Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 845] [p. 845] 't Is een stoute kraey die een levendigh beest in 't lijf pickt. De koeye spreeckt: Wat komt de snoode kraey my quellen tegens reden? My sitten op het lijf, my pieken in de leden? Voorwaer het is te vroegh; want oock een felle gier En soeckt sijn voetsel niet ontrent een levend' dier; Hoe graegh een arent is, hy sal hem noyt bemoeyen Te vliegen om sijn aes, als by de doode koeyen. Van hier dan slim gebroet, en bijt dit lichaem niet, Tot ghy eens op het velt mijn doode leden siet. Wel, leser, soo ghy sijt een van de jonge geesten Die soeckt het recht bescheyt van dese stomme beesten, Soo neemt tot uw bericht, indien ghy leersaem zijt, Dat hier wort afgebeelt een schant-vleck onser tijt. Daer sijnder in het lant die willen komen erven Eer dat'er reden is, en eer de lieden sterven; Daer sijnder in het lant die wenschen iemants staet, Al sit hy noch gesont te midden in den raet; Daer sijn oock kinders selfs, die op haer ouders dagen Gaen loeren voor den tijt, en wouden rouwe dragen, Ten minste swart gewaet: want, schoon haer vader sterf, Sy treurden niet een uyr, maer keven om het erf. Siet, wat een gragen eeuw wy hedendaeghs beleven: Veel worden met een wensch als in het graf gedreven! Siet wat een vreemde slagh, en wat een slimmen gangh: Al is het leven kort, wy leven al te langh! [pagina 846] [p. 846] Nederl. Wilje mijn ers, Wacht tot ick sterf. Lat. Imminet exitio vir conjugis, illa mariti: Lurida terribiles miscent aconita novercae: Si vultur es, cadaver exspecta. Vide Erasinum. Filius ante diem patrios inquirit in annos. Ovid. Met. 1. De tali senectute vide querentem Ciceronem in libro de Senectute. Vorige Volgende