Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 723] [p. 723] Die een schoone kat heest, en dient geen bontwercker in huys te brengen. Een man had in sijn huys een hoop van jonge maeghden, Die menigh jongh-gesel ten hooghsten wel behaeghden; Dies quam de steetsche jeught daer meest den ganschen dagh, En nam haer soet vermaeck, gelijck de jonckheyt plagh. Van allen was'er een, die in de vreemde landen Een leven hadt geleyt als buyten alle banden; Geen meyt en woont'er by die niet een fellen strijt, Die niet een harden storm op haren maeghdom lijt: Hem was oock even doen een bastaert-kint geboren, En, na den rechten eysch, ten vollen op-gesworen; Hier sprack hy dickmael van oock met een vollen mont, Als of dit slim bejach hem wel en eerlick stont. De vader let'er op en heeft hem waer-genomen, Als hy hem weder sagh ontrent sijn dochters komen, Hy beet hem in het oir: Versiet u, goede vrient, My dunckt, dat uw beleyt ons dochters niet en dient. De quant hier om gestoort, en wonder seer gebeten, Wou stracx, en eer hy gingh, hier van de reden weten, Hy seyt 'k en weet niet wat, en weyt geweldigh breet; De vader hart geperst, die gaf hem dit bescheet: Wie schoone katten heeft die moet geduerigh mercken Op gasten, af-gerecht om in het bont te wercken; Want die van 't ambacht is, en siet een aerdigh bont, 't Is vreemt, soo hy het laet als hy het eertijts vont. [pagina 724] [p. 724] Nederl. Siet ghy een vos ontrent uw slot, Gaet, sluyt dan vry uw hoender-kot. Wanneer een vos de passy preeckt, boeren! wacht uw gansen. Tot vleesch van wolven, tanden van doggen. Frans. Qui a affaire a gens de bien, Il n'a se soucier de rien: Mais si tu hantes le renard, Il le faut voir de toute part. Ital. Chi ha il lupo per compare, porte il can sotto il mantello. Chi è in diffetto E in sospetto. Lat. Cum vulpe vulpinari. Ital. Chi ha la volpe per commare, porte la rete à la cintola. Turcx. Hiley hile bosar, id est: Lat. Fraus fraudem destruit. Sic ars deluditur arte. Spaens. A carne de lobo Diente de perro. Hooghd. Wer seine singer zwischen angel und thür steckt, der klemmet fich gern. Wer sich zwischen stroh und sewr legt, der brent sich gern. Frans. On ne doit pas mettre le doit entre l'escorce et le bois. Lat. - Alterius quoque Perdet pudorem, quisquis amisit suum. Vorige Volgende