Ziel-opstijginghe.
Stemme: Object le plus dour.
O God, die zijt mijn wensch,
Hoort toch naer my, sondigh mensch,
Die tot u doet mijn klachten;
Heelt mijn bedroefde smert,
En schept in my een nieu hert,
En suyvert mijn gedachten.
Soo wil ick t'aller tijt,
Met vreught en stage vlijt,
In u, Heer! T'uwer eer Zijn verblijt.
Geeft my doch, dat ick magh,
Oock van desen eygen dagh,
Een recht berou gevoelen;
Oock en gedooght doch niet,
Dat ick in dit swaer verdriet
Sal eeuwigh blijven woelen.
Soo wil ick t'aller tijt,
Met vreught en staege vlijt,
In u, Heer! T'uwer eer Zijn verblijt.
Wascht mijn bedroeft gemoet
In des Heeren suyver bloet,
En laet mijn vorder leven
Niet zijn gelijck het plagh,
Soo wil ick t'aller tijt,
Met vreught en stage vlijt,
In u, Heer! T'uwer eer Zijn verblijt.
Dat ick weet het recht getal
Nu maer siend' op 't hoogste goet,
Geen werelt magh behagen.
Soo wil ick t'aller tijt,
Met vreught en stage vlijt,
In u, Heer! T'uwer eer Zijn verblijt.
(Ach, niet als een aerden klomp!)
Ten lesten sult ontbinden,
Laet my, in dien hooghsten noot,
Uw geest, den Trooster vinden!
Soo sal ick t'aller tijt,
Met vreught en stage vlijt,
In u, Heer! T'uwer eer Zijn verblijt.
|
|