Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sinne-strijt, op seeckere voor-gevallen gelegentheyt. Stemme: O nuict, jalouse nuict! Hoe ben ick dus beroert? hoe word ick dus gedreven? Hoe woelt mijn droeve ziel in soo een staegh geschil? Nu wensch ick om de doot, dan om te mogen leven, Och, ick en kan mijn hert niet leggen soo ick wil! Al wat ick heden sie, dat doet mijn sinnen treuren, Al wat mijn oogh ontfanght, dat is mijns herten wensch, Wie sagh'er vreemder stuck zijn leven oyt gebeuren? Ick voele binnen my gelijck een dubbel mensch. Mijn geest vecht tegen een, mijn vijse sinnen strijden, Ick prijse dat ick sie, en 't is my groote lust; Maer siet, mijn eerste vreught die wort my bitter lijden, En ick ben wederom ten vollen ongerust. Waerom my dit gebeurt en heb ick niet te seggen, Ghy weet'et altemael, die hert en nieren kent: Ick wensch dit ydel vleesch ten lesten af te leggen, Ick voele, dat my God een ander wesen sent. [pagina 631] [p. 631] Nu gaet, mijn ziele, gaet en soeckt u vaster lusten, Nu gaet, mijn ziele, gaet en tracht naer beter vreught; Nu gaet, mijn ziele, gaet en laet uw sinnen rusten, Nu gaet, mijn ziele, gaet en viert, de ware deught. Nu gaet, mijn ziele, gaet en laet uw liefde branden Ten goede van de kerck, die God op aerden bouwt, Ten dienste van den staet en onse vrye landen, En leert, hoe dat de ziel met haren Schepper trouwt. Vorige Volgende