Wanneer een muer tot vallen staet, en soeckt aen hem geen toeverlaet.
In caducum parietem ne inclina.
Het beeldt soude konnen wesen een reysende man met een meersche ofte ander pack, willende steunen op een bou-valligen muer, en daer van over-stort sijnde, klaeght als volght:
Och, wat een swaer geval is my daer over-komen!
Het lijf is my gequetst, mijn gansche kracht benomen:
En sooder iemant vraeght, wat my ontbreecken magh,
En hoe ick soo in haest ter aerden neder lagh,
Die hoore raijn bescheyt: Ick quam met rassche schreden,
Ick quam met dese meersch een verre wegh getreden;
Dies was ick wonder mat en uytter-maten heet,
Bestoven over-al, en niet als enckel sweet.
Ick sloegh mijn oogen om door al de naeste kusten,
Ick socht een goede plaets om daer te mogen rusten;
Ten lesten quam ick hier, en vondt een out gebou,
Daer leund' ick tegen aen, op dat ick rusten sou.
Maer als ick nederseegh, en meynd'er op te steunen,
Siet, doen begon de muer van stonden aen te dreunen,
Te storten over-hoop; daer viel de losse steen
My boven op het hooft, en onder op het been.
Wel, vrienden, hoort een woort: heeft iemant moede leden,
Die kiese geenen troost, als op gesette reden;
Want, nae dat ick 't gevoel, en is'er niet soo quaet
Dan alsmen sich te licht op eenigh dingh verlaet.
Al wie oyt steunsel soeckt aen krom-gebogen mueren,
Die moet'et voor gewis met herten-leet besueren;
Want die een riet-stock noemt den gront van synen stant
Die breeckt het teer gewas, en quetst sijn eygen hant.
Voor een autaer, als hy breeckt,
Niemant oyt een keers ontsteeckt.
Noyt bie en koos Een dorre roos.
Op solders sonder koren en komen geen kalanders.
Twee naeckten en konnen malkanderen niet kleeden.
--- Fatis accede Deisque,
Et cole felices, miseros fuge. - Lucan. 8. v 485.
Socios legi suadcam qui potentiâ valeant, & in proximo habitent.
Cùm coepit quassata domus subsidere, partes
In proclinatas omne recumbit onus;
Cunctaque fortuna rimam faciente dehiscunt.
Ipsa suo quaedam pondere tracta ruunt.
Pourtant ceste iniquité-cy vous fera comme une crevasse d'une muraille qui s'en va tomber, laquelle fait ventre jusqu' au plus haut de la muraille, de laquelle le debris vient soudain, & en un moment.