de beschrijving volgde van de eigenlijke overdracht van Pieter van Waesberge die is gedateerd 24 november 1628. Volgens Van Eeghen is hier sprake geweest van een tijdelijke uitlening van het privilege aan Van Waesberge. Andere uitgaven van de Sinne- en minnebeelden, die tijdens Cats' leven verschenen, maken geen van alle melding van een privilege.Ga naar eind5 Het officiële octrooi voor de uitgave van 1627, vermeld in het actenboek Resolutiën van de Staten-Generaal van (zaterdag) 22 maart 1625, heeft enkele spellingsvarianten en is wat uitgebreider dan dat in het boek. De werkelijke toekenning met daaraan het zegel werd of naar Cats, of naar Van de Venne gestuurd. Gegevens over het octrooi kwamen terecht in het griffiersexemplaar, dat aan de basis lag van het origineel. Deze zogeheten minuut bevat in de marge eigenhandige aanvullingen van Cats (zie afb. 11).Ga naar eind6 Na de vermelding in het griffiersexemplaar werd het octrooi opgenomen in het resolutie-exemplaar, en weer later in het actenboek. Uit dit laatste wordt hier geciteerd. Erboven staat:
Octroij voor Jan ende Adriaen Pietersz vande Venne op het houwelick vanden heer Jacob Cats & op sijne andere uijtgegeven & noch uijt te geven boecken.
Vergeleken met de tekst in Proteus is de afwijking het grootst halverwege dit document:
[...] sullen mogen doen drucken ende uijtgeven seecker groot ende nieuw Poëtisch werck, genaemt het houwelick vanden heer Jacob Cats, bestaende in ses verscheiden boecken, te weeten | ||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||
desselffs andere wercken soo [[in marge:] wel de geene die] alreede uijtgegeven sijn, te weeten desselffs Emblemata, Self-strijt, ende Toneel der mannelicke achtbaerheit, als de geene die noch in het licht sullen werden gebracht.
Het gedeelte dat hier (door mij) is gecursiveerd, had Cats zelf toegevoegd in de minuut.Ga naar eind7 |
|